kashba

Een nagelaten koffer: deel 2


Weg van daar

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty & Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20- 6 23 55 64

lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Terug naar deel 1


Pension Panorama, Oude Zeeweg 56, Noordwijk aan Zee.

In Nederland Door Omstandigheden

'Nederland wacht op U.'


 - Dienst der Repatrieering

Op 3 september 1946 gaat het gezin Dué-Kuhfusz-Van den Berg aan boord van de Kota Baroe, het laatste schip van de zogeheten eerste golf die zo’n 70.000 passagiers telde. De meesten waren niet zozeer hier, als wel weg van daar.

Tot 1969 repatriëren er in totaal zo’n


300.000 mensen uit Indië, resp. Indonesië. Over de latere spijtoptanten uit de vijftiger jaren is meer bekend en gepubliceerd dan over de eerdere lichtingen.


Grote schepen als de Willem Ruys en Oranje voeren naar South Hampton waar de repatrianten moest overstappen in kleinere boten. Op internet schrijven sommigen dat deze omweg noodzakelijk was doordat IJmuiden en Rotterdam nog niet voldoende waren hersteld. Anderen menen dat de omweg nodig was doordat de grote boten met hun stalen bodem de magnetische Duitse diepzee-bommen aantrokken.


Daddy, zoals de meisjes hun stiefvader aanspreken, was in feite de enige repatriant onder hen, de andere vier waren emigranten – tegenwoordig misschien als vluchtelingen bestempeld.


Als het schip na drie weken bij het


Suez-kanaal aankomt, moet iedereen van boord. Een vijf uur durend boemeltreintje door de woestijnhitte brengt hen naar een Rode Kruis depot om ‘allen zoo goed mogelijk en kosteloos van Europese kleding en schoeisel te voorzien.’


Op het ‘identiteitsbewijs voor uit Nederlandsch Indië gerepatrieerden’ is nauwkeurig bijgehouden wat men krijgt of kiest. 


Bijvoorbeeld Johanna: 




1 overjas, 2 paar schoenen, 2 dassen, 2 overhemden, 2 camisole, 3 onderbr., 1borstrok, 1 parensokken, 1 shawl, 2 p. hands., 1 p. wanten, 1 schoenen, 1 blouse, 1 rok, 2 shawls.



Na drie weken op het schip, met het geweld in Indië nog op het netvlies, zal het kleding uitzoeken een welkom uitje zijn geweest. Hangend over de reling van ‘Kota Baroe’ (de nieuw stad) gloort er vervolgens een heel andere toekomst aan de horizon: Griekenland, Italië, Spanje… het van oorlog herstellende Holland.


U is van harte welkom maar….

- is het niet beter om zèlf een onderkomen te regelen?


‘Ondanks het nijpende gebrek aan woningen, de overvolle hotels en pensions wordt niettemin al het





mogelijke gedaan, om U in een passend milieu onder te brengen. Het zou bijzonder helpen als u nog wachtend op reisgelegenheid, reeds door middel van vrienden of familie een eigen opname-adres zou vinden.’


- uw geld is welkom zolang u het maar meteen aangeeft.



’Bij algemeene vergunning van de Nederlandsche Bank is invoer van in uw bezit bevindende buitenlandsche betaalmiddelen en buitenlandsche geldswaardige papieren toegestaan onder de verplichting de ingevoerde waarden binnen 10 dagen na aankomst hier te lande aan een deviezenbank ten verkoop aan te bieden.’ 


- in geval u geen adres en geen geld heeft,


‘rijst de vraag, hoewel U allen zonder uitzondering in Nederland van harte welkom bent en met open armen wordt ontvangen, of U er wel verstandig aan doet in dit stadium te repatriëren.


De voorbeelden zijn er, dat landgenoten in Nederland aankwamen en zich volkomen als een kat in een vreemd pakhuis voelden. Zij hadden er spijt van Indië in een onberaden oogenblik te hebben verlaten.’


En dan, als ze na een maand aankomen en eindelijk van boord mogen, staat er niemand.


‘Uw familieleden en kennissen is den raad gegeven U rustig thuis af te wachten.’


Welkom.


‘Van uw hutbagage moogt U alleen één colli-handbagage benevens de plunjezak, die U in Suez hebt ontvangen, mee van boord nemen. Het overige wordt enkele dagen vóór aankomt in Nederland uit de hut verwijderd en later tezamen met uw ruimbagage nagezonden.’


Na inspectie.


'Van het tijdstip van Uw aankomst in Nederland af ontvangt U gedurende ongeveer 6 maanden een dubbel rantsoen levensmiddelen. Als U weet, dat vóór 1 Januari 1946 de voedingswaarde van het distributie-pakket voor volwassenen 2250 calorieën per dag bedroeg, dan zult U ongetwijfeld deze rantsoen-verdubbeling op de juiste waarde weten te schatten.’


De bittere armoe van de hongerwinter is nog maar net voorbij.


‘U hebt bijna allen óf dysenterie, óf hongeroedeem, óf  beriberi doorgemaakt; huidziekten, infectieziekten en niet te vergeten de tuberculose hebben eveneens slachtoffers onder u gemaakt.’


De dienst doelt nìet op de bootreis, waar ‘moeders sliepen met hun kinderen in veel te kleine hutten. Wassen moest met gezuiverd zeewater, waardoor handen kapot gingen. De leefomstandigheden waren zwaar en onhygiënisch, met ziekte en soms zelfs sterfte tot gevolg.’ - CGM


‘Het is niet uitgesloten, dat U na deze jaren, waarin U aan allerlei besmettingskansen bloot stond, lijdende is aan resten van oude ziekten of een begin van een nieuwe ziekte, zelfs zonder dat U zich bepaald ziek voelt.’


Dit is gericht tot mensen die met de bottel naar het toilet gaan en zich liefst twee, drie keer per dag baden, terwijl in Amsterdam her en der de Boldootkar nog rondrijdt. 




‘De duidelijke zoekenden onder U zullen verlangen naar goede medische verzorging. Velen onder U zullen zich echter alleen nog maar wat slap voelen en er op rekenen, dat ‘de kou’ hen wel weer spoedig zal opknappen.’


‘Want een Hollander, een echte Hollander’ zong later een van hen, Wim Kan, ‘maakt eerst kladje van de kosten en ziet er dan vanaf.’


Maar voor het leger, dat de koloniën mogelijk maakte, is alles anders:


‘Aan de ontvangst van militairen in Nederland is alle zorg besteed. Zoo gaan alle leden van het KNIL naar een gerieflijk ingericht ontvangstcentrum te Austerlitz bij Zeist’ waar zij medisch worden onderzocht (inclusief tandheelkundige behandeling), voorschotten en aanvullende kleding krijgen ‘en zoo nodig comfortabel worden gehuisvest.’ 






Alsof men reeds opnieuw aan het ronselen is.


Het vijftallige gezin komt terecht in Pension ‘Duin en Dal’ aan de Rembrandtweg 12 te Noordwijk aan Zee. Een paar maanden later verkassen ze naar Pension ‘Panorama’ aan de Oude Zeeweg 56.


Vanaf het begin wordt er druk gecorrespondeerd met het thuisland. In de koffer bevinden zich slechts antwoorden.


– Oma Domis:


‘Inderdaad is ’t hier nog steeds een rotzooi en ik denk dat ’t met ter tijd wel erger zal worden. De overeenkomst van Linggurdjati heeft ook in huize Savonia veel ergernis verwekt. Oma Krakebeen is iedere avond, na de krant gelezen te hebben, bij mij in de kamer te vinden om haar gal te spuijen. Ik kan me ook zoo heerlijk ergeren aan al die berichten en zou zoo uit elkaar kunnen ploffen van drift. Een ieder hoor je kankeren maar niets bereikt men er mee. Ik vraag me af of de Koningin wel op de hoogte is van de toestanden hier in Indië. Weest blij dat u veilig in Holland zit.’

Buitenzorg, december 1946


– Hetty 


‘Fietje hebben we opgepoetst om maar vlug te gaan trouwen, haar aanstaande is toch al 35,anders is het een oude heer als hij in ’t huwelijksbootje stapt. Weet je hoe hij heet?! Carl Haverkorn van Rijsewijk, de Heer van Sprankhuizen de Ginckel. 


Ginkel te Pinkel, maken Elly en ik ervan.’


‘Ook hebben Elly en ik onze bruidsmeisjes-japonnen al besproken, het moet mooi groen zij zijn met ’n donkergroene sjerp en ’n hoog uitgesneden vierkanten hals + ruche en pofmouwtjes. Volgens Fietje moeten we ook nog een kort sluiertje dragen. Zijn er in ’t kamp nog bekenden getrouwd? Wij hier hebben eergisteren een bruiloft thuis gehad, een zoon v.d. fam. Hisseijer met wie we samenwonen. We hebben behoorlijk gebikt, dat begrijp je wel.’

‘Elly heeft het met haar vriend afgemaakt, wat ik erg jammer vind, hij is nu op het ogenblik in de gevangenis hier voor het bijwonen v.h. doodschieten v.e. plopper 6 maanden geleden! Ze komt hem nog opzoeken af en toe, soms ga ik ook wel mee, het is een sympathieke jongen. Met de mijne is het af, uit ’t oog, uit ’t hart bij hem, hij schrijft zulke gekke brieven.’

Batavia-C, december 1946.


– A. Kamp


Beste Els, je briefkaart van een maand terug in orde ontvangen en heb je ons ermee erg verlangend gemaakt naar dat land. Ja, ik heb weer eens echt trek naar een goede winter, maar hoe, hè?’

Ben schreef dat jullie alweer plannen hadden om terug te komen. Het is hier nog altijd even warm, hoor! En veel ruimte is er nog altijd niet. Maar het kan slechter, zullen we maar zeggen.’ Buitenzorg, 21 december 1946




– Oma Domis


'De jongens Leinweber zijn nog op school maar ze zijn en blijven toch smeerlappen. Met mevr. Kerrebijn gaat ’t niet vlot, ze ligt al meer dan een maand in de kraamafdeling voor rust. Edna Boersma is overgeplaatst naar Batavia, de Harmsens zijn reeds naar Holland vertrokken, van Rijck is verhuisd en heeft kamers bij Kapt. Stuiver gekregen. In de kamers van Harmsen is de familie Kiever in getrokken. Jullie eetkamer en die van Enda Boersma zijn nu bestemd voor eene mijnheer de Kwak + huishoudster of moentjie la manies!


Kiever heeft nu ook een Indonesische vrouw. 


In de kamer van zuster Zwaan zit de familie de Waal, ook met een Indische vrouw. Wij hebben tot dusverre nog geen last van hun. Dus ook Savonia is niet meer wat het is geweest. Slap, als zoo zou Wieke zeggen. 


Piggi is ook al dood, het dier heeft ’t ongeluk gehad onder een truck te


komen toen hij met al de jongens mee liep. Ik ben zoo zoetjes aan uitgepraat en rest me alleen nog maar u allen een zalig Kerstfeest en een gelukkig Nieuwjaar toe te wenschen. Buitenzorg, december 1946.


De nieuwjaarswensen voor 1947 hebben dezelfde brandende vraag: 


- Onbekend


‘Blijven jullie voorgoed in Holland, Els? Hoe vind je ’t daar? Zijn de menschen aardiger als hier? Daar zijn ze wel vrijpostiger en brutaler, niet? En in welke klas zit je nu?

Wat wil je weten van Batavia verder, Els? De bioscopen draaien nog steeds, altijd beter bezet dan de kerk. Je hoeft niet meer urenlang in de rij te staan. Ik heb net die film van Micky



Rooney gezien, ‘Andy Hardy’s last’. Met blondjes, reuze moppig. We gaan ook dikwijls zwemmen op Tjileum tjenung (?), de zwembaden in de stad zijn nog niet open, ’t is nog altijd zo’n gehannes met water.’ Batavia, 26 januari 1947.


Onbekend

‘Dear girls, we hebben het hier betoel druk. Proefwerk op proefwerk.


Ontzettend vervelend. Gisteren twee dagen vrij gehad en met een stel lui van de klas naar Batavia gaan liften. In de tamste wagen ooit. 


In Batavia zijn we ’s avonds in het ‘beroemde’ holletje La Conga gaan dansen.  Op de terugweg zijn we ook


nog in Depok geweest. Een dooie stad. Peggy heeft daar haar grimassen op de piano toegepast. 


En, Els, hoe staat het schoolleven? Komen jullie in Februari nog terug? Hoop van wel, brengt weer wat leven in de brouwerij. We voelen ons hier ontzettend verlaten (zielig, hè). Wandelen in de stad kan je in ieder geval en wat fuifjes betreft is het hier wel oké.' Buitenzorg, januari 1947.


Berichten met ‘wat is het koud hier’ worden beantwoord met ‘wat is het warm hier’ en de lichte jaloezie over sneeuw en ijspret voorzien van: ‘maar ja, nu zijn jullie nu natuurlijk snip verkouden.’


Tussen de regels klinkt de politieke situatie door. De belangrijkste vraag blijft: 


‘Wanneer komen jullie terug of moeten jullie eerst je studie afmaken? Of is er geen hoop op. Het begint hier stil te worden. Wieke


woont nu al buiten aan de Batavische weg. Een reuze gezellig huis. Alleen buiten de steden  is het nog niet veilig. Onlangs is Nederhof doodgeschoten door een paar smeerlappen buiten Buitenzorg.’ 



– Hetty 


'Op het oogenblik werk ik bij de Regeerings Voorlichtings Dienst, maar het valt niet mee, allemaal totoks, ook de meisjes, er zijn er wel aardige tusschen maar als Indische vind ik het niet zo leuk, echt Indo toelèn, hè Els. Ze gaan erg amicaal met elkaar om. 

De kleine ronde Elly, de jongste nota bene, gaat zich deze maand verloven met Henk Homeweg, iemand uit Rotterdam. In October moet hij naar de Officierscursus, dus over een jaar stapt zij het huwelijksbootje in. Ja, ze is er het meest voor geschikt, zij is dol op huishouding doen enz. Weet je, Elsepels, ik zou me geen raad weten, als ik een kind had, ik ben zo onhandig, maar Elly vindt zooiets heel gewoon. Batavia Centrum, 17 september 1947


– Jopi


'Ik weet het niet, soms verlang ik dat alles weer als vroeger was, maar dat kan nou eenmaal niet. Je kunt niet vasthouden. Eens verlies je toch. Gos, wat zwam ik eigenlijk.

Er zijn tijden dat je met behoorlijke tegenzin naar school gaat, maar het verandert wel. Als ik niets te doen heb, ga ik jullie brieven zitten lezen en vermaak ik me in m’n eentje. Els, ik wou dat jullie hier zaten, heb ontzettend veel onoplosbare problemen. Boelens is werkelijk een sympathieke jongen. Als je hem goed kent, heeft hij alles voor je over. Boelens is ook degene die Wiek ’t meest helpt. Ze heeft ’t de laatste tijd erg moeilijk. Ach, ik zal hier maar niet verder over kletsen.' Buitenzorg, 15 november 1947


– Mart


‘Radio & Electro leerlingen.'


'Stien Hansen gaat over een paar maanden ook trouwen. Met een Indische heer. Als zwager voor ons zeer aan te vervelen. 


Wat de Reinwebertjes betreft, die zijn nergens meer te bespeuren. We hebben ruim 10 mnd. niets van hun gehoord. 


De manggabomen hebben zeer weinig gedragen. Zo goed als niets. 

Alle bekenden van Savornia zijn er


inderdaad uit. We hebben nu een beetje meer ruimte. Mams zit nog steeds in hetzelfde achterkamertje. Wij hebben jullie ex-kamer plus de hele binnengallerij. Oma Kakebeen woont in de garage plus keuken. Je ziet, er is een beetje verruiming. Dé werkt nog altijd als verpleegster en woont in ’t Zusterhuis. Ze is nog lang niet getrouwd maar gaat heel graag met de Holl. jongens om. De Indische jongens zijn nu bij haar niet meer in tel. Enfin, misschien krijgen wij nog wel een rasverbetering.


De Hoogwinkeltjes zijn er nog. Hij is supply officer van de Politie-distributie. Heeft ’t reuze druk. En zijn vrouw verwacht ’t derde kind van hem. In totaal is dit haar 5de of 7de, ik weet het niet meer.  


Trouwens, velen wonen nu al in de stad. De toestand is namelijk weer gespannen. Overal infiltraties van de ‘Repoeblik’. De moordenaars van de Finchu’s, de Vries en Joke Venema zijn gepakt en hebben bekend. 3 hebben de doodstraf, 1 levenslang en de ander 20 jaar. Het gekke is nu dat, wanneer


ze een moord op ons gedaan hebben, ze ongeveer 14 dagen later zelf dood zijn. Je ziet ’t kwaad straft zichzelf. 


Hierbij een vrolijk Kerstfeest en een gelukkig Nieuwjaar toegewenst aan jullie allen, van ons.’ Buitenzorg, 21 december 1947.


– Hetty


‘Op het moment zit ik je op kantoor te schrijven. M’n baas is een ‘soepele’. Vandaag heb ik Zaterdagse dienst. Het is negen uur ’s ochtends en het motregent. Het weer is hier op Batavia altijd gammel, erg veel regen, maar wonderbaarlijk ’s avonds gaat het wel, de laatste tijd met een tikje maan. Echt romantisch, Els. Met Tom en mij is het goed. Een week terug was het af – voor het laatst hoop ik – maar je kent m’n kuren. En Tom is nogal koppig. 


Fietje is verloofd met Jan Sloot, een oude kennis van ons, hij is 30 jaar, lijkt een beetje op een Chinees en is nogal bol, 27 December hebben we het gevierd, het was een denderende fuif. 


Elly gaat zich ook al gauw verloven, niet met die jongen waarover ik je schreef, het is toen afgeraakt omdat hij afgekeurd was en voorgoed naar Holland ging en zij niet mee wou om



daar voor altijd te blijven. Nu is ze bijna verloofd met Aatie Jacobs, een lange Indische jongeling die op Medan zit, hij wacht op z’n demobilisatie en dan gaan ze trouwen.


En ik, ik weet het nog niet. Tom wordt pas midden volgend jaar gedemobiliseerd en verdient nu als korporaal maar f 75,-. Treurig gewoon, hij houdt nooit wat over. Ik trouwens ook niet, dus een huishouding kunnen we niet opzetten.


‘Die knaap boven mij is m’n tegenwoordige vlam. Ik zie eruit als een zoutzak.'


Elsepels, als je voorlopig in Amsterdam blijft dan ontmoeten we misschien nog wel als ik ooit getrouwd ben. Dan ga ik eerst mee naar Amsterdam en dan gaan we terug naar Indië. Maar op het moment werk ik bij het Departement van Onderwijs en Eredienst, als secretaresse bij de Inspecteur voor de Lichamelijke Opvoeding, een zeer sportieve man.

Het kantoor sluit officieel om twee uur maar de baas en ik gaan om half twee, want dan vindt hij het wel welletjes en hebben we al hard genoeg gewerkt (meestal ook wel hoor).’ Batavia-C, 24 januari 1948.





– Hetty

‘Het is hier in Indië nog lang niet veilig en geregeld gebeurt er nog wat, zelfs op de zo veilige weg Batavia-Bandoeng. De schroeven van de rails zijn deze keer losgemaakt, dan weer een baanwachters gezin ontvoerd, nota bene hun eigen mensen, enz. Ik zou voorlopig niet eens op Buitenzorg willen wonen, echt doods is het daar. De mensen wonen er nogal verspreid en er zijn veel dieven. Ons oude kamp Kota Paris is ook weer bewoond, ik ga er misschien nog een keertje naar toe Zondags. Alleen, geld heb ik nooit over, is het daar in Holland ook nog zo duur, ik denk het haast niet hè.’



‘Dag Elsepels, beste kind, krijg ik ook een lange brief terug met bijzonderheden hoe of je Holland en de Hollanders vindt? Mijn baas is een Hollander maar hij zou nooit voorgoed in Holland willen blijven, daar de Hollanders onbeschaafd zijn, enz. Heel anders als hier in Indië, zegt hij. En opvallend is dat de nieuw aangekomen kazen ook vervelend en stoer doen. Altijd hebben ze veel lèf en voelen zich opbouwer van Indië, ze zullen dit wel organiseren en dat opnieuw gaan doen, enz. ‘Wat praten ze toch fier, daar in Den Haag,’ zegt m’n baas dan, ‘ze verbeelden zich dat wij nog in de middeleeuwen leven.’


‘PS: Die Goenoeng Salah op jouw enveloppe vind ik mieters, je bent dus nog niet helemaal verkaast.’ Batavia-C, 5 februari 1948.


‘Dit is onze 3, mv 4 klas. Je kent ze bijna allemaal. Op ’t gymveld.'

– Onbekend


‘Zoals je ziet zit ik hoog en droog in het warme Batavia. Wanneer komen jullie weer Indië waarts? Of blijven jullie in het koude kikkerland?


Indië is niets veranderd, vind ik. Alleen wat veiliger gevonden, vooral hier in Batavia is het zo rustig als wat. Natuurlijk durf ik ’s avonds nooit alleen uit, maar we gaan wel in clubjes uit naar bijvoorbeeld Golania (?). Het uitgaansleven hier is enorm. Ik ben tenminste bijna iedere avond op stap met een hele gang. 


Volgens zeggen beginnen ze de politieke crisis te voelen, hè. Ik hoop alleen maar dat mijn zusters en ik weer bij mekaar zijn als het zo ver is, want een oorlog van elkaar gescheiden te zijn is helemaal iets verschrikkelijks.' Batavia, 8 maart 1948.



– Nina.


‘Ik zou je nog vertellen van de fuif die we in Januari hadden. Er zijn eerst toneelvoorstellingen opgevoerd en ons schoolbestuur was vreselijk pessimistisch, ze dacht dat het niets zou worden. Maar het is tenslotte toch verdraaid aardig geworden. Er waren leuke stukken bij en vooral een reeks Indische stukjes waren zeer geslaagd. Die vormden eigenlijk het .


hoogtepunt van de voorstelling. Ken je Joel Havas uit klas 5A? Dat is een zoon van een Sumatraans vorst en hij heeft toen voor alle Indische kleding gezorgd en zelf ook meegedaan aan verschillende dansen, o.a. de Sumatraanse kaarsendans, de Tjakalele en een dans met krissen, die werkelijk ‘echt’ gedaan werd, want het publiek werd nog speciaal verzocht rustig te blijven en niet te klappen, omdat er anders wel eens ongelukken zouden kunnen gebeuren; de dansers gaan zo helemaal in hun spel op als ze goed aan de gang zijn. Verder werd er nog in koor een aantal Maleise liedjes gezongen en een Indisch meisje, niet van onze school, zong alleen met mooie stem. Na het toneel hadden we dan bal, tot vier uur, en toen zijn we naar huis gelopen. Buitenzorg, 26 maart 1948


Erna. 


Ze heeft op de allerlaatste dag ingetekend om te worden uitgezonden, ‘anders kostte een enkeltje fl 500,- per Skymaster’. Ze vloog uiteindelijk met de Constellation vanaf Rome.


'Reuze spannend vond ik de reis, maar ook vreselijk vermoeiend. Kan je nagaan, twee hele dagen geen oog toegedaan en als maar gezeten totdat we in Kemajeran landden. Kun je je indenken dat je in 3 dagen van Nederlandse kou in de Indische warmte kunt zijn? Wij niet, we voelden ons echt vreemd. Maar toch kreeg ik zo’n raar gevoel toen ik ons Java weer terug zag!


Mijn overtocht kosten werden gedekt zijn en ik heb uitrustings-kosten gekregen. Daartegenover staat dat ik voor 3 jaar vastzit en zelfs al mocht ik in die tussentijd trouwen dan moet je toch je diensttijd uitdienen en verwacht je een baby, dan krijg je 6 maanden ziekteverlof, die je na je dienstverband weer moet inhalen. Nu kunnen we natuurlijks wel ons loskopen, maar dat kost ons ongeveer ƒ 2500,- Geen kleinigheid. En nu zit ik hier en mijn ouders mogen voorlopig nog niet terug. Ik doe alle mogelijke moeite maar het wordt eenvoudig geweigerd door de Immigratiedienst.


Zeg, lieverds, als jullie je willen laten uitzenden, bedenk je honderd maal want dat contract gaat niet in je koude kleren zitten. En kom in hemelsnaam niet in militair verband (V.H.K., V.K. of Marva). Ten eerste hebben ze hier een meer dan slechte naam en ten tweede is het geen lolletje om eeuwig in uniform te lopen en te derde je bent absoluut niet vrij. Ik woon in het Lavahotel, dat een semi-militair kamp is, niemand zegt hier er iets van als je eens later dan 12 uur thuiskomt (van een fuif) maar dat kun je in militair verband zelfs niet proberen.’

Batavia, 31 maart 1948.




– Jefke


'Na ons huwelijk zijn we op huwelijksreis gegaan. We hebben een week geluierd in Bandoeng. Omdat we helemaal vrij wilden zijn, hebben we niet bij kennissen gelogeerd maar zijn in hotel Pranger gekropen. Net zoiets als Des Indes, ’t heeft dezelfde directie.


Maar nu is het lieve leventje achter de rug. Ik moet iedere ochtend om 5 uur op want Wim moet half zeven weg. Zodra hij de deur uit is, begin ik te kokkerellen. Ik leg ’t schrift open op tafel en ik kijk er iedere keer met één oog in. Zo komt er tenminste nog iets eetbaars op tafel. Vandaag is alles een beetje te zout uitgevallen. Voorlopig leeft Wim nog. Hij wou eerst bij mijn moeder blijven eten. En als ik na een paar dagen nog zou leven, zou hij pas bij mij komen eten. Hoe vind je zo’n echtgenoot.' Meester Cornelis, 17 april 1948.


– Riek


'Lieve Els, Je komt er wel door, hoor, je slaagt want ik duim voor je. Hier gaat iedereen over. Ineke gaat in Augustus naar de huishoudschool en heeft in elk geval al eind lagere school. Ze is niet meer zo onnozel maar nog altijd erg brutaal. 

Ik verlang soms werkelijk dat jullie maar hier waren. Wij hebben nu ’n fijn groot huis. Net iets voor ons, als de lawaaimakers komen.' Buitenzorg, 16 juni 1948.



– Hetty


'Hallo Elsekind, volgende maand doe je eind. Voel je er niets voor om gymnastieklerares te worden? Het is niet zo’n zware studie, in Holland duurt het maar 3 jaar, hier wat langer. Veel voordelen:


zakgeld, gratis intern wonen, enz. Ze hebben een reuze tekort aan gymnastiekers en ik vind jou zeer geschikt. Ik lijk wel propagandiste voor mijn Inspectie voor de Lichamelijke Opvoeding waar ik werk.


Of ga jij liever je huwelijksdiploma halen? Elly is in Maart Mevrouw E.M. Jacobs geworden, ze schrijft ons allergevoeligste brieven over wat ze voor haar lieve man kookt, over haar tuin en inrichting van het huis, en niet te vergeten over de baboes die ze heeft. Die zijn ‘allerschattigst’. De een lijkt op d’r tante, de ander heeft een naaimachine. En als Meneer en Mevrouw uitgaan, staan ze met hun kinderen op de stoep hun toe te wuiven.


En Elsepels, bevalt het leven je in Holland nogal? Ben je in clubs geweest? Het lijkt me wel gezelliger daar in de omgang en de uitstapjes die je kunt maken. Hier is alles nog even onveilig als toen je wegging. De trein Batavia-Bandoeng is eergisteren op Poerwakarta, net toen hij wegreed van die halte, beschoten. Eerst lieten ze ‘m ontsporen. Zes doden en veel gewonden. Ze hadden het speciaal op de laatste wagen gemunt, een militaire. En ik zou juist met verlof gaan naar Bandoeng met de trein. Nu durf ik natuurlijk niet. 


In het Buitenzorgse gebeuren zijn er ook weer van die schietpartijen, het wordt eerder erger dan minder. En de besprekingen gaan maar door. Vanochtend zei m’n baas: ‘Kom Hetty, zullen wij maar naar Amerika gaan?’ Voel ik veel voor, maar dat gaat zo moeilijk.


Bé is getrouwd. Met niemand erbij. Saai toch, Els? Lu is nog niet getrouwd en met Zus is het nog altijd hetzelfde. Haar ouders zijn er nog altijd tegen dat ze met die Pondaag trouwt, maar ze gaat nog altijd met hem om. Ik snap het niet.


Met mij en Tom is het nog altijd oké, met af en toe gekke buien van mij en dan zitten we stommetje te spelen. Op een keer wel een uur.

Toen begon hij weer te praten. Gek zijn we eigenlijk. Zijn vader in Amsterdam is er tegen dat hij met mij trouwt, voornamelijk omdat ik ouder ben!


Nu, Els, al heb ik je maar onzin geschreven, het is toch over je geboortegrond. Je slagen wordt zeker reuze gevierd hè, kon ik maar even overkomen om mee te doen.' Batavia-C, 25 juni 1948.


– Jopi


'Lieve Luidens, denken jullie er niet aan naar Indië terug te keren? Of is Holland leuker? Batavia heeft weer de reuk van voor de oorlog.


Buitenzorg is nog wat ten achter daarbij. New Look is hier de mode. Ik vind het niet bijzonder mooi, ik ben altijd anti lange rokken geweest. Je moet er een bepaald figuur voor hebben, anders kan je het beter laten.' Buitenzorg, 20 oktober 1948


– De man van Wiek


'Een mieterse geste zeg! Wieke is verdraaid blij met haar geschenk. Nog blijer ben ik natuurlijk met de filmrollen, daar ik mezelf daarmee kan vereeuwigen (wat ik tenslotte het voornaamste vind).


Ik ga de foto’s van jullie huis zo vlug mogelijk nemen want anders ben ik bang dat de rollen versluieren, daar ze slechts tot October 1948 gegarandeerd waren.


Emsekind, ook jou vind ik een hele kraan, dat je het roken heb nagelaten, je smookte nota bene zwaarder dan ik.

Buitenzorg, 2 november 1948.



– Merel 


‘O ja, Els, nog hartelijk dank voor ’t garen en de snoepjes. Zou je me ’t laatste adres van Pamla kunnen opgeven? Ik wou haar wat thee en koffie sturen. Ik vind ’t natuurlijk reuze zielig dat ze zo ploeteren moet. Zij heeft er al twee. De mijne komt in Februari.

Er is hier ook nog steeds huizennood.


Maar misschien wordt alles beter nu ze eindelijk Djoeja en Solo gaan bezetten. Ze hebben Boeng Karno en z’n trawanten heerlijk te pakken. Na 3 jaar geklets zijn de Hollanders eindelijk verstandig geworden. Ik ben wel benieuwd hoe dit alles af zal lopen.’

Buitenzorg, 22 december 1948




– De man van Wiek


'De foto’s zijn zoals je ziet, niet zo best gelukt, maar ik heb mijn best gedaan. De andere zijn ook al zo gevlekt. Helaas heb ik daarmee onze troep ‘perloppors’ niet opgenomen. Omdat ik ze niet bij elkaar heb kunnen krijgen en niet langer kon wachten. De achterkant van het huis heb ik niet opgenomen, veel te donker.' 

Buitenzorg, 12 november 1945.



– Em




‘Over het geloof zullen we het maar niet hebben, Els, want dat is individueel. Mag ik nog even over jou doorgaan? Je woorden ‘ik was vroeger juist te sentimenteel’ en ‘mijn luchtkastelen komen toch nooit uit en daarom berg ik ze liever weg’ zeggen mij dat je cynisch bent geworden. 


Het is goed dat je voor je zelf de dingen houdt die je meemaakt, maar één raad, Els, als iemand zich teveel door zijn (haar) gevoel laat meeslepen, denk dan niet te min over hem (haar), want zij hebben juist erg veel opbeuring nodig daar ze zich nooit hebben leren beheersen. Door hen eens flink ‘de waarheid’ te zeggen maak je hen down en krijgen ze het land aan jou.’

Buitenzorg, 17 maart 1949.



De laatste brief in de koffer is per militaire post verzonden, dateert 1950 en is van J. Antoni.


'Don’t take me ill, dear, er is zoveel gebeurd in de laatste 3 mnd. dat m’n gedachten ’n tijdje van de larie waren. Elsie, neem ’t me echt niet kwalijk dat ik je nu pas schrijf. 


Ik krijg hier in de kazerne zo ontzettend weinig brieven dat als ik er af en toe eentje ontvang, ik wel huilen kan van blijdschap. Misschien een beetje te overdreven gezegd maar dat is om jou ’n voorstelling te geven wat ’n brief alzo op m’n gemoed kan werken.




De klassen die hun eindexamen hadden en van wie, door dit incident, de examinatoren niet kwamen opdagen natuurlijk, krijgen vrij om hun lessen na te kijken. Daar is natuurlijk niks van gekomen. De overigen moesten de wachtposten versterken, daar hoorde ik ook bij.’


Naast de brieven uit Indië komen er meer en meer kaartjes, kattebelletjes en brieven uit Nederland en Europa binnen.


Zürich 1947, naamloos kaartje.

‘Die blonde jonge op de boot heb ik hier twee keer gezien. Hij is brievenbesteller geworden. Hij doet net of hij mij niet herkend. Dus doe ik hetzelfde.’



Amsterdam 1947 – Ernst


‘Ik ben wat de mensen in Holland betreft dezelfde mening toegedaan en vind ze over ’t algemeen kleinzielig. Ik ben dan ook van plan zo gauw mogelijk uit Holland weg te gaan na m’n studie beëindigd te hebben. Als je in A’dam op school komt, verhuizen jullie dan allemaal of kom je hier ergens in de kost? Ik houd je aan je belofte om me een foto van je te sturen, zodra je er een hebt, en anders is een kiekje ook goed.'




Wassenaar 1947 – Hans

'Je vader heb ik nog in Leiden op ’t station ontmoet, ik moest toen ook juist naar Mokum toe. Het is toch wel ’n leuke stad. Inmiddels ben ik naar Wassenaar verhuisd. Mijn moeder en broertje zitten nl. ook hier, we zitten alleen niet samen. 


Ik ben hier bij mensen in huis, ontzettend aardig zijn ze. M’n kamer is moorddadig, eigenlijk te groot voor mezelf. Verder is er hier nog een andere boy in huis, een 17-jarige knaap uit Velp. Ik denk dat we wel met elkaar kunnen opschieten. In december komt er misschien nog een meisje in huis, iemand uit Indië ook. De familie hier hebben zelf geen kinderen en nemen ze daarom in huis. 


Het huis is er ook bijzonder gunstig voor want ’t heeft enorm veel kamers. Verder hebben we hier een reuze knaap van ’n bouvier, een aardig beest met ’n blafgeluid om van terug te deinzen - ofschoon ze pas 7 maanden oud is.


Van Rob Stroeve heb ik sinds maanden al niets meer vernomen, ik meen dat hij nu in Zeist bij mensen in huis zit. Z’n moeder en zuster zitten geloof ik nog te Gouda. 


Krijgen jullie nog wel eens bericht uit Indonesië? Hoe staat ’t met ’t Westeneng Malang kamp?


Van Carrina Emanuel heb ik ook al maanden niets vernomen. De familie van Elly Rooiackers zit in Voorburg. Ik ben erg benieuwd hoe jullie Amsterdam zullen vinden, een moord-stad! Maar ondanks dat vind ik het hier in Wassenaar toch ook heel gezellig. Je krijgt hier eerder vrienden dan in een grote stad. Ik heb verduveld aardig vrouwvolk gezien, lang niet gek!'




Noordwijk, 1948 – Lu 


‘Maarten heeft een stuk of twintig waterpokken. Hij is er gelukkig niet vervelend van. Alleen mag hij niet naar beneden. Hij houdt hele verhalen tegen me in zijn eigen taaltjes is danig gul met zoenen. 


We zitten hier stikvol. Maandag is er een gezin bijgekomen van 10 menschen. Ook nog een van 5 personen. We zien ze alleen aan tafel.


’s Avonds zit ik in m’n eentje bij de radio want ze slapen allemaal al voor 10 uur. Ik ben in een week al niet naar de bios geweest. In Royal draait een goede film maar dat hele eind durf ik niet alleen te loopen, uit angst dat er een man om m’n hals gaat hangen. ’t Idee alleen dat je omarmd wordt door een bloemkool of haring stinkerd!’


Amstelveen 1948  – Elory


'Soms denk ik bij mezelf: waarom leer je nu eigenlijk zo hard? De onvoldoendes krijgen toch de overhand. Gelukkig ben ik niet de enige. Een heleboel zijn zelfs van plan van school te gaan. Mijn vader denkt niet al te optimistisch over Indië. Er is daar niet veel veranderd, behalve voor de zwarthandelaren. Of hij terugkomt naar Holland, weet ik niet.'


Noordwijk aan Zee 1948 – kaartje


'Bedankt voor al je moeite voor het uitkijken naar kamers, maar het hoeft niet meer. Wij zijn reeds geslaagd en trekken komende Vrijdag naar Amsterdam i/d Churchilllaan 27a. Het zijn maar 2 kamers (Bert moet dan maar in de zitkamer slapen) en we moeten de keuken delen. Maar wij zijn nu lang genoeg aan Zee geweest.'


Den Haag 1948 – Fanny 

‘Ja, kind, ik zou best nog eens met jullie in Noordwijk naar bramen willen gaan zoeken, dat was toch best gezellig. Ik ben sinds 24 November aan het werk bij de Belastingdienst hier. Allemaal Indische menschen, dus een genoegelijke boel.


Tusschen de middag gaan we meestal een eindje omloopen omdat we anders verdorren in al die warme, rookerige kamerwarmte. Hier op kantoor is beneden ons een repatrieeringsdienst van het leger en die voorzien ook ons tegen een klein bedrag per maand van koffie. De koffie is echte ‘Duine en Dalsche’ koffie, net als de kali in Batavia. 



Als zij weg zijn, gaat er natuurlijk prompt om elf uur een man van ons naar de de melksalon De Sierkan, hier vlak om de hoek. En dat is een feest van zalige koffie, omdat ’t tevens een tractatie is van een van de heeren omdat die z’n back-pay heeft ontvangen. De andere, namelijk m’n directe baas, den Hr Berhitoe (een gelijkgestelde Ambonees, maar een keurige en prettige baas) tracteerde verleden week op loempia met echte taogeh erin. Daverend! 


Ook hebben we pas van opperste chef gewisseld. We moesten allemaal in pakian netjies om half 12 naar hem toe komen en er werd natuurlijk zwaar gespeecht en bedankt maar daarnaast kregen we een paar fijne borrels met lekkere zoutjes en mieterse sigarettten die ik allemaal in m’n tas smokkelde voor Henk. Het was om te barsten van de hitte en al die kerels keken zoo sullig en die speechen waren zoo oervervelend dat ik een onbedwingbare lachkramp kreeg.


Verderop zat nog zo’n product als ik dat ook alsmaardoor zat te grijnzen en als we maar even naar elkaar keken, werden we paars. Zij bewaarde ook haar sigaretten voor haar verloofde.


Enfin, zoo zien jullie dat ik me hier toch wel vermaak en ben erg tevreden met het werk. Wat een leven toch in Noordwijk, zoo’n heele dag niets te doen.’


Joseph, ooit ‘hospitaal directeur’ in Palembang, vindt een baantje als ‘adjunct-competabele’ bij Bureau Bijzondere Jeugdzorg. Mede dankzij z’n tropenjaren-pensioentje lukt het hun om na een klein jaar te verhuizen naar


Schubertstraat 32”, Amsterdam. 

Geen verkeerd adres, Johanna en Joseph blijven er wonen tot hun dood.


Tot slot een lange brief van Nina, net als Els 21 jaar oud. Als zovele kinderen in Indië (en Suriname) leerde ze het rijtje Hoogezand-Sappemeer (Zuidbroek Scheemda Veendam Wildervank Oude Pekela Nieuwe Pekela Stadskanaal) feilloos opdreunen. Op gelijnd schoolpapier beschrijft Nina aan Els dat ze het betreffende landschap nu te zien kreeg tijdens een schoolreisje per fiets.


– Nina


'Natuurlijk hebben we de hunnebedden gezien en verschillende wandeling in de omgeving van Havelte gemaakt. Je hebt daar allerlei landschappen. Aan de ene kant vlak grasland met koeien, maar aan de andere kant beginnen de zandgronden, daar heb je dennenbossen, heide en zandverstuivingen en glooiend terrein. Er zijn daar heel mooie plekjes. Jammergenoeg gaan ze steeds meer heide ontginnen om rogge te verbouwen, hoewel zo’n groen veldje tussen bruine heide ook wel aardig staat.


Op de terugweg hebben we een eind door de N.O. polder gefietst. Eindeloze weiden en korenvelden heb je daar. In de cantine van het arbeiderskamp Ens hebben we wat gedronken en ons brood gegeten. Het is een kamp van barakken, waar de arbeiders voorlopig nog wonen bij gebrek aan huizen. Ze mogen hun gezinnen nog niet meenemen. Het ziet er daar allemaal keurig netjes uit.


De dag, dat we in Staphorst waren, was een Zondag en we hebben toen de kerkgang gezien. Dat was heus de moeite waard, alle mensen waren in klederdracht. Maar ik zou er nooit willen wonen, hoor, want de mensen daar leven zo onder de druk van de oude tradities, dit mag niet en dat hoort niet. ’s Zondags mag er niet gefotografeerd worden. De mensen gaan 2 x naar de kerk en je moet het niet wagen tegen de kerkstroom in te lopen. Het is wel eens gebeurd dat iemand die het toch deed, door het kerkvol in een sloot werd gegooid.


PS: Volgens de laatste berichten komt meneer Van Bommel (die de laatste maanden op de HBS van Medan les gaf) de 8ste per vliegtuig in Holland aan. Nederland 29 april 1949


De volgende tien jaar gaat de inhoud van de koffer bijna alleen nog over drie levenslustige jonge meiden die in naoorlogs Nederland de tijd van hun leven lijken te hebben in de vijftiger jaren. 


Teruggaan is inmiddels ingewisseld voor doorgaan naar Californië, de droom van zovele lotgenoten uit Indië. Wellicht bedenken en organiseren ze daarom van alles om nog zo veel mogelijk van Nederland en Europa te zien. En ze zijn natuurlijk jong, dat ook. 


Ze schrijven zich in bij penpal-clubs, worden lid van fietsclubjes, sportclubs en ander verenigingsleven – en reizen naar Zürich, Parijs, Londen…




- Alle afbeeldingen zijn afkomstig uit de koffer (m.u.v. de Kota Baroe)


- Door naar: Deel 3 Terug, blijven of verder?

- Terug naar: Deel 1 Indië

blog inhoud



3 sep. 2016 09:38

Tekst invoeren


All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty