kashba

Dienstbaar aan de keten

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty & Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20- 6 23 55 64

lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


‘Als ze gaan zeggen dat mijn ooms oorlogsmisdadigers zijn, 

word ik mataglap.’


Op 17 februari ’22 werden de resultaten bekend gemaakt van het dekolonisatie-onderzoek ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’.

Twee dagen eerder meldde de NRC in een aanhef: De getraumatiseerde Indische gemeenschap heeft weinig vertrouwen in het onderzoek naar de dekolonisatie dat volgende week wordt gepresenteerd. ‘Als ze gaan zeggen dat mijn ooms oorlogsmisdadigers zijn, word ik mataglap.’

Stichting Pelita: Of het nu mensen zijn van de eerste generatie Indische Nederlanders, totoks, Molukkers, Chinezen, Menadonezen, Papoea’s, veteranen, Nederlandse militairen die werden uitgezonden naar de voormalige kolonie,

Indonesiërs zelf, naoorlogse generaties – eigenlijk iedereen met een achtergrond in Nederlands-Indië is bang voor een ongenuanceerd oordeel over hun rol. ('We worden weggezet als oorlogsmisdadigers’)


Laten de tweede en derde generaties zich alsnog iets aanpraten? Het afgelopen decennium is er veel onderzocht èn in klare taal opgeschreven. ‘Mataglap’ is ‘nergens voor nodig’.


Wie bij ‘militaire excessen’ slechts aan gewelddadige soldatenacties denkt, is kortzichtig. De Indonesische onafhankelijkheidsoorlog ging wat Nederland betreft over behoud, met name behoud van bedrijven en bezittingen. En anders: redden wat er aan financiële belangen nog te redden viel.

 ‘De wens van de Nederlanders is het streven naar onafhankelijkheid met alle mogelijke middelen blijven beheersen’, concludeert het recente Over de grens, Nederlands extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949. (NIOD, 2022), ‘en, niet in de laatste plaats, de eigen belangen veilig te stellen.

De oorlog paste in een koloniale traditie van gewelddadige onderdrukking, racisme en exploitatie. Nederlandse politici, militairen en bestuurders in Indonesië én Nederland, overtuigd van hun eigen superioriteit, lieten zich in hun streven naar bevoogding en beheersing van Indonesië vooral leiden door economische en geopolitieke motieven en het idee nog een missie in de ‘Oost’ te hebben en daar onmisbaar te zijn.’

Kapitaal vergaren, doorgaans via roof, was vier eeuwen eerder de enige reden voor de Europese kaapvaart om steeds verder te varen: Europese kust > Noord-Afrika > rond de Kaap > Voor-indië (India) en verder naar de Indische archipel.



In 1813 werd Nederland een koninkrijk met een koopvaart en heetten enkele van de ‘wingewesten’ sindsdien ‘koloniën’. 

De onderwerping werd stelselmatiger – en dat is precies het juiste woord. De verboden slavenhandel werd mettertijd vervangen door veel pragmatischere (cultuur)stelsels, al dan niet in combinatie met levering van opium (van slaafgemaakte naar verslaafd-gemaakte). 


Na de WOII waren de verloren inkomsten uit de koloniën volgens de ‘door de eeuwen trouw’-propaganda van conventionele partijen zelfs onontbeerlijk: ‘Indië verloren, rampspoed geboren!’

Indonesië is rijk aan grondstoffen – o.a. olie en goud. De ‘financiële elite’ – zoals De Nederlandse Bank (DNB) de voormalige handelaren in producten uit slavernij noemt in het recente rapport ‘Dienstbaar aan de keten?’ – wilde niet accepteren dat het tij was gekeerd.

In handelstermen: ze weigerden hun verlies te nemen.


Er verscheen namelijk een nieuw soort kapers aan de kust: investeerders uit de Wallstreet-wereld – met zoveel meer politiek-militaire macht.


Nederland noemt zich nog steeds - al dan niet met positieve instemming - een natie van dominees en kooplieden. Alsof die twee de basis legden voor het welzijn en de welvaart van van de lage landen.


Vreemd, want eigenlijk zaten die twee beroepen elkaar al die eeuwen in de weg. Eenmaal gekerstend was de ‘inboorling’ immers niet langer een ‘zielloos wezen’ dat je als een dier kon behandelen.


De dominees die op de koopvaardijschepen meevoeren, waren doorgaans van tweederangs niveau, weggestuurd of erger. Niet zelden waren het fanatieke betweters – zelfs te erg voor Groningen of Zeeland. In wezen waren ze even berooid, beschadigd en maatschappelijk verstoten als de rest van de bemanning in het ruim.

In het recente DNB-rapport ‘Dienstbaar aan de keten?’ blijft er weinig over van het nostalgische beeld van de ‘schrandere Hollandsche koopman’. 


Mochten de vaak prachtig geschilderde portretten er debet aan zijn, bezoek dan eens de vaste tentoonstelling in de Hermitage aan de Amstel. 

Er is daar een zaal met allerlei groepsportretten van Amsterdammers, onder andere van kooplieden. Dankzij de hoge kwaliteit van de toenmalige schilderkunst liggen er voor de goede kijker drie heel andersoortige andreaskruizen over hun tronies: ijdel, arglistig en meedogenloos.

Ook het DNB rapport maakt duidelijk dat de Hollandsche handelaren niets ophadden met het eigene van een koopman, namelijk dat je de andere partij ook wat gunt.

Menig ‘gerenommeerd Amsterdams koopmansgeslacht’ was feitelijk een bankierend handelshuis. Met opslag in pakhuizen probeerden ze een stapelmarkt te bestieren, dankzij met militaire macht in de kolonie afgedwongen monopolies.

Kortom, een natie van betweters en cententellers zou hun staat van dienst wellicht beter omschrijven. Het DNB rapport maakt ongewild duidelijk dat de ‘koopmannen’ weinig bijdroegen aan de welvaart en het welzijn van dit land.


 


Bij de lancering van het onderzoeksrapport over ‘de Nederlandsche Bank en de laatste decennia van de slavernij, 1814-1863’ rept directeur Klaas Knot over de ‘financiële elite’..


‘De mate waarin mijn ambtsvoorgangers zich hebben ingezet om het afschaffen van de slavernij te voorkomen heeft mij geraakt.’


Zijn woordkeus is even omfloerst als de titel van het rapport. Namen & rangnummers vermeed hij ook liever, zijnde tevens voorzitter van de Koning Willem I Stichting. Tot ‘mijn ambtsvoorgangers’ behoort klaarblijkelijk niet de oprichter van De Nederlandse Bank en z’n nazaten.


 

Wie bijvoorbeeld Oranje Zwartboek (2020) van NIOD-historicus Gerard Aalders leest, begrijpt echter wie tot Knot’s ‘financiële elite’ behoorden. Hun persoonlijk gewin bepaalde de gang van zaken in de koloniën – liefst met goedkope slavenarbeid – èn in de Nederlandse Bank. Alles en iedereen dienstbaar aan de keten die hun rendement moest garanderen. Is het dan kortzichtig om de ‘financiële elite’ eindverantwoordelijk te stellen voor alle ‘militaire excessen’ tot en met de laatste?

De VOC hanteerde graag verhullende eufemismen als ‘stilzwijgend profijt’ voor corruptie en indirecte uitbating van slavernij.

Het DNB rapport ‘Dienstbaar aan de keten?’ lijkt die toon te willen parafraseren. Het onderzoek simply follows the money en toont aan dat de nationale bank in de 19de eeuw doorgaans bestuurd werd door handelaren met inkomsten uit slavenarbeid. De bank was niet dienstbaar aan maar deel van de keten – zonder vraagteken.

Overigens, met ’Over de grens’ wordt over de grens van het aanvaardbare bedoeld – evenmin klare taal.

Eerst een paar feiten. 


1. Tijdens de drie, vier eeuwen kolonisatie kwam de bevolking van de duizenden eilanden in de archipel wel degelijk regelmatig in opstand. Het na-sluimerende 19de eeuwse cliché van ‘meegaand’, ‘gedwee’, ’gij-volk’ of erger is niets anders dan zichzelf vrijpleitende lariekoek van de koloniale indringer.


2. In 1850 telde Nederland drie miljoen inwoners, in 1900 vijf miljoen en in 1950 tien miljoen. Het gemiddelde levenspeil van de bevolking begon - na veel industriële ellende in fabrieken en dergelijke – pas in de 20ste eeuw summiere tekenen van verbetering te tonen.

Met 300 etnische groeperingen (en 742 verschillende talen of dialecten) zijn dergelijke cijfers moeilijker te geven voor een archipel die niet afgebakend was tot een natie. In 1960 was de globale schatting 100 miljoen, thans rond de 275 miljoen.


 

3. In vergelijking met de sjamanistische, hindoeïstische, islamitische of boeddhistische levensbeschouwing had het pragmatische ‘meten is weten’-denken van de koloniale agressor lange tijd de overhand dankzij betere wapens, militaire infrastructuur, doelgerichte bezettingen, enzovoorts.

Het dekolonisatie onderzoek over de periode 1945-1950: ‘De in deze ‘pacificatiefase’ voornamelijk gebruikte tactieken van kleinschalige patrouillegang, zuiveringsacties en ‘rusteloze achtervolging’ van de tegenstander hadden nadrukkelijk koloniale wortels.’


4. De onderling zeer verschillende eilandbevolkingen kwamen na WOII níet massaal in opstand om een Republik Indonesia te stichten. Java was altijd al het rijkste en dichtst bevolkte eiland. Evenals het grote eiland Sumatra had het een geheel eigen taal, godsdienst, cultuur. Ook op deze eilanden waren Molukkers, Menadonezen, Chinezen en Papoea’s vreemdelingen, verre volkeren met een andere etniciteit – deels zelfs stammend uit een ander werelddeel (Oceanië).


 


‘Molukkers zijn in Nederland uitgemaakt voor NSB’ers, omdat ze gevochten zouden hebben tegen hun eigen volk.

Dat is volgens Manusama onzin. ‘Indonesië bestond vroeger uit allemaal kleine koninkrijkjes, met verschillende volken.’


Jakarta ligt op 2000 kilometer van de Molukken, vult Tetelepta aan. ‘Alsof Nederland de Russen als eigen volk zou zien.’

‘Niemand wist welke kant het op zou gaan.’ Molukkers vochten ook voor hun eigen idealen, wat uiteindelijk uitliep in 1950 op de proclamatie van een eigen onafhankelijke staat, de RMS. ‘Maar die mochten ze niet verdedigen, omdat ze naar Nederland werden gedeporteerd.’ - De Gelderlander


Evenals bijvoorbeeld India werd Indonesië pas een geheel nadat koloniale overheersers met geweld hun administratieve systemen aan deze gebieden oplegden.


‘Het woord Indonesië betekent letterlijk ‘Indische eilandengroep’. Het is als aardrijkskundige term dan ook verwant aan Melanesië, Micronesië en Polynesië. Pas in de twintigste eeuw is Indonesië een staatkundig begrip geworden.’


De begrenzing van de aardrijkskundige benaming hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van de hedendaagse Indonesische staat. ‘De vroegste vermelding van de naam Indonesië in een Nederlandse krant stamt van 21 maart 1885.'’ Wikipedia

Sinds de laatste twee eeuwen zochten jongemannen uit afgelegen eilandgroepen een bestaan in het Hollandse koloniale leger. 


Hun intekening verschilde weinig met die van jonge Sikhs uit Punjab of jonge Gurkhas uit Nepal die in het Brits-koloniale leger vochten tegen een van de maharadja’s of tegen de keizer in Beijing tijdens de twee opiumoorlogen. 


Inderdaad, ‘jong’ was een vereiste – zowel fysiek als verstandelijk.

Huursoldaat of huurling is een soldaat die op commerciële grondslag dienst neemt in een leger. Het verschijnsel is zeer oud. De stad Carthago gebruikte reeds huurlingen en de oudtestamentische koning David en Alexander de Grote deden een beroep op hen. - wikipedia


Het huidige begrip freelancer – voor iemand zonder vast contract – valt letterlijk te vertalen als een vrije lansier.


‘Deze militaire avonturiers boden tegen betaling hun wapen en diensten aan, ongeacht aan welke meester en ongeacht voor welk doel. Van de 14e tot de 16e eeuw waren er in Europa, en vooral in Italië, grote groepen ‘free lances’. - etymologiebank


Werd een oorlog tussen Duitse of Franse staatjes uiteindelijk beslecht door een lege schatkist, dan werd het voetvolk werkloos. Als dagloners zwierven ze rond, op zoek naar een plek met een bestaan, overvielen onderweg soms een postkoets of een trekvaart, maar liever tekenden de bannelingen ergens bij - waar en bij wie dan ook.


 

Bijvoorbeeld bij de Hollandse piraterij, die in de 17de eeuw uitgroeide tot de VOC. Van meet af aan bestond de bemanning van de schepen en bewakingslegertjes grotendeels uit armoezaaiers uit zo’n beetje heel West-Europa, die aan boord in zekere zin familie vonden.


Thuis ging het kleine stukje boerenland bijvoorbeeld over naar de oudste zoon. De rest van het kroost – als het overleefde – moest zelf iets verzinnen. Of ze waren al jong ouderloos geworden.


Ze trokken naar de Hollandse havens vanuit het huidige Denemarken, Duitsland tot en met Frankrijk en Spanje, maar soms zelfs uit Noord-Afrika of nog verder.


Overal ter wereld werden huurlingen ingeschakeld om de financiële belangen van enkelen uit te vechten, of omdat een heerser zich wilde bewijzen, noem maar op. Ze stonden bekend als huursoldaten, legionairs of mercenaries. Denk aan het Franse Vreemdelingenlegioen – maar ook aan de Private Military Contractors die de VS inhuurt tijdens een van haar vele oorlogen.



‘Volgens schattingen werd ongeveer 30 miljard dollar van de 87 miljard dollar die de VS-uitgaven aan de oorlog in Irak, uitgegeven aan particuliere militaire bedrijven.’ Wikipedia

Ingehuurde vertalers of digiwizzards voor drone-aanvallen zijn in wezen eveneens freelancers en weinig verschillend van de aloude begrip ‘huursoldaat’.

Opmerkelijk is de ontwikkeling onder de roemruchte Nepalese Gurkha-soldaten – die overigens nog steeds werkzaam zijn in het Britse leger. Al geruime tijd vinden sommigen van hen werk als bewaker (privé-soldaat) van filmsterren of zelfs van staatshoofden die voor lijfbehoud niet durven te vertrouwen op eigen militaire leiding.

Van oudsher is de opgelegde ‘gouden soldatenregel’ dat hij niet zèlf nadenkt. Doet hij dat wel dan is de kans groot dat hij (doorgaans jong) verstrikt raakt in het militaire tuchtrecht.


'Tuchtrecht is het geheel van regels ter handhaving van gewenst gedrag (tucht oftewel discipline) binnen een bepaalde groep van personen.’ - Ministerie van Defensie

Uit de conclusie van Over de grens, het dekolonisatie onderzoek: ‘Bij gevangenneming en verhoren pasten militairen van de Nederlandse krijgsmacht op structurele en deels zelfs systematische wijze buitensporig geweld toe, waaronder mishandeling en marteling. Bekend was reeds dat het Depot, later Korps Speciale Troepen, gedurende lange tijd de facto een ‘carte

blanche’ van de legerleiding had ontvangen om desnoods met extreem geweld het verzet te breken en de bevolking tot steun aan Nederland te dwingen, wat het korps ook op grote schaal deed.’


‘De opeenvolgende Nederlandse regeringen bereidden daartoe de weg, in nauwe samenspraak met de legerleiding, die de politiek verantwoordelijken voortdurend onder druk zette om een harde lijn te volgen.’


Bestuurders, diplomaten en militairen, maar ook de militaire en burgerlijke justitie, bleken van hoog tot laag bereid zich vergaand te voegen naar de overtuiging dat het conflict met militaire middelen – met geweld – kon en moest worden beslecht. Dat gold ook voor het grootste deel van de journalistiek en andere maatschappelijke instituties, die zich in de regel volgzaam, zelden kritisch opstelden.’

Uiteindelijk was er buitenlandse druk nodig – met name uit de VS – 'om Nederland aan de onderhandelingstafel te brengen en meermalen ook terug te brengen. Weliswaar drong in Den Haag na het eerste kwartaal van 1949 het besef door dat de oorlog een heilloze onderneming was geworden, opgeven bleef een moeilijke en pijnlijke opgave. De Nederlandse hoofdrolspelers wisten nauwelijks afscheid te nemen van hun starre vooroorlogse, koloniale denkwereld, zo min als van hun politieke en economische belangen, en hadden grote moeite het fiasco van het sinds 1945 gevoerde beleid te erkennen.’

Dat ze niettemin bereid waren morele kaders opzij te schuiven is op diverse manieren te verklaren: druk van de omstandigheden of hiërarchische verhoudingen, ideologische overwegingen, een koloniale mindset, angst, lijfsbehoud, mentale afstomping of verruwing als gevolg van oorlogsomstandigheden. Wat overblijft is de verwoestende impact van de oorlogvoering en het geweld, in de allereerste plaats op de Indonesiërs.’

- Over de grens

Over de Grens is het resultaat van de opdracht waarvoor drie Nederlandse instituten gezamenlijk 4,1 miljoen kregen van de Nederlandse regering.

‘De slager keurt zijn eigen vlees’, schamperde Jeffrey Pondaag van het Comité Nederlandse Ereschulden.

Hoofdonderzoeker is Gert Oostindie. In het voorwoord van zijn Postkoloniaal Nederland: vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen (2010) merkte hij op: ‘Ik had in 1975 als historicus kunnen afstuderen zonder ook maar iets van de koloniale geschiedenis of postkoloniale migraties te weten.’


Pondaag heeft gelijk. Dat al het geweld tijdens de dekolonisatie-oorlog – van beide kanten – feitelijk draaide om de belangen van de ‘financiële elite’ veilig te stellen, is de uiteindelijke oorzaak van militaire maar ook financiële excessen.


‘Hoe je de kubus ook draait: het Indonesië onder Soekarno droeg in de schrale jaren vijftig vele miljarden guldens méér bij aan Nederland dan de van de VS afkomstige Marshallhulp van 3,5 miljard gulden.’


Ongelooflijk maar waar: in 2003 vond de laatste ‘herstelbetaling’ plaats door Indonesië aan Nederland – inclusief alle lopende rente erover.


‘Nederland had in de jaren vijftig relatief meer te besteden omdat het de backpay (achterstallige lonen) maar voor een klein deel inloste. Die zuinigheid sprak ook uit de erbarmelijke opvang van de Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen. De regering onderneemt in dit soort kwesties vaak pas actie na grote maatschappelijke verontwaardiging of juridische druk.’ - De Groene


Of de Nederlandse regering wacht tot het grootste aantal van hen is overleden.

‘Compensaties houden bijna nooit vergoeding van reëel geleden schade in, maar krijgen het karakter van een tegemoetkoming, zoals het ‘gebaar’ naar de Indische gemeenschap voor de ‘kille ontvangst’, of de ‘symbolische’ compensaties aan weduwen. Van een ruimhartige aanpak die ten minste poogt om financieel en moreel volledig recht te doen aan de openstaande rekeningen, is het nog niet gekomen.

Vandaag de dag was de directe Marshallhulp omgerekend ongeveer zestien miljard euro geweest, inclusief een deel leningen. De voordelen van de soevereiniteitsoverdracht komen minimaal neer op 103 miljard euro.’ - De Groene


NRC 17 feb 2022: ‘Ook gaf Rutte aan dat de verantwoordelijkheid niet bij de individuele militairen lag. Hij wees de instanties aan die het institutionele geweld mogelijk maakten: de Nederlandse regering, het parlement, de krijgsmacht en de juridische macht.’


 

Een beetje premier verbindt daar dan consequenties aan.


 

En wel met de nodige vaart en allure,

want menige betrokkene ligt al in z’n graf.


‘…maar een Hollander, een echte Hollander,


maakt eerst een kladje van z'n kosten


en dan ziet ie d'r van af.’




 

- Wim Kan  1970


Maluku ’84 inhoud


Stilzwijgend profijt inhoud


Een nagelaten koffer inhoud


Blog inhoud


Home


 


 

2 mrt. 2022 08:33












All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty