kashba

Naar de VS en Biafra deel 4

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty & Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20- 6 23 55 64

lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Een nagelaten koffer: deel 4


Naar de VS en Biafra




In vol vertrouwen dat ze op ’n dag de oceaan zouden oversteken, opent Daddy een rekening bij een bank in Californië. Geen sinecure begin zestiger jaren, de Nederlandse Bank is lastig. Maar hij kent de weg, hij werkt per slot van rekening alweer jaren op het militaire belastingkantoor aan het Damrak.


Eind 1962 is het dan zo ver, het lukt Mams en Daddy om kerst en oudjaar door te brengen bij hun geëmigreerde kinderen – en kleinkinderen inmiddels –  in La Puente, California. Voor het eerst in vijf jaar is het gezin weer bij elkaar – zij het zonder Els.


Daarom gaat Mams er op 18 december eens goed voor zitten. Om om haar studerende, thuisgebleven jongste dochter een brief van vier kantjes te schrijven, fijntjes vol gepend in groene inkt. Want Els lijkt eerder geïnteresseerd in de rest van de wereld dan in de Verenigde Staten. En dat strookt niet met Mams' plannen.


De ouders vlogen naar de Oostkust en namen daar de trein naar de

Westkust. Dat lees je niet vaak.


‘Om 4 uur ’s middags vertrokken we uit New York. De eerste nacht tot voorbij Philadelphia, richting Pittsburg. In de ochtenduurtjes aangekomen in Springfield. Rond 6 uur ’s avonds in St. Louis. Tijdens de tweede nacht van St. Louis – rechtdoor richting Oklahoma en Amarillo. Derde nacht Albuquerque –


Flagstaff. Rond zes uur in de ochtend treden we het plaatsje Needles binnen.


We deden er precies drie nachten over om rond twaalf uur uur overdag in L.A. aan te komen. De reis was helemaal niet vermoeiend, ik wil er desnoods wel een week over doen. Want mooi dat het was, nooit eerder gezien. De woestijn was zo schitterend. 


Direct na aankomst bij Emmy een heerlijk bad genomen. Alle dakkie van de reis eraf gekerokt (afgeschrobd). Een uur later kwamen Roos en anaks (kinderen), gebracht door John’s neef. John zelf kwam later na het werk. De hele familie bleef eten. Iedereen zag er goed uit. Behalve Joyce, maar volgens de anderen is ze altijd zo geweest.’


Mams neemt een lange aanloop, ze is pas onderaan pagina 1. 

‘De eerste zaterdag geblandjad op de markt van L.A. Enorme grote afgedekte markt. Wat er daar te koop is, is onbeschrijflijk. Zo veel van alles. Zo goedkoop en zo zindelijk. 


Op deze markt is het een gekrioel van mensen maar alles is geordend. Zonder gebekvecht. Iedereen is beleefd. 


Van hieruit naar China Town. Verschillende Indische dingen te koop, o.a. bangkalung sawie met gele bloementjes. Deze tjina’s verdienen goed. De meeste Indische mensen komen hier hun eterijen halen.’

Eerste zondag een trip gemaakt naar Leglake Park, zo groot als half Nieuw-West. Emmy bracht eigen gebakken loempia’s mee. 


Tweede zaterdag naar Roos die voor de zoveelste keer is verhuisd. Glendora ligt ver van La Puente – of het lijkt erop doordat wij de weg niet precies wisten. Het was nog vrij rommelig bij hun thuis vanwege de verhuizing (maar misschien is dit normaal).'


Californië is vier pagina’s lang geweldig, goedkoop en gezellig. En dan volgen de laatste zinnen op de laatste pagina:


‘Nu Els, voel je er niets voor om hier een paar jaartjes te proberen? Geef je op bij de emigratiedienst in Rotterdam. Bevalt het je hier niet, dan kun je in Holland met jouw papieren altijd terecht. Hier zijn veel Hollandse verpleegsters. Als het aan ons ligt dan wonen we liever hier.’


Immers, nog twee jaar en Daddy gaat met pensioen. Maar Els zou in haar eentje moeten emigreren en dat doe je niet zo snel. Bovendien: wie veel wil reizen, was ook toen beduidend beter af met een Nederlands paspoort dan een van de VS.


Een maand later schrijft Els een kort briefje dat blijkbaar nooit is verstuurd. 


‘Mijn plannen zijn nog vaag. Ik denk dat ik in maart naar San Francisco ga en daar een maand of drie ga werken. Voor langer krijg ik overigens geen vergunning. Mijn beide zusjes zitten daar, dus dat is gezellig. Daarna is alles nog vaag, maar wie dan leeft die dan zorgt. Hoe gaat het met je Griekse plannen?’


Nog geen drie maanden later werkt Els voor het Rode Kruis in het Babies Centre Mhtera, zo’n 5 km buiten Athene terwijl in het land de dictatuur van de militaire junta heerst.


Mettertijd vat ze het plan op om te proberen de VS binnen te komen op een studentenvisum. Maar ook daar wordt van alles voor geëist, zoals de gegevens omtrent je vader.


‘In antwoord op uw schrijven van 13 oktober ‘63,’ schrijft het bevolkingsregister in


Rotterdam aan Els in Agioi Anargyroi, ‘kan ik u mededelen, dat ondanks alle naspeuringen het niet mogelijk is gebleken een eventuele geboorte van uw vader op 11 februari te Rotterdam te verifiëren. Hierover is ook met uw moeder en uw stiefvader gesproken. Uw huidige paspoort is geldig tot 23 april 1968. Moeilijkheden bij een nieuwe aanvrage voor een paspoort zijn niet te verwachten.’


Op 17 feb 1964 legt Els bij het Hellenic American Union op de American Embassy in Athene een test af van haar kennis van de Engelse taal. ’The above evaluation has been made out with the following in mind: the ability of the applicant to pursue a full-time academic program at an American university or college.’ 


Ze behaalt een 8.


Bij thuiskomst in Amsterdam verdient ze wat bij met een weekje begeleiding op de Henry Dunant, het vakantieschip van het Rode Kruis ‘voor mensen die bijzondere zorg nodig hebben.’ 


Volgens het ‘strikt vertrouwelijke’ programma krijgen de ‘gasten’ op de dag van aankomst de film ‘Vreugde heeft, wie vreugde geeft’ te zien en ‘een praatje te horen over Rode Kruis postzegels door dokter Borgeld.’


Tegen het eind van de zomer krijgt Els dan eindelijk bericht dat ze voor een studiejaar wordt toegelaten tot ‘participating in an on-going in-service education program 6-8 hours per week and receiving clinical experience under supervision 32-34 hours per week. Stipend of $ 300,= per month.



Op 21 september schrijft Tante Jettie aan Els c/o Dept. of Nursing Service, Medical center University of Rochester: 

‘Bedankt voor de kaart v/d boot.


Zeeziek geweest? En je zusjes? Was Roos op bezoek in New York? Wat een weerzien na zo vele jaren! Wat zal je nieuwe omgeving een verschil zijn met Griekenland. Wel fijn dat je zo overal kunt rondzwerven. We zijn benieuwd wat Mams en Daddy van plan zijn te gaan doen.’


Halverwege het praktijkjaar dient ze een verzoek in bij The Department of State om het studiejaar met een paar maanden te verlengen zodat ze tussentijds haar (inmiddels genaturaliseerde) zusters kan bezoeken.


Daar had ze beter niet om kunnen vragen.



‘Personen toegelaten via de studenten-uitwisseling worden geacht zich te houden aan de voorwaarden van het programma en hun studie ijverig voort te zetten.

In uw geval dient u bereid te zijn om op of vóór 24 september 1965 bewijsmateriaal aan dit departement te presenteren dat u uw studie op dat moment voortzet of laat in


het andere geval het departement weten welke stappen u neemt om de Verenigde Staten te verlaten. '


Dus pakt ze het anders aan en geeft zich op voor the one year cancer course, Internship in Oncological Nursing dat 31 januari ’66 begint.


Halverwege dit programma probeert Els opnieuw een verlenging te krijgen om een tijdje naar haar zussen in Californië te kunnen afreizen. The Department of State blijft het er moeilijk mee hebben. 


‘Informele bewijzen lijken er op te wijzen dat een afwezigheid van langer dan twee jaar van het thuisland van de uitwisselings-student haar blootstelt aan veel grotere problemen om zich weer aan haar eigen milieu aan te passen dan ze zou tegenkomen na een kortere afwezigheid.'


'Ofschoon juffrouw Van den Berg blijkbaar niet erg voortvarend is geweest om te beginnen met het oncologische deel van haar verpleegkundige ervaring, ziet het ministerie geen nut gediend om het vertrek van de vreemdeling te eisen nadat ze toestemming heeft gekregen om tweederde van de weg


te gaan door middel van een 1-jarige opleiding. Daarom zal het ministerie geen bezwaar maken tegen een laatste verlenging van het verblijf tot 15 januari 1967.”


The Summer of ’66 is de hele familie eindelijk weer bij elkaar in Californië. Er is geen afwezig familielid om aan te schrijven, de koffer bevat derhalve enkel wat foto’s van het samenzijn.


Eenmaal terug in Amsterdam neemt Els opnieuw een jaarcontract bij het BG ziekenhuis en doet tevens een cursus ‘wijkverpleging’ op een vrij nieuw soort opleiding, de Sociale Academie.


Het jaar 1968: Praagse lente, het nieuws komt voor het eerst in kleur, de Andreas Baader groep sticht uit protest tegen de Vietnam oorlog brand in een warenhuis in Frankfurt, Martin Luther King wordt vermoord, studentenopstanden Parijs, oprichting Club van Rome, eerste longtransplantatie, eerste kernwapenverdrag, Andy Warhol neergeschoten, Robert Kennedy doodgeschoten, Jan Janssen wint de Ronde van Frankrijk, de Mammoetwet, bloederig einde Praagse lente, Apollo 7 vliegt 163 keer rond de aarde, Olympische spelen in Mexico, opening IJtunnel, Nixon wint…  èn de bloederige oorlog in Biafra haalt eindelijk de Nederlandse actualiteitenrubrieken.


Andere Tijden: ‘In de jaren zestig zag de wereld voor het eerst op televisie oorlog in Afrika, Biafra, een deel van Nigeria dat zich had afgescheiden en werd ingesloten door legers van de staat tot de hongerdood dreigde voor miljoenen. Wat konden wij doen? 

In de voormalige Engelse kolonie Nigeria, sinds 1960 eigen baas, begon het na een paar jaar al te rommelen. Er kwam een staatsgreep, een militaire dictatuur, er werden tienduizenden leden van de zogeheten Ibo-stam vermoord en plotseling bleek dat Nigeria maar nauwelijks een land was, meer een samenraapsel van stammen die elkaar niet moesten.’


Vóór alles echter een Brits idee op een Britse landkaart. De ‘verkregen zelfstandigheid’ was zeer betrekkelijk doordat nieuwe structuren nieuwe vormen van afhankelijkheid afdwongen. Zoals olie-productie een samenleving afhankelijk maakt van olie-inkomsten.


Andere Tijden: In 1967 barstte de bom. De bedreigde Ibo trokken naar hun stamland in het oosten van het land, toevallig het rijkste stuk met oliebronnen, en riepen daar de onafhankelijke staat Biafra uit. De troepen van Nigeria rukten op, met steun en wapens van de Britten die de oliebronnen veilig wilden hebben – en ineens was het oorlog.’


Ineens? Die kon je van verre zien aankomen, evenals in andere, naar believen begrensde gebieden die plots tot staat werden gebombardeerd – van de Ivoorkust en Irak tot India.


Op een oude tv-opname vraagt een Brise journalist aan Chukwuemeka Ojukwu, president van Biafra (1967-’70):


- If England would send you milk to feed the children, would you accept that?

'Not whilst England is fighting us, no. England is the enemy. There is nothing that Nigeria has done, that could have been done without the Wilson administration. '







De ‘Open het Dorp’ -telethon in ’62 maakte het land bekend met de programmaformule, al bleek het succes ervan – in verzuild Nederland – sterk afhankelijk van wèlke omroep het uitzond. Doordat de katholieke omroep OhD uitzond, bleek uit later onderzoek, droegen protestanten veel minder bij.


Een jaar vóór de Biafra-telethon vond echter ‘Actie Eten voor India’ plaats. In overzichten wordt hier dikwijls aan voorbijgegaan. Ten onrechte. Het was de eerste telethon die zich inzette voor een doel in het buitenland – en  dus politiek werd.


‘Op zaterdag 19 februari 1966 houden Novib, Mensen in Nood, Unicef, Stichting Oecumenische Hulp aan Kerken en Vluchtelingen en Unesco Centrum Nederland een twee uur durende uitzending, gemaakt voor radio (NRU) en televisie (NTS) onder de noemer “Eten voor India”. In India heerst op dat moment hongersnood, als gevolg van een misoogst door droogte. Net als bij “Open het dorp” gingen duizenden de straat op om hun gift bij te dragen.’


Collecterende ‘telethons’ zoals het soort televisie-marathons wordt genoemd sinds een van de eerste grote tv-sterren in de VS, de acteur Milton Berle, de eerste inzamelactie in ’49 startte voor kankeronderzoek, begon in Nederland in 1953 met ‘Beurzen open, dijken dicht’. 


Nederland was supertrots op zichzelf en India was superbeledigd. Waarop Nederland boos en verward raakte en er zelfs een publieke discussie ontstond of er in India überhaupt wel van hongersnood sprake was.





Premier Indira Ghandi merkte korrelig op dat het Westen beter van dienst kon zijn door te helpen met het rattenprobleem dat jaarlijks bijna een derde van de oogst stal. (Rat of musa stamt – evenals muis – van het Sanskriet musayati oftewel: stelen).


Wat zal je ook anders zeggen als premier van India, geschoold in Engeland en politiek onderlegd door vader Jawaharlal Nehru, de allereerste president. Ongetwijfeld begreep ze dat het geld werd ingezameld door goed-bedoelende burgers die voor het eerst op televisie armoede voorgeschoteld kregen en spontaan ‘iets wilden dóen’ –

ongehinderd door enig historisch besef van de eeuwenlange koloniale uitbuiting van India door datzelfde Westen.


Ook Els wilde wat dóen.



Niet dat het tegenwoordig anders gaat, maar het krankzinnige was dat de Europese politiek bij de voordeur intens geweld veroorzaakte, terwijl de Europese kerken en Rode, Groene, Zwitserse, Maltezer en andere Kruizen bij de achterdeur de slachtoffers verzorgden.

Maar ook Els had daar nog geen weet van.


Zowel in Biafra als later in Bangladesh stelde Els samen met vele anderen hun leven jarenlang in dienst van slachtoffers en vluchtelingen, zonder te beseffen hoe ze met hun – breeduit gepropagandeerde – humanitaire hulp een oorlog aandweilden die in essentie om weinig meer ging dan economische belangen.


'Schattingen van het aantal doden in de voormalige oostelijke regio liggen tussen 1 en 3 miljoen mensen door oorlog, ziekte en honger tijdens de 30 maanden durende burgeroorlog.

Frankrijk, Egypte, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië, Israël, en andere staten waren achter de schermen nauw betrokken bij de burgeroorlog. Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie leverden voornamelijk de militaire steun aan de Nigeriaanse regering, terwijl Frankrijk en andere landen de Biafranen hielpen.- Wikipedia



Halverwege haar verblijf in Biafra komt ze zonder veel informatie zelf tot een breder inzicht – maar ik loop vooruit.



Vooralsnog voelt zuster Els – gelijk vele andere jongeren in Europa – een golf aan empathie en meldt zich bij de Stichting Terre des Hommes. In de koffer bevindt zich nog het maart 1975 -nummer van hun maandblad waarin de stichting haar doel stelt:


‘Terre des Hommes is geen groots opgezette organisatie. Zij werd een tiental jaren geleden gesticht door de Zwitser Edmond Kaiser.


Terre des Hommes wil de ingeslapen wereld wakker maken en vertellen dat het niet goed leven is als anderen onnodige sterven. Zij vindt het een misdaad om werkeloos toe te blijven zien bij het verdriet, de ellende en het lijden van het hulpeloze kind; ieder mens is hiervoor medeverantwoordelijk.’



Op 14 oktober 1968 komt er een reactie. 


‘Het bestuur van Terre des Hommes Nederland is zeer getroffen door Uw spontane reactie om U vrijwillig beschikbaar te stellen om de in nood verkerende kinderen in Biafra hulp te willen verlenen.


Voor deze snelle reactie onze hartelijke dank en appreciatie. 

Door omstandigheden is het niet mogelijk om U op zeer korte termijn naar een van de hulpcentra in Biafra of Gabon te zenden.

Wel hopen wij in de nabije toekomst – voor hetzelfde doel – gaarne van Uw hulp gebruik te maken, mogelijk o.a. voor de opvangkampen in Ivoorkust.'


Nog geen anderhalve maand later staat Els op een ziekenboeg in Gabon. Vanuit Libreville en vanaf het nabij liggende eiland Sao Thomé brengen elke nacht


zeven tot tien vliegtuigen - met zoveel mogelijk lichten uit - noodrantsoenen en medicijnen naar geheime, afgezette stukken landweg in Biafra. Voornamelijk melkpoeder, babyvoeding en stokvis. 


Met de terugvlucht komen behalve gewonde soldaten ook babies en kinderen mee terug die in Libreville en op Sao Thomé worden opgevangen, bijgevoed of verpleegd.


Afhankelijk van de vluchten met hulpgoederen uit Nederland, ontvangen Daddy en Mams onregelmatig verslag. Afgezien dat eindelijk Els zelf uitgebreid aan het woord is, geven de citaten een idee van haar kijk op de wereld – en op haarzelf. 


Joint Church Aid, ook wel Jezus Christ Airways genoemd

Het is niet altijd duidelijk waar ze zich precies bevindt in of rondom Biafra.


6 december ’68. Gabon. ’Heerlijk was de DC8-landing op het tropische bed: alle bomen zo bekend van Indië. Zondag meteen de tehuizen bekeken. De kinderen die van Biafra binnenkomen, worden opgevangen door Franse militairen, voorzien van naamplaatje, soms een naam gegeven, en op gezondheid doorgeselecteerd naar 6 à 7 kampen.



Het is een onwezenlijk leven hier. Wisten jullie dat Nederland aan het begin van de oorlog een schip met wapens naar Biafra stuurde? Libreville, gelegen aan zee, is tamelijk modern. ‘s Ochtends en ’s avonds tuf ik op een oude Solex lang de grote weg langs zee naar Gué-Gué. Meestal zwemmen we rond middernacht alle moeheid weg. Tien tot twaalf uur werken is niet niks. 

Zelf verpleeg ik nog niet. Kreeg namelijk het management van Gué-Gué toebedeeld: alle Gabonese hulpen instrueren en controleren. Hopeloos, want als je met de ene bent, rust de rest uit van je uitleg over de melkkeuken of andere voeding. Enfin, jullie begrijpen hoe dat gaat in mijn gebroken Frans. Maar iedereen is van goede wil. Net als wij.'


Libreville 18 januari ’69 'We vierden oud en nieuw op het strand. Met barbecue van lever, hart en spek en heel veel muskieten. De nodige whiskey (voorraad van de nieuwe groep) en liefde (de anderen, ik niet, ben hier tenslotte de oudste!!).'


Els is 41.


'In huis hebben we ons aller Marie-Louise, ’n schone maagd van 25 lentes die 2 kinderen heeft. De derde huishoudster in zes maanden. Ook haar vriendjes ontvangt ze hier, evenals haar man die er zelf officieel 2 vrouwen op nahoudt. Marie is ’n schat en werkt ondanks alle liefdes als een paard.


De tocht naar Lambaréné was geweldig, twee zalige dagen. Zo maar vrij. Ontvangst in ’t Hôpital was enorm gastvrij. Wat ’n moed moet Albert Schweitzer hebben gehad om hier te beginnen. Hij was nogal een potentaat, hoor ik. Zijn overgedragen kennis wordt nog net zo bewaard als in zijn tijd! De oudste verpleegsters hebben hem persoonlijk gekend.


Veel hotsebotsen op weg naar Lambaréné. Met een botspartij tot gevolg. Onze ambulance zag er niet meer uit. Omgeving is echter prachtig. Vele hoge bomen, wilde bloemen en oergeluiden. We bezochten ook nog de oude kapel - van 1913 - die nog helemaal in tact is. Beeldschoon van eenvoud.


Een paar dagen geleden kwam oprichter Edmond Kaiser. Aardige oude heer. Hij begon met de TdH organisatie nadat hij z’n zoon had verloren. Een heel hoofse man, vol energie. Kwam net uit Vietnam. 


Gisteren ook kennis gemaakt met mrs. Okiybo, een Biafraanse arts die in haar moederland voor TdH werkt. Geweldige vrouw, vol tact en liefde. Heeft zelf 4 kinderen maar vind het unfair die veilig in Libreville achter te laten, omdat zo vele moeders dat niet kunnen. Ze heeft in haar 3 kampen een vreselijke toestand van malnutrition. 



Wat kun je toch voor sommige mensen een respect hebben.’


Libreville, 11 maart ’69 'Van Wout hoor ik dat de 17de een vliegtuig hier voor ons aankomt.' (Volgt lijst van Els met praktische verzoeken voor Jan en Alleman).


'Gisterenavond de schoonzus van Prinses Irene op het vliegveld gezien, Marie Cecille de Bourbon Parma. Prachtmens. Volstrekt overdone gekleed in een pak van kaki, jasje iets andere kleur dan broek, hoedje op, ouderwets opgemaakt. Geweldig poserend voor de deur van het vliegtuig. Ze werkt voor ’t Maltezer Kruis en vertrok met ’t embleem van deze orde op haar boezem naar Biafra. Helaas waren er geen andere verslaggevers of fotografen, slechts 2 TdH meisjes die de kans van hun leven misten door geen fototoestel bij zich te hebben.


De TdH mensen eten 1 x per dag samen. Meestal. Daar de Hollanders in ’t meerdere zijn, is er dus altijd geschreeuw, meningsverschil en hatelijkheid. Reuze gezellig en niet bevorderlijk voor de Hollandse reputatie. Maar enfin, je moet ergens op af kunnen reageren.’


‘Het naar bed brengen van de kinderen is zo’n belevenis. Hup, allemaal de hoge steile trap op van het voormalige politieburo. Ze pakken je hand, wijzen hun bedje aan - of een andere. Hebben zelf eerst ’n dekentje gehaald, dwz een katoenen lap. 


Op de grote zaal slapen zo’n 180 kinderen. Soms met 8 op1 matras. Lief gezicht, maar dat is dan ook alles. Normaal met 2 of 3 in een bedje, dwz in een hangmat tussen ijzeren spijlen. Alle po’s staan vol. Veel diaree. Erg erg.


Als het enigszins rustig is, ga je alle bedden langs. Wie heeft er ernstige ondervoeding, wie hoest er, wie haalt er vreemd adem? 180 kinderen worden vluchtig geschouwd en evt. wordt er een arts bij gehaald (er zijn er slechts 2 voor 3 kampen, zo’n 700 kinderen). Gele bandjes aan hals voor poliklinische hulp. Rode worden gescheiden (ze smokkelen nl om bij hun vriend(innetje) te blijven.) We waren rond 21:00 thuis. Heerlijk warme avond, zonder jas (jaloers?). De zee was prachtig.'


Libreville 19 maart 1969 'Libreville viert aanstaande zondag onafhankelijkheidsdag. Er zijn al podia gebouwd om eregasten een plaats te geven bij ’t defilé. Het lijkt groots te worden. Onze Biafraanse juffrouwen brengen al lappen met conterfeitsels van president Bongo. Men dient hem aan boezem en billen te drukken.


Ondertussen heeft de regentijd ingezet. Plensbuien iedere dag. Hopeloos voor de was. Niets blijft droog en de kinderen hebben verschoning noch beddengoed. Maar ze blijven lief. Vandaag dansten ze voor afscheid van een moeder met gezin. Geweldig ritme en vaart. Volleerde dansers en dat met slechts een anderhalve dag voorbereiding.


Ingesloten vinden jullie foto’s om ’n indruk te krijgen hoe gezellig het hier soms toe kan gaan. Voor de verjaardag van Dieter was er ’s nachts een barbecue op het strand. Ik was er niet bij, ik had de ganse dag diaree. Jammer. Maar goed om eens even niet aan Biafra te denken.


Met Wout en Diets deed ik ‘wijk’ in de bush. Toen o.a. met wat l’embouglia kennis gemaakt: een wortel die je eet ‘om de Goede God’ te zien - oftewel om gek te worden. Net als marihuana door de regering verboden. Maar men moet tenslotte alles eens meemaken.


De zaterdag daarop kregen we onverwachts 6 kerels op bezoek. Van ’t Rode Kruis. Ook Biafra-jongens. Jonge kerels - Zweden en Zwitsers, ook weer artsen - die met de piloot en co-piloot in ’t particuliere vliegtuig van Luidt(?) naar Libreville waren gevlogen. Ze hadden anderhalve maand te Cotonou (Dahomey) gezeten in het hoofdkwartier van R.K. Int. zonder dat ze naar Biafra mochten. Probeerden het nu vanuit Libreville, waar geen bed te krijgen was. Dus slapen er 3 kerels bij ons en 3 bij de gedelegeerden.


Cotonou is nu ‘dicht’, Sao Thomé maakt nog 4 à 5 vluchten per nacht, alleen met medicijnen (voorheen zo’n 20) en Libreville heeft nog maar 2 vluchten per week (voorheen 2 à 4 per nacht). Bias (Belgische charter mij) probeert nog iedere nacht te vliegen (1 vlucht vice versa plm $ 5000,= / 2 x anderhalf uur). Ik ben benieuwd hoe lang Biafra het nog zal uithouden.'


Libreville, 8 mei 1969 'Wat een boze laatste brief nu weer, maar ik kan het wel begrijpen. Alex en Lies die mijn brief meenamen, gingen er eerst mee op vakantie in Griekenland. Ik had jullie daarin bedankt voor ’t pakket. De witte jurk heb ik dagelijks aan. Veel te chic voor ’t gewone werk maar ’t kan niet anders. De groene bewaar ik voor net en de donkerblauwe is nu nog te warm. Maar ze zaten alle als gegoten. Veel dank. De meesten dragen hier maxi-mini, maar ‘ik ben wat bescheidener met m’n figoer,’ zoals tante Ria zou zeggen.


Sinds begin April is Vera ziek. Diaree, overgeven en heimwee, tekenen die altijd zo in de vierde maand te bemerken vallen.


Dus doe ik het werk nu alleen, dwz zo’n 13 uur op Gué-Gué blijven. Heb een Deense verpleegster gecharterd die net nieuw was, een handige donder van 22 jaar en vloeiend in 3 talen.


Ondertussen sukkelt het land verder met medische tekorten en dat waar malaria, filariasis, tbc, etc al endemisch zijn. Vlak de wormziekten ook niet uit, ze mergelen de bevolking uit. Chronische amnesie heerst dan ook overal. En dan de hygiëne. Maar ja, ’t land is jong, wie weet hoe alles zich nog ontwikkelen zal.


Daarnet kwam president Bongo met stoet voorbij. De presidentiële stofwolken hangen nog in m’n neus. De weg is nl. niet geasfalteerd. Dankzij de regens zitten er grote kuilen in, de auto’s moeten vaak aan de zijkanten rijden.




Zo’n stoet is werkelijk een bezienswaardigheid. Eerst ’n politieman op motor in prachtig gekleurd blauw uniform met witte tressen.


Daarachter ’n politiewagen. Vervolgens een kwartier niks. Dan: zo’n 20 bereden politie, de auto’s met beveiligingsgorilla’s, een politieauto met zwaailichten… en dan… dè man van Gabon in een prachtige open mercedes, omringd door 20 man politie, snel lopend in kraakheldere witte uniformen. 


De president en zijn maat in zeer deftig zwart. Daarna nog zo’n 25 deftige mannen in het zwart. En dat alles in dit zwarte werelddeel. De achterste wagens waren be-vrouw-ed, oudere wagens als lelijke eendjes en kleine Renaults die soms met touwtjes aan elkaar gebonden waren. 


En ’n gejuich en gieren van jewelste door de bevolking. Natuurlijk deed ik ook mee. Zelfs de kinderen van Gué-Gué. Geweldig. En maar ‘Bongo! Bongo!’ schreeuwen.’


‘Grote jacht gehouden op wandluizen (punaises op z’n Frans). Alle bedden en wanden zaten vol. Vele mannen van de verplegingsdienst trokken ten strijde. Als uit een SF film. Maar ze hadden nog geen DDT, moest nog uit Europa komen. 


Toch hebben we nu de meeste beestjes wel dood, denk ik, doordat de bedden vervolgens bijna een maand in regen, wind en zon hebben gestaan.’


'De Grote Picknick was gezellig. Vele malen op en neer met 2 militaire trucks. De eerste keer kwam ons aller Christiaan Bernard op bezoek, de man van de eerste hart operaties. Aardige vent, heb nog Hollands met hem gekletst – hij in het Afrikaans dan. Hij lachte zich dood dat Gué-Gué ontruimd werd om de wandluizen te verdelgen. Wij vonden het anders niet zo best hem dit te bekennen, vooral daar er nogal wat gif bij werd gebruikt.'


Libreville, 8 juni ’69 'Lieve Mam en Daddy, zo is ’t dan weer bijna 10 juni en is het 33 jaar geleden, niet? Proficiat en houden zo. 

Van Emmy kreeg ik eindelijk ook een briefje. Er stond niet veel in, alleen dat ze weer thuis is. Hopelijk blijft het goed. Ik heb aangeboden daar te komen helpen, maar kreeg geen sjoege. Dus blijf ik nog wat hier, waar momenteel lekker de zon schijnt. Hoe is ’t anders in ons Mokum? Schokkende dingen, zo met de bezetting van het Maagdenhuis en al?'


Libreville, 30 juni 1969 'Vorige week jullie 22ste pakket ontvangen. Wat een verwennerij. Geweldig, die lange broeken. Had ze wel nodig, uit die van Emmy ben ik inmiddels gebarsten en er zitten allemaal witte vlekken in. Men gebruikt hier veel bleekwater. Daardoor zijn er gaten in gevallen. 


De gestuurde broeken zitten best. Iets te lang en te groot maar gemakkelijk te verhelpen. Met de blouses ook tevreden. En dan die chic-e BH’s! De chocolade verdeelden we nog dezelfde middag onder elkaar tijdens de wekelijkse vergadering. Dank, dank, dank. Het is allemaal wel lang onderweg geweest: van 29 april tot 29 juni.


Jammer dat Japan niet doorgaat, ik had daar graag heen gewild. Maar wie weet. Voorlopig geniet ik nog steeds van de zon. De kindertjes noemen me ‘eentje van Biafra’, zo zwart ben ik al. Maar ach, soms noemen ze me ook Onatjang en dat houdt iedereen in die ‘witter’ is dan zij zelf.


We zijn verhuisd naar ons eigen dorp, dwz met 280 kinderen in één huis van 250 vierkante meter. Ze slapen nog op de vloer. We moesten Gué-Gué uit, het gebouw wordt een ministerie – maar staat nog steeds leeg. Gué-Gué is vereeuwigd, zie postzegel. (Niet zo goed gelijkend en dat uit Israël waar ze toch wel iets kunnen.)’


Libreville, 10 juli ‘69 'De weg is slecht en de vele check points zijn ook zo verfoeilijk. Moesten daarnet aanduwen. Vervoer is momenteel er alleen voor het leger en de enkele organisaties. Verschrikkelijk zoveel invaliden je langs de weg ziet.


Soms denk ik even wat boom-orchideeën te zien. Bloemen zijn er trouwens vele. Prachtig paarse klokjes tussen gele sterretjes. Langs de hele route. Ik heb wat zaadjes verzameld en wacht op gelegenheid die aan je te sturen, Mams. Onder andere snake-tomatoes, indian spinach, cucumberzaden met vruchten van zo’n 75 cm. En ook prachtig wit-grijze ‘dingen’ waarvan je alleen de zaadjes en blaadjes eet.


Maar je orchideeën krijg je, Mams. Dezelfde dag van de post vond ik een dode stam met wat knolletjes. Helaas weet ik niet wat voor bloemen. Mocht het thuis niet lukken, geef het aan Gebr. Barendzen in Aalsmeer.


We hebben maar ’n uurtje per dag stromend water, maar gelukkig is inmiddels de regentijd aangebroken en gaat iedereen bij de eerste bui in bikini buiten staan, visite of niet.'




Libreville 14 juli 1969: 'Ik schiet maar niet op met deze brief. Vandaag algehele vrije dag voor Gabon. Wat ’n invloed Frankrijk nog steeds heeft op haar voormalige koloniën. De meesten weten niet eens waar Parijs ligt, laat staan waar de Bastille voor stond.

Wat ik jullie hierover wilde schrijven, weet ik niet meer. Misschien dat ’t me nog steeds verwondert dat jonge westerse kerels van 30-40 hun carrière opgeven om zich zo voor Biafra in te zetten. 


Ja, eigenlijk zijn wij wel eng in ons gezichtsveld geworden, nu we slechts interesse hebben voor de kinderen en ’t stukje land dat hen nog resteert.


Het is nu het droge seizoen. Merkwaardig dat het dan ’s morgens en ’s avonds bitter koud is, de meesten dragen dan vesten. Maar nu, overdag, lig ik in badpak op een militaire stretcher aan jullie te schrijven. Boven m’n hoofd bloeit de manga-boom. Prachtig rondom, met al die nieuwe rode blaadjes en bloesems. 


We zitten momenteel bij vrienden aan het meer en varen straks 2 uur met een pirogue stroomafwaarts. Hopelijk zien we wat nijlpaarden, krokodillen of pelikanen. Eigenlijk zouden we op safari gaan in het nationale park maar zo’n onderneming wordt nogal duur. Misschien doen we ’t vlak voor we naar huis gaan. 


Ja, ’t afscheid zal me zwaar vallen. Kan niet zeggen wanneer ik weer thuis ben. Ik moet eerst nog zwart worden. Gaan jullie nog op vakantie? Spaar maar voor Afrika. Gabon is een mooi land, doet zo aan Indië denken. 


M’n zussen in Californië heb ik niet geschreven, weet niet wat me bezielt, alles schijnt van hieruit zo veraf. Je raakt hier erg betrokken bij de toekomst van deze kinderen. En die ziet er bar en boos uit. 

Hoe we uit de bush terugkwamen? Hebben de auto na veel trammelant en misverstand los getrokken. Brachten beeldschone orchideeën en paarse trossen mee, bij armen vol. ’t Was heerlijk in de bush. Wat ’n stilte – niet te beschrijven. 


Van Emmy ’n getypt briefje gekregen. Ook Roos schreef me zowaar. Fijn dat Em nu goed is. Hopelijk vervalt ze niet in recidieven. Ik heb haar voorgesteld over te komen, mocht ze hulp nodig hebben.

Tante Jetje ben ik vergeten te schrijven, net als vele anderen. Goedmaken kan zeker niet meer, hoewel gelukwensen natuurlijk nooit te laat komen.


Els informeert naar nog enkele tantes en ooms en sluit dan af met: 


‘Dat zijn ze dan zoal, onze familieleden.’


19 oktober 1969 MPAM, Rapport aan collega Vera. ‘Eerst naar het hoofd van de WCC stores, afd Owerri, waar twee Engelsen - oldtimers - aan het hoofd staan. Een ouder echtpaar. Hij is een zenuwachtig mannetje die alle nummers van alle dossiers in zijn hoofd heeft, maar verder alles op moet schrijven omdat hij niets meer erbij kan onthouden. Zoals hij daar met al z’n employé’s in een oud kerkgebouw kantoor houdt… 


Mrs Burks is een moederlijk type die met veel tact de vele Biafranen lief te woord staat. Dan is er een juffrouw - heel engels en  met haar op d’r tanden - die ook sickbays controleert. En dus J. voor de voeten loopt. Hij vindt haar ‘wel een tante maar ach, misschien valt ze mee.’ J. heeft deze baan erbij gekregen, een rot job eigenlijk. Immers, sommige sickbays eten uit drie ruiven tegelijk (Caritas, WCC en Rode Kruis). En zonder controle hoeveel iedereen geeft. 


In het verleden wilde ieder deel van een provincie wel een sickbay hebben, een prestige kwestie - omdat er altijd wel wat aan de strijkstok blijft hangen. Verder wil Caritas (met name de Ierse katholieken) niet met de andere confessies te doen hebben. 

Stel je voor dat een ander geloof de zieltjes wegkaapt.





Vrijdag 17 oktober ’69 Liefst 1435 mensen kwamen er op de outpatient clinic vandaag. Meestal de gewone klachten van buik, hoofd, hoest, koorts, scabiës. 

Recept voor de eerste catagorie: met een geleerd gezicht de dikke buiken bekijken, niets aanraken of voelen, en dan met een nog geleerder gezicht een worm-pil geven. Bij hoofdpijn geven we het beroemde Aspirientje – grootte naar gelang leeftijd en aantal kilo’s. Voor hoesten hebben we niets, als het tenminste niet de beruchte whooping cough is. 

Ik vraag altijd of ze sinaasappelen in de tuin hebben. Vinden zij maar flauwe kul… als er zoveel tabletjes op tafel liggen. 

Toch wel ergerlijk als je een zuster voor je hebt die zelf een hekel heeft aan al die pillen.



Op dus naar Owerri. Een vrij grote stad die een keer is ingenomen geweest maar nu al ’n weer een tijdje in Biafraanse handen is. Het geraamte van de kathedraal – met ervoor wonderwel een standbeeld van de ‘moeder maagd’ helemaal intact – zie je al van veraf. Een luguber geheel met al die afgebrande huizen eromheen en alle andere littekens van de oorlog. 


Het hoofd van Caritas is een wat oudere, Ierse priester. Schijnbaar een sikkeneurig heerschap. Ontmoet zich wel als een doordenkend mens. Het was er echter warm en dus waren ook zijn beoordelingen niet meer zo zuiver. Hij kon ons niet opgeven welke sickbays onder zijn beheer waren, hij draagt slechts voor de algemene distributie zorg, en de priesters in de diverse parochies moeten maar voor de rest zorgen. 


Daar stonden we dus. Het zou werkelijk monnikenwerk zijn om dit uit te zoeken, een vergadering hoefde dan ook niet meer te worden belegd. Toch had deze ‘Vader’, die al zo’n 25 jaar in Owerri ingeburgerd is, werkelijk nuchtere vragen als: wat is beter, medische centra bouwen of sickbays? Heel modern als je bedenkt dat de huidige geneeskunde meer richting preventief dan curatief wil werken.


Dinsdag. Out-patient clinic, 1350 mensen opgenomen. Ons milkcenter wordt alsmaar groter. Als je zo ’s morgens het hek binnenrijdt, voel je je de koningin van Sheba. Grappig dat ze hun babies vaak beschilderd meenemen. Om boze geesten te verjagen? De ogen zijn veelal koolzwart gemaakt, ongeacht het een jongen of een meisje is. 

Schattig.

Als altijd hadden de mensen uren gewacht. Enkelen waren kribbig en vochten onderling. We moesten ingrijpen, konden natuurlijk ook de hele tent sluiten maar dat zou dan ten koste van anderen gaan.

Op de wards was het enorm druk, opnieuw sterfgevallen. Jelle gaat



vanmiddag grootscheeps ontslaan. Dat is iedere week zo. Daarom lopen er ettelijke kindertjes met grote pleisters op het hoofd: als het er maar erg genoeg uit ziet, hoeven ze niet te worden afgehaald. Als ik moeder was, zou ik dat ook doen. Thuis heeft ze hen immers niets te bieden.


Woensdag. Vanochtend kwam M. al vroeg met de eerste kinderen aanzetten. Treurige hoopjes ellende. De moeders kwamen mee. De registratiepapieren waren vergeten. De chaos was verschrikkelijk. Een outpatient clinic met zo’n 4000 mensen. Doch beter geordend dan elders. Wel dreigde er even opstand toen M. langs de rijen liep om de slechtste uit te zoeken. Het was niet te doen.’


Ben net even in de tuin geweest om wat hertshoornvaren te plukken. Vera, ik hoop dat je die kunt meenemen. De helft is voor jouw familie en de andere helft zou je b.v. naar mijn ouders kunnen meenemen. Er liggen ook een paar knollen en wat hibiscus-takken voor mijn moeder in de mand.


Misschien kun je van Libreville nog wat stekjes meenemen als van de oleander (bij de bank). Ook heb ik de hoop dat jij niets anders mee terugneemt dan een jurk en een tandenborstel. Ik geloof dat je moeder vast wat nieuws voor je zal maken. Daarom ben ik zo vrij geweest,






Plotseling merkte ik dat onze John niet terug was. Zou hij zijn opgebracht? Met Richard naar Aboh gegaan. Heb niets hierover tegen Jesper gezegd daar hij te bedde lag. Hij had de hele nacht niet geslapen en alsmaar overgegeven. Ik vertelde je al dat hij een gevoelige ziel is. De rellen bij de conscriptie hebben hem geen goed gedaan. 


Het is heerlijk om met Richard op stap te gaan. Onderweg vertelt hij over de verschillende gewoontes in zijn land. Hij is een geweldig aardige vent en heel betrouwbaar. Het vervelende is alleen: als hij ergens geen zin in heeft, doet hij alsof hij het Engels slecht verstaat. En alles, twee, drie keer zeggen is niet bevordelijk voor de conversatie.


Het was een fijne dag voor de tocht. Jammer dat alles werd verstoord door de angst dan John misschien was opgehaald. In Aboh glunderde hij ons echter tegemoet. Doodmoe en hongerig. 


Oh, schrik, onderweg ontmoetten we massa’s vluchtelingen met huisraad en al op hun hoofd. Sommige gelukkige bezitters van fietsen konden daarop alles verstouwen maar de meesten waren hun eigen lastdieren. Wat een Kerst. Erg druk. 2000 extra mensen te verzorgen, waaronder 1000 kinderen. Geen peulenschilletje.’


Libreville, 21 december 1969 'De ambulance waarin we reden, zakte plotseling door z’n veren. Extra pech voor mij omdat ik 12 uur helemaal alleen zat en moest controleren of moeders niet voeding stalen voor hun gezonde kinderen. Biafranen doen zo min mogelijk aan arbeid. Of ze zien ’t niet en zijn ze teveel in beslag genomen door het verdriet. Het is erg als je zo vaak iemand ontvalt.


Het controleren in de keuken valt om den donder niet mee. Zo waren er ineens 50 eieren weg. Waarheen?! Om ellendig van te worden. Geen baan voor mij. ’t Grappige is dat men ’t gewoon vindt als ze worden betrapt. Bij het weggaan krijg je evengoed heel vriendelijk een hand.'


24 december ’69 Aan collega Vera in Libreville.  

'In de middag hadden we een Christmas party voor de kinderen. We zouden het kort houden. Pia had alles geregeld, zelfs oliebollen, maar helaas was er geen meel, zodat iedereen een soortement omelet van eipoeder voorgeschoteld kreeg.


Vera, deze mand met spullen aan jou toe te vertrouwen. Er kan nog meer bij. 

Als het allemaal niet gaat, wil je dan wel de brief aan mijn ouders meenemen?


'Typisch, Richard ‘dacht’ dat de nachtmis om 11.30 pm zou zijn en wel in een van de kathedralen. In Biafra word je vergeven van de kerken, de Ierse katholieken hebben hier het geloof verkondigd. We hadden angst dat de jongens opgepikt zouden worden maar er was geen kip op de weg – behalve dan enkele sleeën van wagens die ongetwijfeld naar een party of nachtclub gingen. Het was een beeldschone avond. Heldere lucht met vele sterren. Echt een avond voor een bombardement.


Toen we geen dienst meer vonden, kregen we het onzalige idee om naar de sickbay te gaan om de meisjes een ‘Happy Christmas’ toe te wensen. Halverwege de ward hoorde ik opeens mijn naam. Philippe (van team 16) stond buiten met een grote lorrie vol kinderen. Een complete sickbay van honderd kinderen met staff kwam hij even brengen. Later zou hij met nòg een lading wezen komen. Gauw ontruimden we de grootste ward en stopten de kinders zo goed mogelijk in. Verschrikkelijk.



Plotseling kreeg ik flitsen van beelden uit mijn kamptijd toen we ook mensen van een ander dorp kregen. We waren namelijk een van de eersten in dat kamp. Gek, ik was dat beeld van zolang allang vergeten en plotseling was het er.


Heerlijk al die klets over de keukenprinsessen van Lala. Geef die ratten maar hier, het is high proteïne! Een goed recept voor semoer moet je aan de kok van Km 11 vragen. Verrukkelijk. Jammer dat de Denen niet zo open en ondernemend zijn, anders hadden we hier veel beter eten gehad. Biafraans.


Voor morgen heb ik beloofd vroeg in de sickbay te zijn om nieuwe kinderen te screenen. We hebben er echt teveel en de meesten zijn gezonder dan de onze. Tenslotte zijn wij nog steeds een sickbay en geen refugee-camp of orphanage. 

We hoeven de slechten niet te zoeken, ze komen in stromen langs de poort.



1 januari 1970 Aan collega Vera in Libreville, MPAM, Ekwerazu (Owerri) Biafra.


‘Ons oudjaar hebben we stilletjes uitgeluid. Buiten meer dan genoeg lawaai. Het offensief van Kerst is wat geluwd, maar gisternacht begonnen ze weer.


Iedereen loopt in paniek her en der. Het is een beangstigend gezicht om de mensen met al hun huisraad op hun hoofd langs de weg te zien. Om het even of het dag nacht of vroeg in de ochtend is. Merkwaardig is ook dat een deel van de mensen déze kant en het andere deel de àndere kant opgaat. Waarom, waarom, waarom…?

En waar die duizenden mensen dan uiteindelijk blijven? 

In Biafra is iedereen wel familie van elkaar. Toch heb ik nooit zoveel haat gezien naar de buren, naar mensen vande volgende compound, zelfs als er een straat als afscheiding tussen ligt. 

Erg primitief.


J.M. kwam laat terug. We besloten naar ’t Aboh ziekenhuis te gaan, een militair hospitaal waar een Biafraans en Zwitsers team heel goed samenwerken. Ze krijgen de gewonden recht van het front en zien soms hun bed 24 uur niet. Ook wij die het werk kennen, zijn steeds onder de indruk van wat die daar presteren.

Het is vreselijk wat je daar ziet. Rijen en rijen bedden met oorlogsgewonden. Voor een ziekenhuis dat geen water heeft, was alles betrekkelijk schoon, zo anders dan b.v. Gué-Gué. Er lagen zo’n 500-600 patiënten terwijl het gebouw voor 90 was bedoeld! Elke nieuwe vleugel is al vol voordat het is afgebouwd. Een ramp.


Er is een kleine kraam- en kinderafdeling, maar verder ligt alles vol jonge jongens. Op, tussen en onder de bedden. Ik heb werkelijk respect voor dit team en ik geloof dat JM er kapot vandaan kwam (je weet hoe gevoelig hij is).


Dinsdag, outpatient clinic. Een vervelende ochtend met massa’s ‘patiënten’ die misschien alleen kwamen vanwege de gratis sojaflour. Jesper was er niet, moe van de tocht naar het vliegveld. Vechtpartijen en schreeuwen. Ik heb alleen de ergste kinderen en families gescreend en de rest weggestuurd.


Ben nog met een van de ward-meisjes wezen zoeken naar een patiënt die de hort op was. Verschrikkelijk, een jongen van 12 jaar, ze kunnen hem aanhouden voor het leger. Overal geweest. Kwamen we tenslotte bij een ruimte waar al mannen verzameld waren.


Verschrikkelijk om daar binnen te gaan en het jongetje te zoeken. Ik was de enige die met moeite naar binnen mocht. Alle andere vrouwen werden afgeblaft en met geweerkolven weggestoten. 


Bij het naar huis gaan, ontmoeten we een verpleegster, huilend langs weg. Haar man was weggevoerd toen hij op de markt inkopen deed voor de Kerst.


 

Met Richard en de verpleegster ging ik rechtsomkeert naar het huis waar ik eerder was, noemde zijn naam, en inderdaad hij was er. Maar hoe ik ook redeneerde, ik kreeg hem niet los. Ik zond dus voor Jesper, zoiets is toch meer mannenwerk, ofschoon ik best veel gedaan krijg. Maar ja, met kolonels praten…


Jesper kreeg on the spot ook niets gedaan maar werd verwezen naar hogere machten. Ondertussen stond de verpleegster buiten met de andere vrouwen te huilen en werden ze afgeblaft. 


Jesper kwam laat van zijn omzwervingen terug. Moe, upset en verdrietig. Door de commandant benzine voor zijn auto te geven kreeg hij het uiteindelijk toch gedaan dat deze hoge ome met hem meekwam om te zien wat hij kon doen. 


De mannen werden al ingeladen. Terwijl ze aan het onderhandelen waren, begonnen enkele mannen het op een lopen te zetten. Gevolg: schietende soldaten, huilende vrouwen en kinderen en iedereen aan het hollen. Jesper bleef alleen over op het plein. Resultaat: twee doden. Jesper kreeg de schuld.’


Ongedateerd. ‘Iedereen is in spanning wat “the head of state” gaat doen. Er komen erg veel gewonde soldaten terug (zo ze nog terugkomen). In Holland zou je een dag met 20 causaliteiten overvol noemen, evenals een polikliniek met 100 mensen. 


Onze klinieken van de laatste tijd telden meer dan 2500 mensen per ochtend, twee maal in de week. We zitten dan met 3 man, ik heb daarbij nog een vertaler. Het screenen van de babies gaat dan ook uiterst snel. De voeding met 10 cc vermeerderen bijvoorbeeld, is er niet meer bij, gewoon omdat er geen voeding is en velen trouwens nog nooit een feeeding-bottle hebben gezien. 


Hun eigen natuurlijke flessen laten ze zonder gêne bekijken opdat je ze toch een blikje zal geven. Maar als je weet dat lange borsten een teken van schoonheid zijn dan trap je daar ook niet meer in en maak je maar een grapje: als je onze babies hier te drinken geeft dan krijg je van ons een blik Bébélac. Dat vinden ze dan zo iets geks. 


De meeste kinderen blijven hier anderhalf tot twee jaar aan de borst. Gewoonlijk zou je dit afkeuren maar in deze tijd is dit zelfs aan te bevelen. Hun enige proteïne-bron. (Van de theorie dat lang zuigen slechte kaken of tand-ontwikkeling geeft, merk je hier trouwens ook niets van).


PS: Jullie stuurden brieven door aan Emmy en Roos. Emmy heeft totaal geen begrip voor wat ik hier doe, ze denkt nog steeds dat in Afrika menseneters zijn. Als dat ergens zo zou zijn, komt dat door hònger! Roos denkt zelfs bij al deze ellende aan het verzamelen van houten maskers. Grappige producten hebt u gekweekt, Mam, als je ons zo op de keeper beschouwt.’


Libreville, 19 feb ’70 De helft van de Hollanders zijn naar Lambarene. Gezellig samengepakt in de ambulance. Lekker heet. Het is sinds drie dagen vreselijk warm. 


Maar de zee brengt uitkomst. 


Verjaardag niet gevierd. Ik heb nachtelijk gezwommen. Gevolg: nu vroeg onder de klamboe met rechtszijdige pijnen. Verschrikkelijk. Als oude botten die niet meer willen. 


Klokslag middernacht kwam de hele gang van Holland weer thuis, lang-zal-ze-leven zingend. Natuurlijk dacht iedereen dat ik simuleerde, ik móest d’r uit – en werd verwend met een mooi boek over Gabon, ’n bloesje, etc.


Op de dag zelf gewoon dienst. ’s Middags in ’t warme zand blijven liggen met als gevolg dat de pijntjes weg zijn. 

Ideaal. 


Dank voor jullie verjaardagsbrief. Jullie raad zal ik opvolgen, dwz meer lippenstift… Oh, nee, dat kan helemaal niet, alles smelt weg voor het er goed en wel opzit. 


Goede jurken heb ik niet echt. Dartel momenteel in die van Marijke rond. Past me best, ik ga als Mme Chic iedere dag solexend naar het werk. Mijn eigen jurken zijn na twee en halve maand borstelen in de was met Eau de Javel (bleekwater) niet toonbaar meer. De kleuren loopt in elkaar over. Maar op de markt zijn goedkope katoentjes te krijgen. Made in Japan.


Datum onbekend.


Eigenlijk niet om te lachen: met de laatste Europese giften kregen we veel hormoonpreparaten voor oudere mannen en vrouwen.

Tevens veel anticonceptie-pillen. Voor wie? Voor de afwezige familie van deze ondervoede kinderen?


Uiteindelijk zullen er 4 huizen op ons terrein staan – plus een mangoboom – en ’n grote eetzaal, 2 schoolgebouwen, 2 grote slaapzalen – op aansluitende tuinen. Het terrein ligt aan de Owendo route, dwz geen geasfalteerde weg en dus veel droge rode stof. 


Maar de omgeving is prachtig. Met vlakbij ’n golfveld, ideaal voor managers… èn kinderen. Het terrein is niet gelijk van hoogte, er achter loopt een riviertje. We willen wat eendjes uitzetten. 


Vera en ik bezitten reeds één kip, een cadeau van de wasvrouwen toen we een bezoek brachten nadat een van hen kortgeleden een kindje verloor. Om te huilen van schaamte. Wij brachten nl twee ananassen en een djeroek Bali aan haar ziekbed… terwijl zij ons overlaadde met ‘n waskom vol ananassen, mandarijnen èn een levende kip! Die doopten we meteen ‘Roos’ (naar haar) en schonken de kip aan de kinderen van Mindubé. 


(Officieel heet ons dorp ‘Village Biafrais de Mindubé’ maar iedereen hier noemt het Lalalala. Ja, Batavia is ook hier vlakbij).



Ongedateerd, uit Biafra.


‘De dependance staat vol met grote kisten uit Europa. Het uitpakken, wat ik altijd een feest vond, is geen pretje meer. Bijvoorbeeld een enorme hoeveelheid pakken rijst. Droogkokende, nat kokende, kant & klaar… We mikken het allemaal maar gewoon door mekaar. Zo hebben we ook griesmeelpudding, pakjes Maggie en andere soorten Europees voedsel. Een ramp eerste klas, want het gaat wel allemaal meteen van het budget af. We hebben de neiging om de helft weer terug te sturen want het is veel te duur. Zo hebben we ook nog een enorme kist met de meest verschillende pakjes geurige thee erin. Wat moeten we daar in godsnaam mee?


De nieuwe dokter, Peter genaamd, zit bij ons in huis totdat Barbara weg is. Dan neemt hij zijn intrek in het gedelegeerde huis. Het is wel weer wennen, zo’n kerel in huis te hebben. Iedere keer moet je met een pot eten klaarstaan terwijl wij ’s avonds ieder voor zich eten.’



Uli airport, Biafra. 'Niet te geloven dat ik nu al 3 weken in Biafra zit. De sickbay is een verbouwde school. Plaats voor 200 zieke lieden, gevoed en gedémedicijnd door TdH. Echt treurig allemaal. In de eerste week ging in mijn afdeling van de 25 ergste gevallen er 4 dood. En in de tweede week idem dito. Heel triest. Vandaag slechts 950 mensen. Sommigen liepen 15 of 20 mijl om ons te bereiken. Dinsdag 1120 mensen. De rest naar huis gestuurd, ze waren aan het bakkeleien geslagen.


Verder hebben we iedere dag zo’n 500 kinderen op de melkcentra. Je moet die mummies zien, peuters van nog geen turf hoog, met nog kleinere turfjes op de rug, geduldig in de rij wachtend met ’n leeg blikje in de hand. En maar bye-bye gillen als wij door ’t hek komen. Je voelt je beschaamd, zo goed doorvoed en gekleed. Kamp Lalala verliet ik met bloedend hart. 


15 januari 1970 Schiphol. – Met een DC-8 van Joint Church Aid zijn gisterenavond 37 Europeanen aangekomen, die jarenlang in Biafra werkzaam zijn geweest in de hulpverlening aan de bevolking. Onder hen waren Ierse en Schotse artsen en priesters, maar ook enkele artsen en verpleegsters uit Nederland en Denemarken. 



Na ruim een jaar is Els net voor haar verjaardag weer thuis – zij het niet voor lang.


In 1950 telde het gebied dat nu Nigeria heet, 33 miljoen inwoners.

Een op de vier Afrikanen is tegenwoordig Nigeriaan. Ongeveer de helft is jonger dan dertig jaar. De hoofdstad Lagos telt ongeveer 15 miljoen inwoners.









Door naar deel 5 


Terug naar inleiding + deel 1 - deel 2 - deel 3 - 


Blog-index



28 sep. 2016 18:31


- Al het gebruikte beeldmateriaal is afkomstig uit de koffer, de drie, vier uitzonderingen spreken voor zich.



All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty