kashba

Deel I. Het ontstaan van de Chinese keizercollectie

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty  

Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20 - 6 23 55 64

06 - 588 41 370


lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Twee eeuwen voor onze jaartelling beschrijft de Chinese historicus Sima Qian hoe provinciale krijgsheren gezamenlijk het paleis binnendringen en zich naar de schatkamers vechten. Om elkaar ter plekke de kostbaar-heden te betwisten en de hersens in te slaan.



De schat bestond uit religieuze symbolen als drie-potige schaaltjes en bronzen trommels alsmede uit scrollen met oude verdragen en uitge-tekende veldslagen. Wie de schat bezat, was de machthebber – op wie nieuwe, jongere belagers hun pijlen richtten.

Altaar-objecten, brons, elfde eeuw vóór onze jaartelling.


Als Sima Qian bij een zoveelste strijd zich niet blindelings achter de nieuwe machthebber schaart, mag hij kiezen tussen castratie of zelfmoord.

‘Jammer dat m’n werk

nog niet af was,’ schrijft

hij later aan een

medegeleerde.


Bij kalligrafie kan de

vorm ondergeschikt zijn

aan de inhoud. Overgeleverd uit het jaar 777 is de rol tekst waarin Huai-su kalligrafeert dat hij dronken op z’n best is.

Hoe verder de tekst vordert, hoe meer hij gelijk krijgt, maar ‘het lijnenpatroon wordt des te vloeiender en ritmischer,’ volgens latere curatoren, ‘pulserend en bijna erotisch.’


‘Goede kalligrafie,’ vond Huai-su zelf, ‘is als een zwerm vogels, opvliegend uit een boom. Als opgeschrikte slangen door het gras. Als opengebarsten scheuren in een vermoeide muur.’

Bij elke nieuwe stammenoorlog raakten delen van de eerder buitgemaakte voor-werpen beschadigd of verwoest.


Toch ontstond er mettertijd een kerncollectie die van de ene verslagen bendeleider via de winnende krijgsheer overging naar vorstenhuizen en tenslotte dynastieën.

Tòch stimuleerden sommige wrede krijgsheren de dichtkunst, filosofie, architectuur, schilderkunst en/of tuin-aanleg.

Uit het keizerlijk archief blijkt dat de heerser die zich in 1277 naar boven vocht, vrijwel meteen het bevel gaf om 1009 bemachtigde rolschilderingen te restaureren.


Sommige verliezers misgunden de winnaar de schatten. Zodra Liang Yuandi (534-549 !) inzag dat zijn veldslag verloren was, liet hij een grote brandstapel aanleggen.

Om zijn – naar verluidt – twee miljoen schilderingen en kalligrafieën uit handen van aanvaller Hou Jing te houden.


Het moment dat hij zèlf het vuur instapte, trok zijn afhankelijke harem hem er gezamenlijk weer uit. Alsmede 4000 eeuwenoude rolschilderingen – waarvan musea wereldwijd nog getuigen.



Niet alleen paleiscollecties gingen soms deels in rook op. Hetzelfde gebeurde met overmatig rijk geworden tempels of sekten. Met name tussen 842 tot 845 woedden er diverse beeldenstormen en moest veel boeddhistische en taoïstische kunst het ontgelden.


Italiaanse invloeden na de komst van jezuïeten als Guiseppe Castiglione.

Tribale machtsvertoningen konden de veroverde schat ook minachten. Nadat de Jin eindelijk de tweehonderd jaar oude collectie van de Song-dynastie had bemachtigd, gaf de leider ‘uit teleurstelling’ meer dan de helft weg aan de bevolking.


Allicht wonnen ze daarmee de ‘bevrijde’ stamleden voor zich.

Bij elke verovering werden terstond alle bestaande machtsmiddelen overgenomen: verslagen, heffingen, kaarten, stempels. 

Niet minder belangrijk waren de oog-strelende machtssymbolen: strijdwagens, kostuums, muziekinstrumenten, draag-stoelen. Om met deze zich toegeëigende geschiedenis toch vooral een standvastige heerschappij te suggereren.

Om dezelfde reden gaf Kublai Khan rond 1278 een legertje kunstenaars opdracht om portretten van zowel zichzelf, als van z’n vader Ögodie, als van z’n grootvader Genghis Khan te schilderen. De honderden afbeeldingen dienden door heel het land in tempels en dorpshuizen te worden opgehangen.

Drie-en-half portret, wereldwijd verspreid in musea, getuigen er nog steeds van.

De beeltenissen kwamen onder andere langs karavaanroutes tussen China en het Midden-Oosten te hangen. 


De routes waren nooit optimaal gebruikt – het uitgestrekte Chinese gebied had genoeg aan zichzelf

– maar na de overwinning door Mongoolse nomadenstammen werden de verbindingen beter benut.



gelegen gebieden tot stand. Met o.a. een levendige handel in paarden, kamelen, tapijten, kruiden, keramiek en lakwerk als gevolg. 


Het onderhouden van contacten met ‘het oneindige buitengebied’ bestendigde op zich al de positie en het aanzien een heerser.


Een millennia lang beproefde manier om zich een bepaald verleden toe te eigenen, bestaat nog steed uit het omleggen van iedereen die er aanspraak op kan maken.


Een pas voor reizigers (1271-1368), zilver, 29 cm.


In 1402 veroverde de derde keizer van de Ming-dynastie Zhu Du (beter bekend als Yung-lo) de troon op z’n neef – hij sneed hem de keel door.


Iedereen die hem niet terstond erkende, liet hij ter plekke executeren of castreren, kennelijk kwam dit in China op hetzelfde neer. 


Familieleden, officieren, leraren en dienaren niet uitgezonderd.

Zijn belangrijkste – en ondanks castratie zeer loyale – militaire adviseur, Zheng He, voer vanaf 1405 met 28.000 man in een nieuwe vloot van 62 jonken en ruim 100 andere scheepjes naar de kusten van Vietnam, Java, Thailand, India en Ceylon.

Ter vergelijking: de Portugese kaapvaarder Vasco da Gama bereikte het huidige Kenia in 1498, bijna een eeuw later.


Op zich was de vloot eigenlijk wat laat, want reeds 2600 jaar vóór onze jaartelling was in China een soort van kompas uitgevonden. En blijkens opgravingen kende men er in de eerste eeuw al het stevenroer (dat in de twaalfde eeuw in Europa kenmerkend werd voor de kogge).

Tussen 1405 en 1433 legde Zheng He’s vloot zeven legendarische tochten af – tot de Perzische Golf en de kusten van Afrika aan toe. Vele tonnen aan zijde, porselein en brons werden verhandeld.


Het enige probleem was dat China, behalve grondstoffen als zilver (om binnenlands als betaalmiddel te gebruiken), zelf weinig animo tot invoer had. Over de meeste producten die Europa kon leveren, beschikten ze zelf – en doorgaans van betere kwaliteit.


Aan land ontbeerde de keizer echter een vertrouweling als Zheng He.

 

Om andere vorsten aan zich te binden – of juist op afstand te houden – strooide hij met titels en geschenken. Opdat deze ambtsgenoten onder hun eigen volk in aanzien zouden stijgen en zo hun positie konden verstevigen opdat ze nieuwe verdragen konden sluiten – en die met gepaste geschenken aan de keizercollectie bedenken.


Trommel, brons, doorsnee 64 cm, begin onze jaartelling.


Gouddraad.


Mede dankzij de verdiensten uit Zheng He’s vloottochten, verplaatste keizer Yung-lo de hoofdstad – zijnde o.a. de keizercollectie – van Nanjing naar Beijing. 

Wantrouwend als hij was, liet hij in het noorden – beschermd tegen de Mantsjoes dankzij bergen en woestijn doch toegankelijk naar zee en het zuiden

– een geheel nieuw en groots paleis optrekken: zo’n zeven vierkante kilometer ommuurd terrein met daarop paviljoens, paleizen, tempels en een honderdtal werkplaatsen en ateliers.


Doorsnede van de Verboden Stad. 



Naar verluidt werden er tijdens de bouw (1406-'20) van Gùgōng –bijgenaamd de Verboden Stad – o.a. een miljoen ‘dienstplichtigen’ ingezet. In het achterland hakten tienduizenden slaven in steengroeven en elders kapten ze de prachtigste, majestueuze bomen in het land.

Om uiteindelijk per boot en/of handkar naar De Stad te vervoeren.

Tot ver uit de omtrek werden vooraanstaande kunstenaars uitgenodigd. In de oude boeken staan slechts 62 hofleveranciers en 232.089 ambachts-lieden geregistreerd, maar dat is nog altijd zo’n 2 procent van de toen-malige bevolking (rond 100 miljoen, een kwart van de wereldbewolking, dus zo'n 2 miljoen).

Om harem en hofhouding van bedienden te voorzien, introduceerde Zhu Du de inzet van eunuchen (Grieks voor ‘slaapkamerbewaker’). Weldra merkte hij dat gemankeerde mannen net zo min te vertrouwen zijn als de macho’s om hem heen. Zo begonnen meerdere eunuchen met het aanleggen van een eigen kunstverzamelinkje bij familieleden buiten De Verboden Stad.


Zhu Du probeerde het jatwerk in de schatkamers te stoppen door een algehele inventarisatie op te laten maken. Elk stuk kreeg in 1373 een eigen halve zegel –– de aansluitende, andere helft bevond zich in de boeken.


Voor latere historici, verzamelaars, antiquairs en curatoren is dit systeem van halve zegels altijd nog behulpzaam. Bijvoorbeeld om de eeuwen eerder buitgemaakte Yuan schatten te kunnen identificeren en dateren –– als die tenminste niet toen al waren verwisseld.


Door de eeuwen heen waren er namelijk terugkerende beschuldigingen dat de eunuchen originelen door vervalsingen vervingen opdat er getalsmatig niets werd vermist. Met als gevolg dat in vele gevallen niemand met zekerheid kon zeggen of het origineel niet in een eerder epoque met een kopie werd verwisseld. 

Dai Xi (1801-’60). Het opschrift meldt dat de afbeelding is geschilderd in de stijl van Tang Yin uit de Ming-dynastie.


Keizers twijfelden doorgaans niet en lieten ter afschrikking terstond enkele koppen rollen. Maar later, in de negentiende eeuw, seponeerden rechters dergelijke zaken derhalve. Want wie zegt dat latere eunuchen met hun kopie niet een kopie vervingen van vroegere eunuchen…?


Bestond de keizercollectie in den beginne uit buitgemaakte, betekenisvolle voorwerpen van brons en steen, na de intrede van propaganda-portretten van opeenvolgende keizers ging de schilderkunst geleidelijk over in jachttaferelen en het leven aan het hof.


In de achtste eeuw bracht keizer Tang Xuanzong zijn favoriete ambachtslieden en kunstenaars onder in een heuse academie met eigen budgetten, bedrijfsruimten, burelen, rangen en een leerlingenstelsel. Niet langer werkten kunstenaars naar eigen idee en stijl maar schikten zich naar de wensen van de opeenvolgende keizers. De academie bleef ruim een eeuw in bedrijf.


Om tot het gilde te mogen behoren was vakmanschap slechts een gegeven. Belangrijker was bijvoorbeeld kennis van de symbolentaal – een voorwaarde die van levensbelang kon zijn. Een reiger klinkt in het Chinees als lu, wat ook weg of pad (in spirituele zin) kan betekenen.


Een vleermuis – in nagenoeg geen enkele andere cultuur populair – is in de kunst een geluksteken omdat vleermuis in de Chinese taal klinkt als geluk.


Een extra plooi in een gewaad kan een extra talent van de drager suggereren, bijvoorbeeld literaire bekwaamheid.


Uitstaande klauwen kunnen naar een krijgsgeest verwijzen maar met ingetrokken tengels naar zo ongeveer het tegendeel; enzovoorts.


Overgeleverd is het verhaal van een getalenteerde schilder die op een doek terzijde nog een rood accent nodig achtte en daarom een man in een rode mantel toevoegde, staande langs ’n beekje. 

De dienstdoende keizer beschouwde het detail als kritiek: daar stond immers een edelman die zich afwendde van zijn beleid door liever te gaan vissen. 


De kunstschilder kwam met de schrik vrij –    zij het na ’n tijdje in ’t gevang.

Keizerin-regentes Cixi (1835-1908) gedragen door eunuchen

In de keizercollectie bevinden zich tevens vele buitenlandse geschenken. Maar wat geef je een keizer die over een derde van de wereldbevolking regeert? 


Naar aanleiding van haar bezoek aan keizerin Cixi merkt diplomaten-dame Lady Susan Townley in haar boekje ‘Indiscretions’ op: 


‘Ik begrijp niet waarom Europese macht-hebbers toch altijd kiezen voor blauwe sèvres als geschenk aan een oosterse heerser. 

Van die grote vazen, kandelabers, klokken van sèvres met groepjes naakte biscuit figuurtjes.’ 


En staande in een heus klokkenpaviljoen binnen de Verboden Stad: ‘Trots vertelt de keizerin me dat ze er honderdzestig heeft. 


Ze lopen allemaal nog, al geeft elk een ander tijdstip aan. Maar wat doet tijd ertoe voor een hemelse dochter!’

Buitenlandse geschenken kunnen vele eeuwen bewaard blijven in de keizer-collectie. Januari 1667 vaart de voormalige buskruit fabrikant Pieter van Hoorn de rivieren op in een VOC-poging om handelsrechten van de keizer te verkrijgen.


In optocht lopen ze met vlaggen en trompetgeschal de Verboden Stad binnen. Alhoewel, Pieter laat zich per palankijn naar binnen dragen. 

Ter verantwoording aan de Heeren XVII in Amsterdam bevinden zich ook enkele schrijvers en boekouders in zijn gezelschap. 


Ze houden o.a. de cadeaulijst bij: precieze aantallen paarden, ossen, zwaarden,

dolken, geweren, satijn, katoen, wol, koraal, amber, kruidnagels, peper, sandelhout, olifant- en walrustanden, wierook, rozenwater, tapijten, hemelglobe, fijn metaalwerk, struisvogeleieren, koperen modellen en spiegels. 


Het enige dat de dertien-jarige keizer Kangxi (1661-1722) weet te boeien, zijn de meegebrachte paarden. Zo groot en sterk zag hij ze nog nooit. Het joch komt uit zijn draagstoel om de dieren persoonlijk te ‘inspecteren’ en wil er een plaatje van voor in z’n paviljoen.


(Het wordt een forse rol-schildering die dankzij een gezamenlijke tentoonstelling met het Rijksmuseum afgelopen maart in het paleismuseum in Taiwan te zien was. Door de ondergrond van goudverf zinderde de voorstelling je al van verre tegemoet.)


Overigens: De ‘honderdduizend gulden aan geschenken’ die Van Hoorn meebracht, werd hoffelijk in ontvangst genomen waarna het gezelschap weer maandenlang mocht afzakken richting Formosa om na een jaar onverrichter zake in Batavia terug te keren.


Talloze politieke en culturele gebeurtenissen vinden in de keizercollectie hun weerslag. Een paar voorbeelden.


Nadat het van oorsprong nomadische hof uit Mantsjoerije aan de macht kwam, stegen vooral schilders van paarden in aanzien.

Geportretteerd tussen voetvolk krijgt een man ter te paard als vanzelf postuur.


Door de komst van Europese jezuïeten broeders als Giuseppe Castiglione deed vanaf 1715 een andere schilderstijl met meer perspectief z’n intrede.

Keizer Qianlong, geschilderd door Guiseppe Castiglione, 18 de eeuw.

Nadat de drang en dwang van nieuwe keizers wat was afgezwakt, hervonden eunuchen hun greep op wat er in de ateliers werd gemaakt. Als paleisslaven lagen hun priori-teiten anders – zoals wat wel of niet buiten de paleismuren goed verkocht. De wisselende kwaliteit toont hoe


afhankelijk de collectie was van de interesse en betrokkenheid van de betreffende hofhouding.


Toch bevonden zich onder de opeen-volgende keizers ook enkele verwoede verzamelaars en opdrachtgevers. 


Qianlong (1711-'99) zat uitzonderlijk lang op de troon: zestig jaar. Roofzuchtig als hij was, viel hij geregeld omringende volkeren aan. Daarbij schroomde hij bijvoorbeeld niet om een miljoen Oirat-Mongolen te laten vermoorden om hun steden te plunderen. 


Niet anders dan ter verzadiging van z’n extravagante levensstijl en hebzucht. 


Ook van intellectuele kringen wilde Qianlong het nodige afdwingen: erkenning. Zo niet met kwaliteit dan toch met kwantiteit. Tijdens zijn leven bombardeerde hij hen met ruim 40.000 gedichten – die ze maar beter gelezen of nog beter uit hun hoofd geleerd konden hebben.


Langs het grote voorplein van de Verboden Stad werkten inmiddels honderden lijfeigene beeld-houders, goudsmeden en andere kunstenaars. De archieven met eeuwen aan tekeningen en rekeningen getuigen er nog steeds van. 


Er werden alleen al afzonderlijke voorraadpaviljoens gebouwd met duizenden stuks porselein uit Jingdezhen: kommen, vazen, rituele schalen en serviezen, alle in de juiste kleur en aantallen. 


Bijgeloof, traditie en/of beter controleerbaar.


Keizer Qianlong was bepaald een blaaskaak. Op vele, eeuwenoude werken in de schatkamers liet hij zijn zegel drukken. Soms zo nadrukkelijk dat het stoort bij het bekijken. Op een groot aantal kalligrafieën en schilderingen kwastte hij tevens commentaar. 


‘Jammer dat de keizer zoveel energie heeft,’ waagde een schriftgeleerde in die tijd te noteren.



Na Qianlong telde het Qing-tijdperk, de laatste dynastie, nog vijf keizers en een keizerin-regentes, die elk de verzameling zowel kwantitatief als kwalitatief uitbreidden met schilderingen, keramiek, porselein, sieraden, textiel, meubels, en wat al niet meer. 



Tegenover al deze aanwas stonden echter catastrofale gebeurtenissen die de keizercollectie weer drastisch deden slinken.


Door naar      deel 2

Terug naar      inleiding

               Alle delen

All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty