Home
KASHBA Asiatica
Ais Loupatty
Ton Lankreijer
Staalstraat 6
1011 JL Amsterdam
Open 12:00 – 17:00
Zondag / Sunday 14:00 - 17:00
Contact:
31-20 - 6 23 55 64
06 - 588 41 370
Vanaf vrijwel elke tempel in dorp of stad doen ze mee. Ze kijken van boven de ingang van een boerenhuis of van een oud paleis. Ze zitten aan de rand van een gehucht bovenop een poort te te wachten op passanten. Of ze wonen op zichzelf in een klein huisje middenin een glinsterend groen rijstveld.
Ze verbeelden de lessen en wijsheden uit het verleden.
Over goed en kwaad, over strijd en verzoening of over liefde en licht. Ze vormen de beeldtaal van oude geschriften, legenden en verhalen die lang niet iedereen kan lezen.
Ongeacht de soms ernstige of bloederige boodschap stemt hun speelse en zeer kleurrijke aanwezigheid blij en vrolijk.
‘We are family’, die oude soulsong komt steeds boven, ook al ken ik de tekst er verder niet van.
Je weet meteen: hier wonen de Shivaatjes en daar de Vishnoetjes – wel zo duidelijk en gezellig.
Maar de grootstedelijke hindoe-bovenlaag in India, die de wereld bereist en zich graag met moderne, strakke architectuur omringt, vindt de Tamil-tempels getuigen van wansmaak en schaamt zich ervoor.
Ze klagen hardop dat het slechts door de jarenlange invloed van Bollywood is gekomen dat de Tamils alles zo uitbundig beschilderen. (Doelbewust apert onjuist.)
Zelf prefereren ze India’s abstracte, religieuze kunst zoals de grafische en geometrische yantra, bijvoorbeeld.
Ze vereenzelvigen zich liever met eeuwenoude verloren-was beelden van vijf metalen – of op hardstenen beelden van voor de jaartelling.
Zolang het maar niet schreeuwt en op enige afstand blijft, zoals al het ‘antiek’ wereldwijd.
‘Het is ’t bekende verhaal,’ schrijft A. Srivathsan (aan wie ik hier het nodige ontleen). ‘Ook de politiek van de esthetiek volgt de contouren van de macht.’ Beschermingsmaatregelen dienen op lange-termijn belangen te zijn gestoeld, meent hij, ‘grillen en smaak kunnen daar geen basis voor zijn.’
Maar ja, de grenzen tussen onderhoud, restauratie en verbouwing zijn voor een ‘doods’ monument al moeilijk te bepalen, laat staan voor een in ‘levendige’ tempel.
De centrale overheid, overwegend bestaande uit grootstedelingen, kwam tenslotte met een rigoureus plan: de kwast erover!
Haar Hindu Religious and Charities Endowment Board, belast met onderhoud en restauratie van tienduizenden tempels door heel India, verordineerde in 2004 dat de tempels in Tamil Nadu één kleur dienen te krijgen: geel, welteverstaan.
Vanuit de verte zag ik de nieuwe regel een paar keer toegepast. Bovenstaande vettige bakkersroomtaart heeft nog enkele vruchten, als het ware.
Op ongeverfd steen ontstaat door de vele regen en luchtvochtigheid een zwarte aanslag. Om die elk jaar te verwijderen is kostbaar en arbeidsintensief. Misschien was dit ooit wel de belangrijkste reden om de beelden te polychromeren.
Tot nog toe lijkt het beleid sporadisch te zijn doorgevoerd, al zie je iets vaker witgekalkte beelden (wat uiteraard ook een geldkwestie kan zijn).
Een egaliserende kleur past beter bij de onderliggende geschriften, houdt de HR&CE Board vol.
Dat is de omgekeerde wereld, vinden tegenstanders. Vóór alles is het de lokale belevenis van een geloof (en daarvan zijn er talloos vele op het subcontinent) die de uitdrukking ervan dient te bepalen.
Elke kleur heeft z’n betekenis, betogen zij. Zoals meerdere hoofden aangeven om welke intenties het gaat en meerdere handen om welke talenten (gespecificeerd met voorwerp of handgebaar).
Of dient dat alles ook geëgaliseerd worden opdat niemand zich meer zou schamen?
Shiva, half man en half vrouw
Toegegeven, qua kleur overschreeuwen de hindoes in Tamil Nadu soms wel ’n beetje. Om toch in zicht te blijven, proberen christelijke kerken kleur met kleur te bestrijden.
Hun heiligenbeelden zouden in Europa worden weggehoond als kitsch. Terecht, want het lukt hen niet goed – het basismateriaal blijft kennelijk toch, tja, anders…
Het label kitsch – in de zin van veinzen iets te zijn – slaat echter eerder op de grootstedelijke beeldenstormers dan op de Zuid-Indiase Tamils. Beweren dat hun tempels te fel en vrolijk van kleur zijn, is zoiets als zeggen dat de Zuid-Amerikaanse cultuur meer pastel zou moeten zijn.
Hun godshuizen zijn net zo kleurrijk als hun eigen huizen.
Hun kleur-beleving lijkt me authentieker dan die der kunstzinnigen die kennelijk niet willen weten hoe fel gekleurd de meeste culturen wereldwijd in origine waren of zijn.
De veelal arme boerenbevolking kwam vanaf omgeploegde akkers – of over een barre hoogvlakte – samen in een orgastische uitspatting van kleur, geur, muziek en ritueel.
De vale, verschoten, versletene, antieke aanblik geeft de intellectuele grootstedelingen wellicht zelf wat meer kleur en is misschien iets minder confronterend met de eigen vergankelijkheid – zoiets?
Maar het blijft allemaal natuurlijk wel reli-bissniss. In Chettinad moet ik herhaaldelijk denken aan het krantenbericht van afgelopen jaar dat schetste hoe een Hollander op een avond in Myanmar uit z’n hotelbed was gestapt en de straat overstak om in het tegenoverliggende tempeltje de stekker uit de geluidsinstallatie te trekken.
(Hij vond z’n nachtrust in een politiecel, als ik me goed herinner).
Achter het hotel in Chettinad beginnen om 05:00 de luidsprekers van een wit-groen gekleurde moskee te schetteren – later nog vier keer op de dag – om gelovigen te manen langs te komen (anders zijn er immers geen inkomsten).
Voor het hotel ligt een hindoe-tempeltje dat wordt uitgebaat door een o zo vroom middelbaar stel. Van 14:00 tot 18:00 galmen er overgemodu-leerde mantra’s de weg op om – in ruil voor een bloemblaadje of een rode stip op het voorhoofd – enkele roepies van pasanten te vangen.
Je zou er maar tussen wonen.
De al wat oudere eigenaresse van het hotel haalt haar schouders op: ‘Het kostte me jarenlang veel moeite maar ik heb geleerd het los te laten.’
In elke kamer heeft ze zakjes met grote, gratis oordoppen neergelegd.
Tot welke absurditeiten het reli-politieke circus kan leiden, moge blijken uit wat er recentelijk in Agra gebeurde waar momenteel hindoe-bestuurders aan de macht zijn.
Ze gaven de opdracht om een nieuwe toeristenbrochure te drukken. Daarin ontbrak de Taj Mahal. Het ‘achtste wereldwonder’ bleek met opzet te zijn weggelaten. Het was immers een bouwwerk van binnengevallen bezetters (het islamitische Mogolrijk, 1526 -1857).
India mag dan een Brits-koloniale uitvinding heten, het is een godswonder dat al die oneindige diversiteit nog steeds een geografisch geheel vormt.
All photographs and texts ©Kashba Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty