kashba

Van Boeddha Tot Banksy

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty  

Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20 - 6 23 55 64

06 - 588 41 370


lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Van al z’n kunstwerken zal Banksy’s shredding stunt – waarbij het kunstwerk zichzelf meteen na de veiling vernietigde – vermoedelijk de langste toekomst hebben. De hoogste eeuwigheidswaarde voor de meest vluchtige kunstvorm: de performing arts.


Aan geen ander werk zal in de toekomst zo vaak worden gerefereerd, de stunt zal in menige discussie over kunst van pas komen.


De vraag of het uiteindelijke resultaat nu minder of juist meer waard is dan vóór de happening is niet interessant. Ik vermoed overigens dat het van maker en inbrenger tot koper doorgestoken kaart is. Ook het gerenommeerde veilinghuis zal op de hoogte zijn geweest – en anders is het een blamage voor hun expertise.


Interessanter is de vraag wie beslist wat er vervolgens met het werk gebeurt. Er verder niets aan doen kan geen optie zijn: de stroken krullen, de batterijen lekken, enzovoorts.


Als een kunstenaar anoniem wil blijven, kan hij moeilijk zeggenschap uitoefenen. Tenzij hij misschien toch zelf de koper is, want wie betaalt, bepaalt – ook in de kunst, alle geestelijke of artistieke eigendomsrechten ten spijt, eenmaal buiten beeld....


Dit ligt anders als het publiek eigendom betreft. Dan is er plots sprake van een invloedrijk en verstrekkend scala aan theorieën, protocollen en regels betreffende restauratie.


Het onderscheid tussen privé en publiek eigendom is echter allesbehalve zwart-wit. Neem bijvoorbeeld kerkcollecties. Door de eeuwen is veel religieuze kunst in musea en overvolle depots als het Catharijneconvent terechtgekomen. Conservatoren en restauratoren bepalen namens de Staat (belastinggeld) het onderhoud. Bij hun is het Het Origineel heilig verklaard.


Een object lijkt me slechts origineel tijdens de schepping. 

Zodra dit proces stilstaat en er niet langer aan wordt gewerkt, is het onderhavig aan de elementen. Of zoals antiquairs het graag mogen verwoorden: ‘De tijd gaat eroverheen,


er ontstaat een prachtig patine.’ (Ook als er sprake is van patina maar dat klinkt wellicht minder chique).


Terug naar het origineel is niet mogelijk, je kunt immers niet terug naar het moment van ontstaan. Elke poging daartoe zou je met recht - zie Van Dale - vervalsing kunnen noemen.


Onderhoud is behoud luidt het gezegde maar dat komt doordat onderhoud is uitstel niet rijmt. Niets is eeuwig. De heersende regel dat elke restauratie weer ‘verwijderbaar’ dient te zijn, is in essentie een keuze van aanpak. En als elke keuze aanvechtbaar. 


De strijd tegen de vergankelijkheid is als regel even zinvol als zinloos. En deze wordt niet zelden door toeval bepaald. 


Dankzij armoede raakte Amsterdam rond de eeuwwisseling niet gehausmaniseerd als Parijs of Berlijn. 


Als terug naar het origineel niet mogelijk is, dan is elke restauratie in wezen een interpretatie. Te meer wanneer het renovatie betreft. In Burma staan vele pagodes prachtig oud te wezen. 


Wanneer een gulle gelovige echter z’n reïncarnatie wil veilig stellen, komt dit doorgaans neer op het aanbrengen van een frisse, cementen buitenlaag  – en gaat het religieuze bouwwerk geheid weer jaren mee.


Betreurenswaardig? Dankzij Indiase hulp worden er in de Birmese Bagan vallei momenteel vervallen oude tempeltjes gerenoveerd met hagelnieuwe bakstenen. Ze steken af als jackets in een vergeeld gebit. Waarom niet de rondom zwervende oude stenen herbruikt?


‘De nieuwe materialen gaan zo veel langer mee!’


Welk andere maatstaf dan eeuwigheid zou een gelovige anders hanteren.


Naderhand las ik in een reisgids dat de 12de eeuwse tempels waarvan ik zo onder de indruk was, na een veertiende eeuwse aardbeving grondig werden gerenoveerd.



‘Je kijkt overal altijd tegen de laatste restauratie aan,’ hoorde ik ooit een oude, Amsterdamse architect een jonge ambtenaar van monumenten-toezicht aan het verstand proberen te brengen. ‘Anders stond het er niet meer.’


Om hun object omhoog te steken, noemen antiquairs andere goedgelijkende voorwerpen graag kopie of zelfs replica. 


Het schijnt dat men in China tot voor kort het woord kopie niet kende maar sprak van herinterpretatie. Met name bij porselein.


Recentelijk hoorde ik een antiquair in het commerciële tv-programma Tussen kunst en kitsch een voorwerp welwillend aanprijzen als ‘een negentiende eeuwse herbelevenis’.


In een documentaire over een beeld in The British Museum vroeg de interviewer zich af: ‘Maar dit zestiende beeld kan toch op zijn beurt een kopie zijn van een nog ouder beeld..?’


De conservator twijfelde even en zei toen: ‘Als u zo wil redeneren, zal zo’n zeventig procent van onze collectie een kopie zijn.’


 Nijntje en Vermeer in Japan

Iedereen ter wereld, waar je ook bent…?.  

Moet 'n politicus de beroemdheid aangeven? Hij kijkt nb de andere kant op. Is het geen selfie?


Het oude Staalmeesters-gebouw, hier tegenover mij, ziet er volgens oude tekeningen nog eender uit als toen het in 1641 werd gebouwd. Toch is elke dorpel, lijst, raam, luik inmiddels vervangen.


Althans, wat de gevel betreft, want daarachter is jaren terug een geheel nieuw betonnen interieur opgetrokken. Nu zou dat niet meer mogen maar toentertijd was er geen geld en vond men het doelmatig. 




Nu heet het kitsch: iets dat zich voordoet als iets wat het niet is.


De kwestie zeggenschap – misschien is verantwoordelijkheid hier een betere term – komt momenteel goed tot uiting op de tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam: ‘Het leven van Boeddha.'


Ondanks het het nogal suffige bijschrift: ‘De weg naar nu’.


Even meende ik de kleur van de sponsor opgedrongen te krijgen, maar kennelijk menen de conservatoren dat oranje de kleur van het boeddhisme is. De ongetwijfeld jeugdige stilisten maakten er een chemisch fel spuitbus-oranje van.


‘Het éét je oog,’ zeggen ze in Azië soms.


In de Kunsthal te Rotterdam hadden curatoren ooit de wanden achter de schilderijen paars, blauw of weetikveel geschilderd. Ik ben al snel weggelopen. Ook hier in de Nieuwe Kerk kreeg ik de aanvechting om m’n entreegeld terug te eisen. Waarom zou je als kijker je handen tot een telescoop moeten maken om de voorwerpen in de eigen kleur te kunnen zien?


Om de tekst op de grote borden – op fel oranje ondergrond –  te kunnen lezen, hupt m’n jogging vriendin heen en weer achter een groep bedaarde hipsters die cool maar hard hun best staan te doen.


‘Hm, de moeder van de jonge prins stierf bij z’n geboorte… hij werd door anderen verzorgd…’ hoor ik haar mompelen, ’...toen hij zelf vader werd, verliet hij het paleis...  had het gezin een hechtingsprobleem.…?’


– Hm, dan heeft het de mensheid daarover wel enkele fraaie soetras opgeleverd…


Enkele musea en verzamelaars leenden voor de tentoonstelling kunstwerken uit. De laatsten maar al te welwillend, het verrijkt het cv van hun object en daarmee de waarde.



Het Rotterdamse Wereldmuseum zegde de schitterende, manshoge Avalokiteshvara toe. 


Het beeld bevindt zich in de Nieuwe Kerk in eenzelfde opstelling als in het Wereldmuseum. 


In Rotterdam stond het aan het eind van een lange gang richting entree, in Amsterdam staat het aan een lange gang richting uitgang.


Ongeacht lokatie en aankleding getuigt deze Avolokiteshvara van een niet te missen schoonheid.


De verdwenen bovenverdieping van het Wereldmuseum in Rotterdam.

Afgelopen jaar werd de befaamde bovenverdieping van het Wereld-museum met Tibetaanse en Japanse spirituele kunst en cultuur om welke organisatore reden dan ook gesloten. 


De Tibetaanse opstelling had als thema reïncarnatie, met name de cultuur rond de Dalai Lama’s. Een jaar eerder was de zaal nog ingewijd door Tenzin Gyatso, de huidige 14de Dalai Lama. Hij verleende zelfs een specifieke naam en opdracht aan de collectie. Uitzonderlijk.




Twee jaar vóór zijn komst naar het Wereldmuseum werd besloten het Avalokiteshvara beeld te restaureren. Ooit kwam het grote beeld gehavend uit de Chinese ‘bokser-oorlog’ (1899-1901) naar Europa. Alle sieraden en symbolen waren er vanaf gerukt en geroofd.


Uiteraard heeft de uit Tibet gevluchte Dalai Lama al voldoende kapot geslagen beelden heeft moeten aanschouwen. 


Daarbij komt dat Tibetanen hem als de belichaming van deze bodhisattva Avalokiteshvara beschouwen: het samengaan van wijsheid en compassie.


Om hem met het gehavende beeld te ontvangen armoedig en onwelwillend zijn.  Alsof koning Willem Alexander wordt ontvangen met een beeld van koningin Wilhelmina waarvan de kroon en 'n stukje neus is afgeslagen.


Momenteel staat het beeld als slotstuk bij de uitgang in de Nieuwe Kerk op de expositie ‘Het leven van Boeddha, de weg naar nu’. 


Het is een weloverwogen uitlening, aangezien de Dalai Lama was uitgenodigd om de tentoonstelling te openen (15 september jl) en publiek een gesprek met wetenschappers te voeren.


Voormalige opstelling Wereldmuseum

De huidige conservatoren van het Museum voor Wereldculturen kozen er echter voor hem te laten ontvangen met het Avalokiteshvara ‘in de oorspronkelijke staat’. Oftewel geheel gestript, ontdaan van alle symbolen en sieraden. 


Terug naar de oorspronkelijke verminkingen. Ongevoelig en respectloos. Museale tunnelvisie.



Huidige opstelling in de Nieuwe Kerk


Het brengt de 19de eeuwse beginjaren van de koloniale musea in herinnering. De tijd dat bij aankomst van bijvoorbeeld 101 kisten met Afrikaanse maskers en beelden in Parijs ontdaan werden van ‘alle veertjes, stofnesten en verdere onbegrijpelijke rommel'. 


Stilering – een voorwaarde voor het label ‘Kunst’ volgens deskundigen – lijkt soms gepaard te gaan met een zweem van smetvrees.


Gelukkig heeft de Nieuwe Kerk als gebouw veel te bieden want de tentoonstelling doet magertjes aan, al zal het misschien zennerig bedoeld zijn. 

Het verschil tussen uitleggen en simplificeren is echter 180 graden, want het leidt tot onbegrip. 


De millennia oude, archetypische symbolen: weg ermee, die begrijpt niemand. De betekenisvolle kleuren: leiden alleen maar af. 

Dressing down komt al doende neer op dumbing down.


Dat boeddhistische beelden louter verstilling dienen uit te drukken, zoals de tentoonstelling lijkt te menen, is een westers cliché.


Door de vele dagelijkse indrukken en taken kan men al die vormenrijkdom er kennelijk niet nog 'ns bij hebben. Teveel prikkeling. Wonen in een wachtkamer met de oogjes meditatief dichtgeknepen, dient rust te brengen.


Innerlijke hectiek los je echter niet op door je stil en afzijdig te houden, maar juist door 'de demonen’ in je ‘vele hoofden’ onder ogen te zien. 

Vele boeddhistische beelden, in aantal misschien wel de meeste, gaan hier juist over.


Uiteraard zijn er andere, xenofobe culturen – Japan, China – die niet minder hooghartig zijn dan de onze. De neiging tot 'steriele stilering' kan echter


ook binnen een staat spelen.

Bijvoorbeeld de grootstedelijke, Indiase jetset die de gopurams in het zuiden van het continent verwerpelijk vinden als 'op Bollywood geïnspireerde' kitsch.


Natuurlijk weten de grootstedelijke 'elite' dat het fel kleuren van de religieuze beelden een eeuwenoude traditie is. Ze kunnen het echter met geen mogelijkheid inpassen in hun westers-georiënteerde smaak en levensstijl. 

Na terugkeer uit Engeland of de Verenigde Staten schamen ze zich ervoor en proberen zelfs de betrokken ministeriële departementen zo ver te krijgen dat de beelden wettelijk verplicht wit worden geschilderd. 

Ardhanarishvara, shiva als half man en half vrouw.



Voor meer foto’s en toelichting zie gopurams 


Of anders maar laten verbleken in de zon en vervuilen tijdens de regentijd.



Gevolg van moesson.


Het is een zelfde soort reactie als in Europa bij de opknapbeurt die oudere gelovigen aan enkele religieuze beelden in hun Italiaanse of Spaanse dorpje gaven.


Overschilderen in wit.


‘Het is niet de eerste keer dat waardevol cultureel erfgoed wordt vernietigd door goedbedoelende amateurs die geen idee hebben wat ze doen. In juni nog werd een antiek beeld veranderd in een stripfiguur. Zes jaar geleden werd een fresco, Ecce Homo, door een 81-jarige enthousiasteling verwoest.’


'Ik ben geen professional, maar ik heb het altijd graag willen doen, en die beelden hadden echt een laagje verf nodig. En dus heb ik dat gedaan, zo goed als ik kon, met kleuren die mij mooi leken. En de buren vonden het ook mooi.’


Er zal van alles tegenin te brengen zijn, toch lijkt het me dat de enkele kerkbezoekers die in dat dorpje het gangpad aanvegen en de kaarsjes brandend houden, het volste recht hebben de overgeërfde, religieuze kunst te onderhouden zoals zij juist achten. Naar hun smaak op het gebied van restauratie, kun je ook zeggen.


Het is al eeuwen niet anders: wie betaalt, bepaalt.


Ohm, amen en uit.


Mogelijk relevante links:


Restauratie in Birma

Goddelijk gekleurde gopurams (Zuid-India)


Van primitief tot kunst (over 'tribal art' etc.)


Blog inhoud

Home

All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty