kashba

Deel 5 De Chinese keizercollectie

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty  

Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20 - 6 23 55 64

06 - 588 41 370


lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Honderdduizenden historische schatten 

veertien jaar lang op de vlucht

Na de twee Opiumoorlogen en de Bokseropstand zakt eind 19de eeuw het Chinese keizerrijk nog dieper weg in chaos, corruptie, strijd en armoede.

Japan, aan de overkant van de Oost-Chinese zee, beëindigt daarentegen z’n eeuwenlange afzondering en verandert rap in een politiek goed gestructureerd, industrieel en militair gedisciplineerd keizerrijk. 


Het Tsaristische Rusland houdt delen van Chinees Mantsjoerije bezet om – net als Japan – ijsvrije havens in Korea te kunnen inlijven. Vele westerse mogendheden claimen eigen ‘vrije zones’ in de grote steden langs de kust van het Chinese continent. Dankzij betere organisatie en bewapening hebben ze tamelijk vrij spel.

Anders gezegd, rond 1900 lijkt the Great Game – het oude koloniale machtsspel in Centraal-Azië tussen met name Rusland en Groot-Brittannië – zich verder naar het Oosten te hebben verlegd. 

Niet langer is Kashgar – de eeuwenoude oasestad langs de zijderoute in het uiterste westen van China –


het belangrijkste spionagecentrum, maar  het conglomeraat van buitenlandse zones (‘concessies’) aan de Oost-Chinese Zee: Shanghai.



‘Hèt eldorado van avonturiers. Vol bars en hotels met gokkers, vrouwen en andere riskante glamour. Van Amerikaanse boksers tot Indiase prinsessen. 

Vol Britse zwendelaars, Franse afpersers en Duitse moordenaars die als geheimagent van (meerdere) grootmachten zowel elkaar bestrijden als de Chinese geheime genootschappen?,’ zoals Bernard Wasserstein in Secret war in Shanghai de stad beschrijft.


‘Een wespennest waar westerse bankiers en Japanse handelaren in zwarte colberts en moderne automobielen om ruimte strijden met koelies die hun lading op bamboestokken balanceren of per handkar voortzeulen.’


‘Een stad met honderden smalle, kronkelende steegjes waar van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat honderdduizenden arbeiders, huisvrouwen, studenten,

kooppubliek en werklozen trekken langs eindeloze rijen kraampjes met fruit, noedels en andere handelswaar; langs theehuisjes, werkplaatsen en voedselmarkten,’ schrijft Jay Taylor, de biograaf van Chiang Kai-shek.


‘Terwijl hij en z’n vriend zich door de mensenmassa haastten, raken ze teleurgesteld, want nergens, maar dan ook nergens, lijkt het erop dat een grote revolutie aanstaande zou zijn.…’

Evenals op het Indiase subcontinent zou de geschiedenis van China onder te verdelen zijn in voor en na de aanleg van spoorwegen. Treinen brachten de provincies en stammen letterlijk samen, maar werden om heel andere redenen door buitenlandse banken gefinancierd. Het doel was goedkope grondstoffen uit de binnenlanden te halen en via Shanghai te exporteren. Vooral hierdoor werd de havenstad S’hai zo welvarend – en bevolkt door gelukzoekers uit heel de wereld.

Gebeurtenissen blijken later, soms veel later, tijdsgewrichten te zijn geweest. De nog steeds tamelijk onderbelichte Slag bij Tsushima behoort ertoe: in 1904 begonnen aan de kust van Mantsjoerije en in 1905 beëindigd in de zeestraat tussen Korea en Japan.

In de westerse wikiwereld staat deze strijd tussen Rusland en Japan wel omschreven als ‘de wegstervende echo van een oud tijdperk’. In feite betrof het de eerste oorlog van de twintigste eeuw – die met name in Oost-Azië extreem gewelddadig zou worden – met meteen al 89.000 Russische en 71.000 Japanse ‘verloren manschappen’.

Als eindpunt van de transsiberische spoorlijn (1891–1904) wilde Moskou de ijsvrije haven Port Arthur (Lüshun) in Mantsjoerije bemachtigen. Tokyo had echter gelijksoortige wensen.


Moskou liet daarom een deel van hun Baltische vloot via het Suez kanaal de lange route naar de Japanse zee afleggen. De oude boten waren traag, de dienstplichtige (!) soldaten waren ongetraind, ondervoed en ongemotiveerd. Ze vormden nauwelijks partij en verloren de slag.

Japan daarentegen had zich reeds voor 1900 ontwikkeld tot een internationale machtsfactor – alleen wilde de westerse wereld dat nog niet echt weten. Behalve Engeland dan, de twee hebben namelijk al langer dezelfde vijand: Rusland.


In 1853 vaart VS-commodore Matthew C. Perry naar Japan om een handelsverdrag te sluiten. 

Hij wìst dat hij niet zou worden toegelaten, vooraf had hij zelfs advies ingewonnen bij Philip von Siebold die acht jaar in de Nederlandse handelspost op het eilandje Dejima had gewoond. 


Perry kondigt echter aan terug te komen en doet dat een half jaar later met een veel grotere vloot – the man meant business.


Zoals de latere Democratische VS-president Woodrow Wilson in 1907 onomwonden toelicht: 'Aangezien de ondernemer erop staat om de wereld als markt te hebben, moet de vlag van zijn land hem volgen en moeten de deuren van gesloten landen worden opengebroken.’


‘Financiële concessies moeten worden gewaarborgd door de ministers van Buitenlandse Zaken, ook al wordt al doende de soevereiniteit van onwillige naties ondermijnd.




Koloniën moeten worden verkregen of bemachtigd, zodat geen enkel nuttig hoekje van de wereld zal worden overgeslagen en onbenut gelaten.’ (In 1912 krijgt Woodrow Wilson de Nobelprijs voor de Vrede toegekend.)

De van generatie-op-generatie overgeërfde macht der Shoguns (15% van de bevolking) alsmede de macht van de feodale cliques rond krijgsheren (Daimyo) implodeert vrij snel na het beëindigen van de eeuwenlange afzondering van de rest van de wereld. 


Nieuwe economische en financiële verhoudingen veranderen de Japanse maatschappij snel en drastisch.


De traditionele samoerai gaat over in een militaire kaste, er ontstaat een ‘moderne’ bevolkingslaag van bureaucraten en zakenlieden. Nieuwe vindingen als radio- en telefoon-verbindingen, spoorwegen doen hun intree en de traditonele, willekeurig opgelegde natte-vinger schatting wordt vervangen door een heus belastingstelsel. 

Niet minder ingrijpend is de hervorming van het traditionele Shinto-volksgeloof tot een straffe staatsreligie, waarmee de keizer tot een onfeilbare heiligheid wordt verheven. Wereldlijke en geestelijke macht in één hand voorkomt veel tegenstand.


Japans rappe ontwikkeling oogt wrang in vergelijking met de bakermat van haar cultuur, China, waar grondlegger Sun Yat-sen zijn natie slechts als een ‘logge hoop zand’ kan bezien.


Modernisering is echter duur. Niet alleen omdat de Japanse bevolking bij een 1930-telling binnen een halve eeuw verdubbeld blijkt te zijn


Tijdens de 19de eeuw had Tokyo argwanend aangezien hoe – aan de overkant van de tussenliggende zee – steeds meer gebieden van het Chinese continent door westerse imperialisten werden geannexeerd. Japan dient daarom te voorkomen dat het een zelfde lot zal ondergaan – op zich niets nieuws, deze redenering is al eeuwen hét xenofobische argument voor isolement (en binnenlandse onderdrukking).


tot 65 miljoen, maar vooral doordat enkele politieke stromingen expansie als de enige oplossing beschouwen. De media propageren de ‘onvermijdelijke' oorlogen aan het eigen volk uiteraard onder heel andere voorwendsels.


Met andere woorden: nadat Rusland de Slag bij Tsushima verloor, beseften de westerse mogendheden pas goed dat Japan tot een (concurrerende) machtsfactor binnen hun imperialisme was uitgegroeid.


De Indiase essayist Pankaj Mishra beziet de Slag bij Tsushima allesbehalve als ‘een wegstervende echo van een oud tijdperk’ maar juist als een toekomst-bepalend kantelpunt. In zijn boek From the ruins of empire beschrijft hij hoe deze zeeslag in heel Eurazië jongeren inspireerde.

Bijvoorbeeld de zestienjarige Ottomaanse soldaat Mustafa Kemal Atatürk (later eerste president Turkije). Maar ook de Cambridge student Jawaharlal Nehru (later eerste premier India) en de boerenzoon Sun Yat-sen (later eerste president van China) raakten erdoor begeestigd.

De Bengaalse onderwijzer Rabindra Tagore (later Nobelprijs literatuur) liet na het horen van het nieuws z’n klas een vreugdedans rond het schooltje maken. Zelfs de zwarte VS-historicus W. E. B. Du Bois (later vader van het Pan-afrikanisme) zag er een wereldwijde ‘eruption of colored pride’ in.

Allen konden zich vinden in de reactie van de jonge advocaat Mohandas Gandhi in Zuid-Afrika: 

‘Nu Japan z’n eigenwaarde hervonden heeft, is het een bevrijd land.’


De Tsushima-zeeslag veroorzaakte volgens Mishra een zindering onder Aziatische intellectuelen. Het land dat het Westen inmiddels als ‘het gele gevaar’ betitelde, was voor hen veeleer ‘het land van de rijzende zon’ – al bezag men die rijzende zon in het Westen heel anders.

Immers, voor het eerst sinds eeuwen weerstond een Aziatisch land de onder-werping en uitbuiting door westerse imperialisten.

De ‘roodharige barbaren’ die in de 17de eeuw als piraten de kust kwamen afstropen, er in de 18de eeuw als aasgieren op nabije eilandjes hun kans bleven afwachten, die in de 19de eeuw als kleine, goed bewapende kapitalisten zowaar eigen ‘zones' aan .

wal opeisten. 


Om uiteindelijk, begin twintigste eeuw, langs de oevers van de rivierdelta van Shanghai en Canton imponerende handelshuizen en bankgebouwen neer te zetten: The Bund


Rond 1900 beseffen met name Chinese jongeren die – dankzij rijke familie of christelijke zending – naar Europa of de VS gingen om te studeren, dat hun land eerder ‘een verzameling gebieden met een dorpsmentaliteit’ is dan ‘een natie met een eigen visie en beleid’. (Liang Qichao)

Hoe het níet moest, zien ze op het Indiase subcontinent waar de tegen elkaar uitgespeelde gebieden van de Maharadja’s door de Britten tot de nieuwbakken staat ‘India’ bijeen zijn geveegd.

Bovendien levert het subcontinent al ruim een eeuw honderdduizenden aan militair voetvolk uit de arme onderklassen om in dienst van het Britse leger – en betaald uit lokale belastingheffingen – delen van o.a. China te onderdrukken.


‘Die stomme Britten! Chinese levens zijn voor hen slechts vuil,’ schrijft de 38-jarige Chiang Kai-shek op 23 juni 1925 in zijn dagboek.

Een grote anti-imperialistische optocht van jonge studenten werd die dag door Britse troepen onder spervuur genomen. ’Hoe kunnen we de mensheid emanciperen als we niet eerst de Engelsen uitroeien?’

How can we emancipate mankind if we do not first… –– de taal impliceert reeds het fascistische karakter van de aanstormende dictator, al acht hij zichzelf door zowel Confucius als Christus geschoold.


In vergelijking met Europa – tot ver na de middeleeuwen – was het Chinese Middenrijk een geavanceerde samenleving. Na 1900 bezien jonge, revolutionaire filosofen

als Liang Qichao ‘de slaafs gekoesterde oude wegen’ echter als hèt kwaad dat ‘door onze zelfgenoegzaamheid en inertie drieduizend jaar lang onveranderd bleef.’


Vanuit heel China – maar ook vanuit India, Indonesië, Vietnam en de Filippijnen – wagen jongeren begin twintigste eeuw de oversteek naar Japan om zich in Tokyo te laven aan ‘de nieuwe tijd’, aan sociaal en cultureel gedachtegoed dat zo volstrekt anders is dan thuis.

Anderen brengen na hun studie in Europa of de VS boeken van Spinoza, Hobbes, Rousseau of zelfs de Grieken mee terug. De meeste teksten gaan echter over techniek, wetenschap, krijgskunde, recht, economie, onderwijs, kortom ‘the new knowledge’ voor steeds meer jonge Aziaten. 


Enkelen, onder wie Chiang Kai-shek, schrijven zich rond 1906 in bij de militaire Tokyo Shinbu Gakko academie –– hetgeen Japan later, tijdens de tweede wereldoorlog,  een aantal getrouwe spionnen en collaborateurs oplevert in de betreffende thuislanden.



‘Ik weet één ding zeker,’ schrijft de Filippijn Tang Tiaoding in een van zijn pamfletten, ‘als je onze geschiedenis in Spaanse boeken zoekt, zal je er geen moment aan twijfelen dat wij dom en verachtelijk zijn. Je zou je slechts afvragen waarom ons eilandenrijk niet veel eerder teloor ging.


Geleerde mensen van mijn land! Is er ook maar iemand onder jullie die zich opmaakt om onze geschiedenis te schrijven? Laat niet blanke kinderen – lachend achter onze rug, klappend in hun handjes – pen en papier opnemen om onze geschiedenis te schrijven!’


Dankzij vele geschriften en kalligrafeerwerken – onder andere in de keizercollectie – kennen China en Japan wèl eigen geschiedschrijving. Voor tropische landen – waar o.a. papiervisjes welig tieren – is het gebrek daaraan een voortdurend groot gemis.

Al gebeurt het keer op keer in de wereldgeschiedenis, toch blijft het moeilijk te bevatten hoe een relatief vreedzame samenleving plots kan omslaan in een fascistische oorlogsmachine.


Onder het mom van een pan-Aziatisch ideaal afficheren militaire partijen in Tokyo vanaf 1937 aanval als de beste verdediging. 


Talloze jonge Aziatische idealisten mogen Japan dan wel ten voorbeeld stellen, de Japanse beroepsmilitairen hebben zichzelf hoog in een heel ander vaandel: een Japans keizerrijk dat China, Mantsjoerije, delen van Rusland en van diverse Zuid-Aziatische landen moet omvatten. 

De krijgsheren weten de andere politieke partijen buiten spel te zetten met valse vlag incidenten – zelf geënsceneerde aanval om een ‘tegen’aanval te rechtvaardigen – waardoor een nationale mobilisatiewet ‘onontkoombaar’ zou zijn. De militaire garde weet de samoerai idealen te kapen en om te smeden tot nationalisme.

Hun propaganda is geschoeid op de eeuwenoude moraal van de bushido code: de weg van de krijger. Het ideaal kent samoerai-codes als soberheid, loyaliteit, zelfbeheersing èn de zaligmakende stelling dat een goed leven uiteindelijk zal leiden tot een goede dood


Mogelijk kwam deze veronderstelling ooit voort uit het geloof in reïncarnatie. Dientengevolge is degene die zich aan de tegenstander overgeeft per definitie een lafaard – en stellig een rat of varken in een volgend leven. Hij kan slechts op verachting rekenen.

In een miljoenenoplage verschijnt het boek 'De wezenlijke betekenis van het staatsbestel’ (Kokutai no Hongi) als verplichte leerstof op scholen. De inhoud is bewust simpel gehouden: Japan is één grote familie met een nationale eigenheid en de keizer is de ultieme pater familias. Het individualisme is de reden waarom het westen tot decadentie is vervallen – en anders wel hun even verderfelijke idealen als democratie of communisme.




Time: ‘War minister Sadao Araki.'


Japan niet minder imperialistisch dan Europa

en de USA. De krijgsmacht onderdrukt elk

binnenlands verzet en vormt uiteindelijk een

asmogendheid met fascistisch Italië en Duitsland.


Japanse Studies Leuven vat bovenstaande aldus samen:

Op binnenlands vlak voerde de overheid een repressief fascistisch beleid en op buitenlands vlak ging het land een alliantie aan met Duitsland en Italië. Door het afkondigen van de nationale mobilisatie, het in het leven roepen van de 'vereniging voor steun aan het keizerlijke bestuur' en het afschaffen van de politieke partijen ging Japan over tot een éénpartij-dictatuur. Door zich te verbinden met het grootkapitaal breidde de dictatuur haar macht ook op economisch terrein uit. Op ideologisch vlak bestreed het fascisme ongenadig de linkse oppositie en de democratisch gezinde partijen.




Was Japan aan het begin van de twintigste eeuw voor vele Aziatische vrijheidsstrijders een toevluchtsoord, eind twintiger jaren hebben ze het land verlaten vanwege het toenemende autoritair nationalisme. 


Toch komt de revolutionaire filosoof Liang Qichao in Shanghai tot de conclusie dat het Chinese continent – met z’n etnisch dermate diverse bevolking – eenvoudigweg niet te kiezen heeft tussen politieke systemen.


Een democratische republiek zou stellig leiden tot meer binnenlandse oorlog en het land nòg kwetsbaarder maken voor imperialistische roof-staten. Er dient een sterke leider op te staan.


Mussolini en Hitler zijn aanvankelijk populair in Azië, vooral als ze de confrontatie met Groot-Brittannië aangaan, de grootste kolonialist. Ook Japan blijft lange tijd populair.

Vele Aziaten menen op het eiland een idyllisch voorbeeld te zien ontstaan: een achtenswaardige samenleving, zonder kastes, zonder corruptie, maar juist eendrachtig, ordentelijk, schoon, veilig en vredig. 


Een samenleving die de grote sprong voorwaarts maakt, zoals Mao Zedong het later zou propageren.


Toch krijgt Chiang Kai-shek een groot aantal krijgsheren in de diverse gewesten van ‘de grote berg zand’ achter zich om een nationaal leger te vormen en – niettegenstaande jaarlijks doorgaans tien- tot honderd-duizenden slachtoffers – gedurende een tiental jaren een zekere stabiliteit te handhaven. 

Zelfs ten tijde van de wereldwijde economische crisis van 1929 en ondanks de gigantische budgetten voor het Republikeinse leger groeit tijdens het zogeheten Nanking Decennium (1927-’37) de Chinese nationale economie met 8,3%.



Het lukt de regering in Tokyo echter nauwelijks om het fanatisme met bijbehorend ‘roekeloos gedrag’ van haar jonge officieren in Mantsjoerije onder controle te houden. Op 11 september 1931 komt er zelfs een direct bevel van keizer Hirohito om te voorkomen dat hun autonome acties Japan in een totale oorlog met China zullen storten.


'Net te laat,' laat majoor-generaal Tatekawa Yoshitsugu aan Tokyo weten.

Diezelfde nacht laat hij enkele van zijn manschappen een stuk spoorweg opblazen. Slechts twee strekkende meter welteverstaan, want zijn leger is afhankelijk van vervoer per trein. 

Tatekawa bestempelt de ‘sabotage' als een ontoelaatbare Chinese ‘provocatie' en annexeert daarop vroeg in de ochtend vijf steden tegelijk – geheel volgens zijn dagenlange voorbereidingen.

Weldra blijkt dit zogenoemde ‘Mukden Incident’ een historisch kantel-moment. Dankzij het succes durft Japan nog geen vier maanden later de invasie van Mantsjoerije aan. In Beijing beseft inmiddels iedereen dat het Japanse leger – vroeg of laat – zal doorstoten tot de hoofdstad.


Al op de dag na het Mukden Incident, 18 september 1931, begon de nieuwe, voortvarende directeur van het paleismuseum met het selecteren en inpakken van de belangrijkste en kostbaarste objecten van de keizercollectie. 




Yi Peiji’s laat zijn selectie niet beperken door de grootte van een bronzen beeld of door het gewicht van bijvoorbeeld tien grote, bolvormige stenen uit de Tan dynastie (618 - 907).

Januari 1933 liggen er in diverse paviljoens van de Verboden Stad zo’n 20.000 kratten klaar voor vertrek. Een maand later, als de meeste stadslampen vanwege de avondklok gedoofd zijn, gaat ‘s nachts de Zuider Poort open. 


Van begin tot eind van de route ratelt een schijnbaar eindeloze reeks handkarren onder militaire bewaking richting station.



Door naar Deel 6

All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty