kashba

Deel 2. Chinese Keizercollectie

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty  

Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20 - 6 23 55 64

06 - 588 41 370


lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Entree van de Verboden Stad.


Binnen de hoge en soms wel negen meter dikke muren is het bestaan volstrekt losgezongen van de dagelijkse werkelijkheid erbuiten. 


Met gewoon volk is er geen enkel contact. 


Zodra het hof naar het Zomerpaleis vertrekt, wordt de stoet volledig afgeschermd. 


Niemand mag langs de route staan of door het raam toekijken.


Met name na 1800 verwordt de Verboden Stad rap tot een wereld-vreemde commune van doorgaans een honderdtal concubines, duizenden ontmande bedienden, en een keizer die dankzij traditie en protocol nauwelijks iets over z’n eigen leven te zeggen heeft.


Langs een riviertje.

Het keizerlijk paleis wordt door zo’n achtduizend eunuchen op orde gehouden. Afkomstig uit wanhopig arme gezinnen melden jongelingen zich voor ‘vrijwillige’ castratie. 


Is er op het fatale moment ook maar enige twijfel bij het joch, dan wordt hij volgens de regels resoluut naar huis gestuurd –– alsof bij de anderen later geen verbittering zou opkomen. 


Geen potente man mag zich ’s nachts binnen het paleis bevinden – zelfs de kroonprins wordt na z’n vijftiende verjaardag elders ondergebracht. De macht en wellust van een man schuilt niet slechts in de ballen, z’n hele schat aan kroonjuwelen wordt verwijderd.

De Anglo Indian dictionary van Hobson-Jobson stelt dat ‘loot’ en ‘looting’ afstamt van het Sanskriet ‘lotra’: hetgeen ‘beroven' betekent. 


Middels Britse kolonialisten kwam het woord na 1800 zowel in India als in China in gebruik.


En Lootie.. ze leefde nog zo’n tien jaar verder op Windsor – zij het rather low budget voor een hondje uit een nog veel decadenter nest aan de andere kant van de wereld. 


Urineren doen de ontmande jongemannen de rest van hun leven door een bamboerietje. De meeste van hen houden tevens een gebrekkige controle over de sluitspier. 


Een werkvolk dat stinkt als een latrine en krast als een kraai maakt zich niet geliefd. De eunuchen worden veracht, zo niet gehaat –– een dergelijke relatie wordt dan vanzelf wederkerig. Hun aantal was echter groot – en daarmee hun macht. 



Leden van de hofhouding droegen soms een karwats bij zich om de baas te blijven – of naar believen te straffen. De invloed van de eunuchen op het reilen en zeilen binnen het keizerrijk valt niet te onderschatten. De keizerlijke macht berust inmiddels op de eeuwenoude tradities die zij bestieren, zo niet belichamen.

Studio opname?


Royal Collection Trust.

De Koninklijke Collectie is geheel particulier bezit. Volgens prins Philip in een interview is zijn vrouw ‘technisch gezien volkomen vrij om te verkopen’.


Een voorbeeld. Volgens het protocol mag de keizer iedere lente drie keer een poging tot nageslacht maken. In de zomer twee keer. En in de winter één keer. Steeds op het juiste tijdstip. 

Uiteraard weet ze uit welk nest Lootie stamt en hoe het schatje met alle overige oorlogsschatten tot haar kwam.


In verf en doek wordt ook het vergankelijke kersje op de oorlogstaart toegevoegd aan The Royal Collection –– volgens de Britse wikipedia:


‘de grootste particuliere kunstcollectie ter wereld, extreem rijk aan zeldzaam Chinees antiek’. 


De RC Trust is een van de vijf afdelingen van het koninklijk huis en telt vijfhonderd medewerkers. 



Lootie, door Friedrich Keyl.

Gebonden voetjes.

Natuurlijk mag hij z’n favoriete schatje uit de harem of schattebout van buiten de Stad er ter stimulering bij betrekken, maar op het moment suprème schuiven de toekijkende eunuchen de keizerin of de politiek-juiste prinses ertussen.


Door ziektes als de pokken of gonorroe sterven meerdere keizers te jong om nageslacht te hebben. Na het nodige gekonkel wordt dan uit de eigen Mantsjoerijse clique een ander joch tot keizer gedrild.


Over het leven binnen de hoge muren is vrij veel tot in detail bekend dankzij eenzame concubines en gemankeerde mannen die hun dagelijkse sleur verdreven met het schrijven van gedichten, dagboeken of memoires.


Een dergelijk geïsoleerde, eenzelvige doch buitensporig rijke gemeenschap houdt zich behalve met intriges en pesterijen ook graag bezig met inrichting van hun paviljoen, meubels, geborduurde gewaden, sieraden en andere weelde.


Het briefje komt naar de keuken terug met op de achterkant het advies dat ‘als het hondje niets anders krijgt, ze vast wel zal begrijpen wat goed voor haar is en gewoon zal mee-eten met de rest van de kennel.’


Wat denkt ’t decadente wichtje wel…


Victoria geeft haar vaste dierenschilder Friedrich Keyl opdracht om Lootie ‘groots te portretteren, maar daarbij dan wel iets te verzinnen waaruit haar kleinheid blijkt’. 

Het oude Zomerpaleis.

Zomerpaleis.


Zo gesloten en in zichzelf gekeerd als de Verboden Stad is, zo open ligt op acht km afstand Yíhéyuán. Dit niet minder verboden Zomerpaleis is tegen de hellingen van drie heuvels aangelegd. Het biedt uitzicht op een groot, kunstmatig meer met feeëriek ingerichte eilandjes waarheen de hofleden zich op zonnige namiddagen kunnen laten peddelen.


Behalve de gele dakjes van de keizerlijke vertrekken herbergt Yíhéyuán o.a. tempels, theaters, bibliotheken en stilte-paviljoenen voor logerende wijsgeren. Maar ook pittoreske wandelpromenades langs pleintjes met grappige winkeltjes ter verpozing van hofhouding en eventueel bezoek.


verantwoordelijk voor worden gehouden. 


‘Het diertje is erg kieskeurig,’ schrijft downstairs aan upstairs, ‘het weigert vaak zelfs brood en melk. Gekookte rijst lust ze echter wèl. Met een stukje kip en wat jus erover.’ 


Niet eerder zag Victoria een hondje zo klein als Lootie, het Pekinese ras is onbekend in Europa. ‘Het is een zeer aanhankelijk en intelligent schepsel,’ verzekert kapitein Hart Dunne haar in een begeleidend schrijven. ‘Het is gewend om als huisdier te worden behandeld.’ 


Tijdens de zeereis naar huis gaf zijn Wiltshire Regiment, volgens de annalen, het hondje de naam Lootie.


Ook aan het Engelse hof wordt van alles op schrift bijgehouden. Na aankomst dreigt Lootie weg te kwijnen en Mrs. Henderson, hoofd housekeeping, wil daar niet

De ongekende buit die Engeland en Frankrijk zich na het winnen van de tweede opiumoorlog (1856-’60) toe-eigenen, stamt met name uit het Zomerpaleis. 

Over haar favoriete hond Islay noteerde hare majesteit: ‘Hij is zo lief, zo grappig en zo aandoenlijk als hij bedelt.’ 


Haar eerste minister, Lord Melbourne, begreep dit goed en boog soms voorover om Islay te kloppen, knuffelen of zelfs te zoenen als hij iets van de vorstin gedaan wilde krijgen.

Het strekt helaas te ver om de twee opiumoorlogen hier adequaat toe te lichten. 



Tekenend moge zijn dat het woord opium in de afgedwongen verdragen niet voor kwam. 


Toch had Victoria als Duitse prinses al meer met dieren dan met onderdanen. Voor zover bekend probeerde ‘het gepeupel’ zes keer een aanslag op haar leven te plegen – waarna de daders doorgaans op een schip naar Australië werden gezet.


Het Chinese keizerrijk wilde vooral het verlies van baar zilver stoppen. 


De bevolking vertrouwde geen papiergeld, koper en zilver vormden het onderlinge betaalmiddel waarop alle bedrijvigheid steunde.

De volgende dag zien alle betrokkenen in dat een jaguar zich op een Brits landgoed niet per se aan de afrastering houdt en dat the royal order om Affums in de London Zoo op te sluiten een wijselijk besluit is – waarna men zich gezamenlijk aan de hertenpasteitjes zet.

Meteen na de eerste overwinning en het innemen van meerdere havens wisten de koloniale opiumdealers en andere opportunistische handelaren dat er meer mogelijk zou zijn: het achterland moest worden opengelegd. Na het winnen van de tweede opiumoorlog deelden de westerse kolonialen het rijk onderling op in zones. 


Mondiaal gezien valt de Chinese Eeuw van Vernedering binnen het tijdsbestek dat een kleine groep ‘naties’ een groot aantal volkeren en landen bezetten of domineren (o.a. Londen, Parijs, Berlijn, Rusland, Washington en Tokyo). Een betere aanduiding dan ‘natie’ is wellicht de hedendaagse term 'global power elite’. 



Het blijkt om Affums te gaan, het huisdier van buur-vrouw Lady Florence Dixie (de dan nog schatrijke feministe die na het betalen van de gokschulden van haar man bekend werd als oorlogscorrespondent en schrijfster van Across Patagonia).



Dankzij een paar eeuwen kaapvaart en illegale handel (met name opium) beschikt deze elite – direct of indirect – over The House of Lords, het leger, zwaardere wapens en betere organisatie. 


Grotere geschenken als leeuwen, tijgers of ‘de vier jonge olifanten van Bertie’ stuurt ze veelal door naar de academische tuinen van de Zoological Society of London.

Honden hebben bazen, katten hebben personeel – met de laatsten heeft Victoria niet veel op. Op een ochtend kijkt ze uit op het hertenpark van Windsor en ziet een grote, katachtige schaduw als vanuit het niets een van haar herten aanvallen. 


Al blijven de Duitse keizers chronisch ontevreden en is Washington feitelijk een laatkomer die verder trekt nadat de eigen westkust is bereikt –  en vlak voor de eeuwwisseling alsnog Hawaii, Puerto Rico en de Filippijnen verovert. 


In de tabloids en kranten schetst de elite het Chinese keizerrijk als ‘een corrupt en incompetent feodaal fossiel’ dat elke vorm van ‘internationale diplomatie tegenhoudt.’

Hemeltje zo blij is koningin Victoria met kleine Lootie. In haar rijk – where the sun never sets – staat ze bekend als fervent dierenliefhebber. 


Naast struisvogels en kangoeroes in de tuinen rondom Windsor Castle, zwerven er binnenshuis enkele apen tussen de familieleden door. 

In een brief uit 1859 schrijft viceroy James Bruce (earl of Elgin): ’Het heersende idee is dat we in China alles voor elkaar krijgen, zolang we maar de knuppel hanteren. Persoonlijk huldig ik echter het tegendeel.’


Nog geen jaar later kiest hij voor knuppel èn fakkel. ‘Een onvermijdelijke vergeldingsactie’ koppen de Engelse kranten (in bezit van de heersende klasse).

De Eeuw van Vernedering 


Het kersje op de oorlogstaart

Om overgave van de Dagu-forten ten noordoosten van Beijing ‘te bepleiten’, stuurt James Bruce een Engels-Frans team naar de Chinese generaal Sengge Rinchen. 

Het team staat onder leiding van de Chinees sprekende Harry Smith Parkes, nota bene een notoire sinofoob. De generaal laat het team arresteren. 

De twee onderhandelaren mogen naar huis

om zijn boodschap over te brengen, maar de twaalf diplomaten, hun soldaten en een journalist laat hij gevangen nemen en doodmartelen.

‘Een ernstige schending van de gedragscodes van beschaafde oorlogsvoering!’ oordeelt James Bruce. Heel



even overweegt hij de Verboden Stad te laten afbranden, maar die kan wellicht nog nodig zijn om nieuwe verdragen te bekrachtigen. Hij besluit het oude Zomerpaleis met de grond gelijk te laten maken. 


Beijing, 18 Oktober 1860. 


Voor de poorten van het zomerpaleis staan 3500 Anglo-Franse soldaten opgesteld om de driehonderd eunuchen eventueel verzet te doen opgeven en om nieuwsgierige bevolking op afstand te houden. 


Keizer Xianfeng is met de hofhouding reeds gevlucht naar Chengde (Binnen-Mongolië). De soldaten zijn voornamelijk huurlingen uit India, Burma en Indochina. Onderling verstaan en vertrouwen ze elkaar maar matig.

Dat wil zeggen, nàdat drie Britse en drie Franse ‘deskundigen’ een selectie uit de kunstschatten hebben gemaakt voor koningin Victoria en keizer Napoleon III, zijnde hun aandeel in de oorlogsbuit. 


De overige schatten dienen vervolgens ‘billijk naar rangnummer’ onder beide legers te worden verdeeld.

Cousin-Montauban, Franse bevelhebber.

Als de legerleidingen arriveren, stappen alle hoge heren gezamenlijk het zomerpaleis binnen. Hun onomwonden entree is strijdig met alle traditionele hofregels en dus is de bedoeling iedereen meteen duidelijk.


‘Wanneer zijn wíj een keer aan de beurt,’ morren enkele militairen. Afgunst vervult hen met boosheid en branie. Dan slaat de vlam in de pan. En masse rennen ze naar binnen, op de voet gevolgd door de niet minder beluste Chinese bevolking.



Niet gehinderd door ook maar de minste kennis van zaken vliegt de meute rechtstreeks af op kleurrijke porseleinen vazen of vuurvergulde beelden – en al doende voorbij aan de donker-bronzen schatten van soms meer dan drieduizend jaar oud. 


De gouden sieraden waren in hun ogen dermate talrijk en zwaar dat ze die veelal voor messing aanzagen.


De volgende dag gaf James Bruce opdracht om al het resterende dat te zwaar is of te vast zit – tegen extra soldij – kapot te slaan en in brand te steken.

Zelfs de prachtige wetenschappelijke instrumenten, enkele daterend uit de dertiende eeuw, ontkomen na zeven eeuwen niet aan deze uitzinnige inval.

‘Toen we de heuvel opkwamen, leek het een magische sprookjestuin,’ herinnert kolonel Garnet Wolsely zich later. ‘Toen we een dag later weg marcheerden, bleef er een troosteloze puinhoop aan ruïnes achter.’

‘Het was verachtelijk en demoraliserend werk voor een leger,’ noteert de 27-jarige Charles Gordon, kapitein Royal Engineers. ‘Iedereen begon terstond als een razende te plunderen.’

Acht jaar na dato. Wit marmer, bronzen deuren en ramen, keramische dakpannen.



Aan de poort verschijnt een bord met in het Chinees de boodschap: ‘Dit is de beloning voor verraad en wreedheid.’


De Franse schrijver Victor Hugo beziet dat in een open brief toch anders: ‘Zie hier wat beschaving de barbaren aandeed.’


In een van de paviljoenen stuit het Wiltshire Regiment op een alleen achtergebleven, stokoude concubine van een vroegere keizer. Helemaal alleen is ze niet, ze leeft er samen met haar vijf hondjes. Kapitein Hart Dunne beveelt z’n mannen alle vijf mee te nemen. 

Eén ervan krijgt onderweg op de boot de naam Lootie.


Door naar  Deel 3

All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty