kashba

Deel 7 De Chinese keizercollectie

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty  

Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20 - 6 23 55 64

06 - 588 41 370


lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Aan het rampzalige eind van de Qing dynastie (1644-1912) 


en ‘de eeuw van vernedering’ (1839-1949), 


na de burgeroorlog tussen republikeinen en communisten (1927-’50) 


en de Sino-Japanse oorlog (1937-’45), 


vallen vrijwel alle belangrijke steden in 1950 onder het bewind 


van het Volks-bevrijdingsleger van de nieuwe Volksrepubliek China.

In de hutongs van Beijing liggen de nauwe straatjes er erbarmelijk bij. Niemand lijkt zich om het leed of het stinkend afval te bekommeren. 

De Verboden Stad is inmiddels al een halve eeuw onderhouden noch gerenoveerd. Gras en onkruid overwoekeren de vele binnenpleinen. Dwars door ingevallen daken schieten er bomen omhoog. 


Elk voorjaar verhogen stormen in alle oostelijke hoeken en gaten de zandhopen met weer een paar centimeter uit de Gobi woestijn.



En toch, toch ligt het paleis er binnen acht jaar weer enigszins toonbaar bij dankzij inzet van 'het stedelijk proletariaat’. Het nieuw opgerichte Staatsbureau voor Culturele Relikwieën neemt er z’n intrek. 

Zheng Zhenduo, decaan faculteit Letteren, volgt Ma Heng na zijn overlijden op als directeur van het paleismuseum. Om te ontsnappen aan verplichte arbeid op het boerenland helpt kameraad Zhenduo tevens bij de stedelijke voddenboeren – en weet al doende menig oud manuscript en kalligrafiewerk van louter papierwaarde te redden.

Tot de nieuwe dageraad behoort Het Staatsbureau voor Culturele Relikwieën dat een strategie opzet om ‘verdwenen’ schatten terug te vorderen. Een groepje deskundigen – samengesteld uit universitaire historici en voormalige stafleden van het paleismuseum – dient de authenticiteit en waarde van de ‘teruggekeerde’ kunstvoorwerpen te bepalen.


In een kleine, onverwarmde ruimte boven de ingangspoort van de Verboden Stad bespreken de stafleden van het Staatsbureau voor Culturele Relikwieën dagelijks de weelde aan schilderijen en kalligrafieën die de meest onverwachte individuen inbrengen – om te ruilen tegen geld of desnoods tegen baar eten.

Elke dag opnieuw, zonder zich te generen

Zoals Jeannette Shambaugh Elliot beschrijft:

voor hun lange uren aan lunchtijd, selecteert het comité het beste uit wat ze te zien krijgt en bedingt namens de Volksrepubliek een volstrekt onpersoonlijke, meedogenloze bodemprijs – voordat ze de voorwerpen voorleggen aan hun superieuren.


Soms gaat het comité op huisbezoek bij gerenommeerde verzamelaars of welgestelde families. Met een ‘verzoek tot donatie’. Heel soms gaat het comité akkoord om met het verzoek te wachten tot na het overlijden van de al wat oudere verzamelaar.

De aanpak levert het paleismuseum binnen de eerste vijf jaar 165.061 kunstschatten op.


Militaire veteranen – uit gevechtszones als Mantsjoerije of Korea – beveiligen de Verboden Stad en daarmee het paleismuseum. Toch dreigt het in de zestiger jaren alsnog desastreus af te lopen met de collectie.

Om z’n macht te behouden, start partijvoorzitter Mao Zedong een zogenaamde culturele revolutie (’66-’76). 

Zijn politieke tegenstanders verklaart hij tot ‘burgerlijke vijanden van de vooruitgang’.

 

Zijn motto is 'weg met de bestaande structuren’ zijnde: 1. oude cultuur 2. oude gewoonten 3. oude gebruiken 4. oude gedachten en geloven. 


Op naar een een nieuwe ‘superstructuur’ – mèt een ‘superleider'.


‘Als professor neigde ik ertoe om de geschiedenis te zien als geleid door onpersoonlijke krachten. Maar in de praktijk zie je het verschil dat persoonlijkheden uitmaken.’ - Henry Kissinger in 1992

In de NY Review of Books besprak prof. Timothy Snyder ooit de kwestieWho killed more, Hitler or Stalin? Een enigzins eurocentrische vraag. Het zeer persoonlijke beleid van Chiang Kai-shek (1912-'49) veroorzaakte  naar schatting zo’n twintig miljoen slachtoffers, maar het nog persoonlijkere beleid van Mao Zedong (1935-’76) leidt vervolgens tot een veelvoud daarvan.



Onder scholieren en studenten worden jongeren gerekruteerd tot een snel groeiende groep Rode Gardisten die Mao’s zestien punten willen uitdragen of liever nog meteen opleggen. 

Met Mao’s rode boekje in de hand komen er op 18 augustus 1966 vanuit heel het land meer dan een miljoen leden samen op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing.

De consequenties van Mao’s zestien punten zijn verstrekkend. Het verheft wat voorheen een studentenbeweging was tot een landelijke massacampagne die arbeiders, boeren, soldaten en lagere partijfunctionarissen ertoe aanzet om op te staan, het gezag uit te dagen en de "superstructuur" van de samenleving vorm te geven. - Wikipedia.

Het enthousiasme slaat om in hysterie. Een bril dragende zou zo maar een intellectueel kunnen zijn en dus verdacht en dus weg ermee. Lijfstraffen dienen niet zelden door familieleden op elkaar te worden uitgevoerd.


Als iemand geëxecuteerd wordt, ontvangt de familie een rekening voor de kogel. De voorbeelden zijn legio en inmiddels goed gedocumenteerd.

De Rode Gardisten vernielen keizerlijke tombes en bibliotheken, maar ook tempels, kerken, moskeeën want ‘religie is opium voor het volk’ (Mao citeert Marx). Protesterende priesters, lama’s en monniken verdwijnen naar ‘opvoedkampen’.


De aangejaagde hysterie mag de macht echter niet bedreigen, er zijn dus uitzonderingen op de regel. Alles dat raakt aan het leger of kernfysica is onschendbaar verklaard – waaronder opmerkelijk genoeg vele musea.


Hoe voorouders zich het leven eigen maakten en hoe ze daar over dachten, is terug te vinden in hun nalatenschap. Als je alle sporen uitwist, weet zelfs een kind, wordt het moeilijk te achterhalen waar je bent en hoe je er kwam.


Over het lot van de Verboden Stad spreekt Mao Zedong persoonlijk z'n veto uit. In de aangrenzende keizerlijke tuin richt de communistische partij haar hoofdkwartier op: Zhongnanhai (nog steeds het machtscentrum van China).


De elite garde van de partijtop, eenheid 8341, neemt z’n intrek in het paleismuseum – de keizercollectie staat immer nog symbool voor de macht. Regelmatig laat Mao oude geschriften halen en brengen.


Zijn grote ledikant – waarop hij tijdens bezoeken meestal blijft liggen – is steevast bezaaid met boeken en oude geschriften.



Dankzij interventie van premier Zhou Enlai ontsnappen in Beijing o.a. de eeuwenoude Confucius en Yonghe tempels aan verwoesting, al moeten de duizenden Tibetaanse en Mongoolse monniken er vertrekken, al dan niet naar opvoedkampen.




Een 'beschermingsveto' van de Staatsraad van de Volksrepubliek houdt in dat de historische, publieke gebouwen voor het volk ontoegankelijk zijn                                                   verklaard. Ze gaan op slot.


Confucius tempel, Beijing

Yamanthaka, Yonghe Lamatempel, Beijing


In de Yonghe tempel (Beijing) bleef bijgevolg dit prachtige, tantrische beeld van Yamanthaka gespaard. In Tibet onderging eenzelfde figuur door toedoen van Rode Gardisten een ander lot.

Ook in het achterland bevestigen uitzonderingen de regel. In Tibet ontsnappen grote, voorname kloosters als de Potala in Lhasa aan de vernietigingsdrang van Mao’s Rode Brigade – de bevolking zou immers massaal in opstand komen en hun leven ervoor geven.

Kleinere ghompa’s worden veelal opgeblazen – al zijn ze wel eerst leeg gehaald. De antieke voorwerpen vinden veelal hun weg naar zwarte markten wel. Kapotgeslagen beelden en andere fragmenten blijven soms nog jaren in depots opgeslagen – wie weet kan men later het goud er wèl vanaf halen…

Qua oppervlakte was (is) Tibet ongeveer zo groot als West-Europa. 



Opmerkelijk genoeg gaan in het paleismuseum de terugvorderings-activiteiten van Het Bureau voor Culturele Relikwieën onverstoorbaar verder. 

De eerste decennia is hun verzoek om het museum te verrijken in wezen een dwangbevel. Ambtelijke en militaire bureaus, alsmede openbare en burgerlijke instanties, verenigingen en stadhuizen, elke organisatie dient het bezit aan kunst en antiek te rapporteren en ter beoordeling aan het comité voor te leggen.


Als het de terreur van Rode Gardisten tenminste heeft overleefd.

Wie particulier bezit aan antiek en kunst niet opgeeft, wordt zwaar gestraft. Veel gaat ondergronds, maar het zet ook sommigen ertoe aan om het hele familiebezit ‘spontaan te schenken’ aan het paleismuseum, liefst in ruil voor extra eten of andere gunsten. 


Zoals bijvoorbeeld de nabestaanden van Zhu Wenjun, een man die van 1926 tot ’36 in het paleismuseum werkzaam was en tegelijkertijd thuis een privémuseumpje aanlegde.

Een van de eerste afdelingen die decaan-directeur Zheng Zhenduo opzet, is een opleiding voor jongeren om hen zowel in antiek als in opsporing te bekwamen. 


Bijgevolg beschikt hij reeds in de vijftiger jaren over gemotiveerde werkgroepjes die stad en land afreizen om voormalige antiek-handelaren te traceren.


Al vrij snel wordt duidelijk dat het afdwingen van antiek bij voormalige handelaren slechts averechts werkt: liever nog begraven of verbranden ze hun handel. Zheng Zhenduo weet echter van Zhou Enlai een budget los te krijgen om handelaren een bodemprijs te bieden. 


Niet dat bankbiljetten nog veel waard zijn.

Maar hierdoor leeft de antiekhandel wel weer op – zij het heel voorzichtig,  bescheiden en discreet. De jeugdige opsporingsteams weten nog eens zo’n 53.951 objecten te ‘herenigen' of toe te voegen aan de keizer-collectie.


Echte topstukken, waarbij het risico het waard wordt geacht, vinden nog altijd wel een smokkelroute, bijvoorbeeld naar (Brits) Hong Kong. 

Een enkele keer geeft premier Zhou Enlai het team onder strikte geheim-houding zelfs een zak geld mee om bij de Engelse veilinghuizen een bod uit te brengen. 

Bijvoorbeeld op tekeningen uit de Song dynastie die Pu Yi, de laatste keizer, ooit als waarborg bij de voormalige Salt Industry Bank onderbracht.

     The Bund, Shanghai, eind veertiger jaren.



Ook buitenlandse banken, met name in Shanghai, blijken aldoor nog kunstvoorwerpen in hun kluizen te bewaren als onderpand voor niet-afgeloste leningen. 

Bij de German Mobile Bank worden 31 kisten met 1136 voorwerpen geconfisqueerd en bij The American-Chinese School nog eens negentien containers met in totaal 21.749 voorwerpen, waarvan niemand meer weet – of wil weten – hoe die daar ooit terecht kwamen.

Zo mogelijk worden zelfs geëmigreerde Chinezen aangesproken op hun vaderlandslievendheid; enkelen van hen zetten inderdaad hun testament op het paleismuseum – mogelijk hebben ze nog familie of belangen in het thuisland.



TAIWAN


Reeds voor de uiteindelijke vlucht van Chiang Kai-shek en de zijnen naar Taiwan, barst er 28 februari 1947 een oproer los onder de oorspronkelijke bevolking van het eiland.

Hun verzet is gericht tegen de almaar groeiende instroom van de – over het algemeen welgestelde – Kuomintang-aanhang die op het eiland van alles opkoopt en opeist. Menige Taiwanees heeft liever nog de Japanners terug.


De leiding van de Kuomintang, voornamelijk militairen, reageert met buitensporig veel geweld op het spontane protest. De argumenten van de lokale bevolking zijn volgens hen volkomen ondergeschikt aan de strijd om het vasteland terug te veroveren op de communisten. De slachting draait uit op zo’n 20.000 doden, maar een veel groter aantal inlandse Taiwanezen wordt sindsdien vermist. 



(Tot op heden staan de cijfers 28/2 in Taiwan voor een nationaal trauma.)


Bovendien is met de komst van de Kuomintang – uiteindelijk zo’n twee miljoen in getal – de kans op bombardementen groter dan ooit tevoren tijdens de voor Taiwan zeer lange oorlog en Japanse bezetting. Uit voorzorg worden de meegebrachte kisten met keizerschatten ondergebracht in hooggelegen grotten. 


Vanwege de warme luchtvochtigheid moeten de spelonken verder worden uitgehouwen om de benodigde tocht op gang te brengen.

In 1954 brengt Henry Luce, uitgever van Time en Life magazine, een bezoek aan Taiwan. Luce is een fanatiek anticommunist. Behalve over groot-kapitaal beschikt hij ook over contacten in Washington. 


Via The Asia Foundation krijgt Taipei geld voor een klein, eerste museum. Niet zozeer ter beveiliging van de collectie als wel om te laten zien dat Taiwan nog steeds een speler in de machtsstrijd is. 


Tekenend is wellicht dat de vier galerijen van het gebouw hoogstens zo’n tweehonderd objecten tegelijk kunnen tonen.


Nog in 1960 onderstreept president Dwight Eisenhower met een staats-bezoek aan Taiwan dat Washington de Kuomintang als enige echte regering van China beschouwt.

Zijn vicepresident Nixon denkt daar acht jaar later – als president – heel anders over.


CHINA


Nachtelijk Beijing, januari 1971. Lichtelijk opgewonden klopt partijleider Zhou Enlai aan bij Zheng Zhenduo om hem op te dragen het museum binnen een klein jaar geheel en al op orde te krijgen. Vragen mogen er niet worden gesteld. 

Dat doet Zheng ook niet. De decaan-directeur ziet namelijk een kans om een groot aantal van zijn universitaire collega’s – die door de Rode Gardisten voor ‘echte arbeid’ naar het binnenland werden verbannen – te helpen terugkeren op hun eigenlijke werkplek.

Het is de tijd dat Henry Kissinger geheime bezoeken aflegt – via Roemenië en Pakistan – om in Beijing het bezoek van VS-president Nixon voor te bereiden. Ook publicitair wordt de reis tot in de finesses voorbereid. 

‘Bijna gechoreografeerd om voor Nixon de allure van een internationaal staatsman te creëren,’ volgens latere analyses. 


Amerikaanse journalisten bevechten elkaar om met het staatsbezoek mee te mogen. Washington suggereert aan Beijing dat lokaties als de Muur, de Verboden Stad en het Paleismuseum hun ideaal lijken voor fotosessies met de pers.

September 1972 openen kranten wereldwijd niet met ‘De republikeinse VS zoekt toenadering tot communistisch China’ maar simpelweg met: Nixon goes to China!


(Zorg bij ‘verpersoonlijking van de politiek’ – vergat Kissinger erbij te vertellen – wel voor luide, simpele en veelvuldig herhaalde propaganda.)


Opmerkelijk nieuws, want Nixon staat bekend als vurig anticommunist. Eenmaal in office, richt hij zich vanaf de eerste dag op toenadering tot China. Niet zozeer om markten open te breken, zoals voorgaande presidenten steevast probeerden, maar om voor alles een wig te drijven tussen Beijing en Moskou – en daarmee het geografisch zeer uitgestrekte, communistische blok op te breken. Verdeel en heers. 

Op zich niet zo moeilijk, want Mao Zedong is al langer geen vriend meer van de staat die hem ooit aan de macht hielp, de Sovjet Unie ten tijde van Jozef Stalin.

De wijdverbreide krantenkop wordt dan ook even graag geparafraseerd: It takes a Nixon to go to China – wat voor ruimere uitleg vatbaar is.


Onderbelicht blijft echter dat Nixon tijdens zijn week in China slechts één keer gedurende een klein uur Mao mag ontmoeten. Meer kan de zieke partijvoorzitter trouwens niet aan. Zhou Enlai voert daarbij het woord en Mao maakt tussendoor grapjes als: ‘Ik geloof niet dat onze oude vriend Chiang Kai-shek dit bezoek zal goedkeuren.’

Later noteert Winston Lord, de veiligheidsadviseur die het gesprek meemaakte:

Mao had wel humor, af en toe riep hij wat en maakte grapjes, soms met zelfspot. Pas op de terugweg begonnen we te beseffen dat hij in feite alle punten die hij belangrijk vond, wel degelijk had benoemd. Mijn aanvankelijke indruk was dat het geen groots gesprek was geweest. Maar achteraf denk ik dat Mao veel doelgerichter en bekwamer tewerk ging dan wij onderkenden.

Mogelijk mede doordat Kissinger tijdens zijn voorbereidingen al belooft dat Washington van plan is al z’n militairen van het eiland Taiwan weg te halen, blijft het symbool van de macht, de keizerscollectie, onbesproken: het is slechts een binnenlandse aangelegenheid.

Daarentegen heeft de Kuomintang dankzij de bloedige, culturele kaalslag op het vasteland, een uitgelezen kans om zich internationaal te profileren als ‘de enige bewaarder van de traditionele Chinese cultuur’.

Op een heuvel nabij Taipei bouwt de regering een megalomaan-monumentaal

gebouw onder dezelfde naam als het museum inBeijing: het Nationaal Paleismuseum.

’Had Chiang Kai-shek zich tot keizer van Taiwan laten kronen, dan was dit een passend onderkomen geweest,’ merkt een reisgids later op.


Nationaal Paleismuseum in aanbouw, Taipei.

Op 12 november 1965 gaan de deuren open om een selectie van 1573 kunstobjecten, schilderijen, kalligrafeerwerken, historische documenten, zeldzame boeken en sieraden te tonen. 

Het duurt vervolgens nog vele jaren eer het nationale museum zich officieel excuseert voor het feit dat de oorspronkelijke cultuur van het eiland in het geheel niet aan bod komt.




CHINA

Mei 1989 protesteren honderdduizenden op Tiananmenplein in Beijing tegen het communistische beleid dat in die tijd o.a. ook nog eens dertig procent inflatie kent. Mogelijk inspireert de omwenteling in de Sovjet ten tijde van Michail Gorbatsjov tot de demonstraties. 

Onder de menigte op Tiananmenplein bevinden zich voltallige onder-nemingen, instituten en verenigingen, zwaaiend met hun bedrijfsvlag of logo. Zo ook het paleismuseum.


Zodra achter de schermen de conservatieven de onderlinge strijd binnen de communistische partij winnen, wordt in Beijing de staat van beleg afgekondigd. Op 3 en 4 juni vegen militairen het plein schoon. 


Wie de gebeurtenis in de media opzoekt, leest dat ‘ze het vuur openden, demonstranten verpletterden en arresteerden.’ (BBC) Op internet komt meteen de term massacre naar voren. ‘Het protest werd bloedig neergeslagen met de dood van honderden mensen tot gevolg.’ (Wikipedia) Opmerkelijk genoeg blijkt van de massacre (bloedbad) geen beeld-materiaal te bestaan. 


De terreur en trauma’s van de Culturele Revolutie liggen ook bij de partijtop nog te vers in het geheugen om tot dergelijk optreden te besluiten. Wellicht geven de gevolgen voor het museumpersoneel een betere indruk van hun strategie.


Aan het eind van de protesten maakt het leger aanstalten om bivak op te slaan op het grote plein voor de Taihedian. Dit is ‘De Hal van Opperste Harmonie’ waar sinds 1697 keizers werden gekroond en gehuwd.

 


‘Het was het ceremoniële centrum van de keizerlijke macht en is het grootste bewaard gebleven houten bouwwerk in China.’

Binnen staat de eeuwenoude Drakentroon, omringd door vergulde pilaren. Buiten staan naar de windhoeken grote bronzen kraanvogels en weer elders de achttien bronzen vaten die de provincies symboliseren. Directeur Zhang verklaart onmogelijk te kunnen toestaan dat ‘deze nationale schat, dit werelderfgoed’ door het leger met tanks en ander wapentuig wordt ingenomen en beschadigd.

Terwijl hij met aftreden dreigt, rolt het Volksbevrijdingsleger (PLA) door de hemelse poorten naar binnen – gevolgd door de inlichtingendienst. Een aantal officieren wordt als ‘hoger administratieve kracht’ van de Verboden Stad aangesteld en een gepensioneerde generaal als nieuwe directeur van het paleismuseum. 


De keizercollectie geeft nog steeds aan wie er de baas is.


TAIWAN

Mettertijd keert het tij voor de Kuomintang ten nadele. Gedurende de zeventiger en tachtiger jaren erkent vrijwel de hele wereld het communistische vasteland als het eigenlijke China. De republikeinse partij beseft dat het haar aanspraak beter kan loslaten en richt zich op een voortbestaan als zelfstandige natie.

https://www.kashba.nl/blog/chinese-levensbeschouwing.htmlOp zoek naar een eigen nationale identiteit voor het eiland krijgt de oorspronkelijke bevolking eindelijk meer rechten, aandacht en zelfs een eigen museum. Het allereerste geschiedenisboek voor scholen opent met hun bestaan en laat het 28/2 trauma niet onbenoemd. 

In het paleis-museum verdwijnt standaard elke verwijzingen naar de herkomst of vindplaats van de tentoongestelde voorwerpen.

‘Het eiland probeert z’n historische wortels met het vaste land te ontkennen,’ protesteert China.

Een van de gangbare wegen voor een museum om internationaal erkenning te verkrijgen is het uitlenen van objecten, maar dat durft het paleis-museum slechts aan met landen die ‘immuniteit voor gerechtelijke inbeslagname garanderen’ – en dat kunnen of willen er maar weinige.

In 2007 lukt het BBC-journalist Caroline Gluck binnen te komen in een van de tunnels die in de berghelling achter het museum zijn uitgehouwen om in geval van een aanval vanaf het vasteland te kunnen uitwijken.


‘Vergezeld van twee bewakers en vijf medewerkers van het museum kwamen we binnen via drie zorgvuldig verzegelde en afgesloten deuren. Aan weers-zijden stonden zwarte stalen kratten, allemaal genummerd en op elkaar gestapeld. Eén groep kisten bestond nog uit de originele houten kisten die gebruikt werden om de schatten vanuit China te verschepen.’



CHINA


In 2010 reist een gezelschap van fotografen en journalisten mee met medewerkers van de twee rivaliserende paleismusea die de vluchtroutes van de duizenden kisten 65 jaar na dato opnieuw afleggen. Het doel is te onderzoeken en te documenteren waarheen de schatten tijdens de Japanse inval (1937-’45) werden vervoerd en hoe ze werden bewaard.

Heel voorzichtig en geruisloos zijn de twee musea begonnen aan een cross-Strait samenwerking, per slot is er meer gezamenlijke geschiedenis dan afzonderlijke. Bezoeken van medewerkers of uitwisselingen van voorwerpen liggen echter politiek te gevoelig.


Zhuang Ling, 72, vertelt in een NYT-verslag dat zijn vader oorspronkelijk archivaris van de collectie was, maar tijdens de oorlog met bewaking was belast. Het gezin reisde zestien jaar lang met een deel van de collectie mee. 


'In de bergen buiten Chongqing brachten ze bij mooi weer de schilderijen, kalligrafie en boeken naar buiten om ze wat frisse lucht te geven, aangezien het binnen nogal vochtig was. Zelfs enkele van de (eeuwenoude, zeer kwetsbare) rolschilderingen kon ik uitgebreid bekijken.’


Een andere oudere getuige-gids vertelt hoe sommige gezinnen na hun gezamenlijke, veertien jaar durende vlucht evenals de collectie uit elkaar raakten doordat ze loyaal bleven aan het deel waar ze verantwoordelijk voor waren. Dientengevolge kwam het ene gezin na alle omzwervingen in Beijing terecht en het andere in Taiwan.


Zorgvuldig vermijdt het deskundige reisgezelschap alle politieke kwesties of volstaat de media met antwoorden als: ‘Het maakt niet uit waar de schatten worden bewaard als ze maar goed worden verzorgd.'


Een van hen parafraseert China’s officiële politieke frase ‘Eén land, twee systemen’ voor gebieden als Hong Kong en Taiwan als hij oppert:


'Eén collectie, twee musea.’

All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty