Home
KASHBA Asiatica
Ais Loupatty
Ton Lankreijer
Staalstraat 6
1011 JL Amsterdam
Open 12:00 – 17:00
Zondag / Sunday 14:00 - 17:00
Contact:
31-20 - 6 23 55 64
06 - 588 41 370
Onbegrijpelijk. Waar ter wereld vind je een stad waar vrijwel iedereen met z’n handen in de klei zit? Boetseren, draaien, gieten, bakken, glazuren…
Waarom lopen hier niet honderden pottenbakkers en kleidraaiers uit andere werelddelen hun ogen uit te kijken?
Aan de smalle, kronkelende straatjes waar immer nog slechts een handkar doorheen kan, valt de lange geschiedenis van het eeuwenoude porseleinstadje af te lezen.
Zoals uit keizerlijke documenten blijkt: meer dan duizend jaar.
Rondom rukt moderne hoogbouw op, al liggen her en der nog oude wijken met huisjes, schuren of voormalige communistische fabrieken – soms ook wel de humuslaag genoemd die een stad creatief en levendig houdt.
In de kleine ateliers die er thans huizen, wordt door jong en oud volop geboetseerd, gedraaid, gebakken en geëxperimenteerd.
Rond het stadscentrum liggen vijf, zes warenhuizen – elk maatje Amsterdamse Bijenkorf – vol winkels die veelal eigen porselein verkopen.
Eigen in de zin van: gemaakt door nabije of verre familieleden aan de rand van de stad.
Van plompe plantenbakken tot fragiele viskommen. Van manshoge vazen tot plaatschilderijen. Van uitgebreide serviezen tot een enkel peperduur want paperthin theekopje.
En dat alles van dat ene, fascinerende materiaal: porselein.
Slechts een enkele keer zien we buitenlandse zakenlieden voorbij komen. Natuurlijk, de rest van de wereld maakt inmiddels alweer eeuwen z’n eigen porselein.
Bovendien lijken keramisten hier niet echt geïnteresseerd in buitenlandse kopers, ze beschikken immers over een afzetmarkt van anderhalf miljard nabij –– een begrijpende markt, welteverstaan, die wordt bediend door galleries.
Ingang gallerie.
Door de betreffende kunstenaar gesigneerd porselein in eigen galerie.
Eigen werkplaats annex gallerie.
Voor sommige beeldenmakers tevens archief.
Soms wuift een verkoper me weg als ik naar een prijs informeer. De eerste keren dat dit gebeurde, kwamen hard aan.
Dertig jaar geleden wilde men namelijk maar al te graag oude bric à brac aan westerse domoren kwijt.
Inmiddels weet het China van na Mao haar eigen cultuurgoed weer te waarderen en realiseren verkopers bij de eigen bevolking aanzienlijk hogere prijzen.
Grepen handelaren voorheen onmiddellijk naar de calculator om met je te onderhandelen, maar met de jaren weten ze dat een buitenlander de binnenlandse prijsontwikkelingen toch niet begrijpt – en uitleg in gebarentaal is onverminderd vermoeiend.
Gelijk hebben ze. Ik zou niet willen beweren dat ik begrijp waarom een gele bloemenvaas die in Engeland generatieslang als paraplubak dienst deed op een veiling in Hongkong plots een paar miljoen opbrengt.
Behalve dan dat het keizerlijk geel kennelijk oneindig populairder is dan het communistische rood.
Hoe deze twee politieke krachten zich tevens probeerden te onder-scheiden middels het porselein, komt fraai tot uiting in de volgende twee verhalen: over de serviezen voor keizerin-regentes Cixi en die voor de communistische leider Mao Zedong.
Het toont tevens hoe Chinees-eigen porselein in feite is.
(Door de eeuwen heen veroorzaakte het maken van dit steriele materiaal stoflongen, arrebeiders’ armoe en milieuschade.
Met de komst van elektriciteit en welvaart is dit aanzienlijk verbeterd.
Vooralsnog is de tegenstelling tussen de chaotische, vervallen industriële omgeving en het super-stilistisch vlekkeloze eindproduct echter groot – je kunt hier nauwelijks oninteressante foto’s nemen.)
Ergens in 2012 kreeg de Engelse keramist Edmund de Waal (aangekocht door o.a het Rijksmuseum) toegang tot het archief van het Jingdezhen Keramisch Instituut.
Het archief bevat onder andere vijftig delen correspondentie over porseleinleveringen aan de keizers van de Qing-dynastie (1644-1912).
Samen met de dienstdoende archivaris slaat hij willekeurig enkele delen open. Staande in een koud, voormalig communistisch kantoortje lezen de twee hoe de Verboden Stad voor elk momentum – geboorte, huwelijken, offerandes, overlijden – nieuw porselein bestelt.
‘En geen losse stuks porselein, maar hele reeksen, paren, drietallen, vijftallen, die konden worden neergezet om te laten zien hoe perfect, evenwichtig en harmonieus de keizer als de Zoon van de Hemel leefde en regeerde.’
Al bladerend stuiten ze op een bestelling van honderden ondiepe schalen om narcissen in te laten groeien. De Waal ziet het al voor zich:
‘Lopen door een van die eindeloze gangen in de Verboden Stad, een afgemeten ritme van stappen en geuren.’
‘En reken maar dat de protocollen werden gecontroleerd door een functionaris van de afdeling ritueel, die alles in de opslagplaatsen telde en alles neerzette zoals de regels aangaven.’
'Het gaat hier niet om wat mooi is, het gaat hier over wat juist is.’
'Reeksen zijn een manier om de wereld te beheersen. Als je deze sterfelijke wereld nodig hebt om een andere orde over te brengen, dan dienen de dingen bij elkaar te passen. En mensen dienen zich daarin te voegen.'
'Ongelijkwaardig, eigenzinnig porselein zou vloeken met het idee dat je voorouders van het hiernamaals koesterden, gelijk een groezelig tafelkleed, of melk uit de fles in plaat vanuit een mok, kunnen indruisen tegen goede manieren.’– De Waal.
Jung Chang beschrijft hoe de in het nauw gedreven keizerin-regentes Cixi rond 1900 de relaties met de koloniale indringers probeert te verbeteren. Als vrouw mag ze niet socialiseren met de westerse ‘heren diplomaten’. Zelfs met haar eigen (militaire) ministers communiceert ze indirect – doorgaans vanachter een kamerscherm.
Toch wil Cixi een beter beeld van de koloniale agressors krijgen. In 1902 nodigt ze hun eega’s voor een diner naar het paleis. Opmerkelijk, haar hele leven at ze immers alleen. Met als enige
uitzondering soms de jonge keizer of een voorproever op afstand.
Naast haar aan tafel komt de Britse Lady Susan Townley te zitten. Susan is feitelijk een stand in, de ambassadeur is ongetrouwd. Ze ziet hoe Cixi in rap tempo meerdere kommen rijst met melk verorbert. Ze bemerkt ook hoe fraai keizerlijk geel Cixi’s kommen zijn terwijl die van het buitenlandse gezelschap gedecoreerd zijn met grote groene en zwarte draken.
Lady Susan vraagt tijdens het diner Hare Majesteit Cixi om een kadootje – en wel om de kom waaruit Cixi
aan het eten is.
‘Het verzoek kan slechts als verachting worden opgevat,’ noteert een van de Franse dames later in haar dagboek.
Cixi negeert de schoffering en laat de kom inpakken. Een van haar hofdames noteert later dat de keizerin opmerkte dat ‘de vooraanstaande buitenlanders ons Chinezen kennelijk maar dom vinden en dat ze zich daarom niet te hoeven inhouden.’
Toch raken de twee enigszins bevriend – ons kent ons.
Niet bekend is of naderhand het servies – want onvolledig – in z’n geheel werd vervangen.
Wanneer de westerse dames na de maaltijd in de kamer van de keizerin worden genodigd, is Lady Townley verbaasd over de kostbare bric à brac langs de wanden.
‘Genoeg om een verzamelaar te laten watertanden. Nooit eerder zag ik zulk prachtig porselein.’
Een van de bedienden betrapt Susan op het en passant stelen van een jade sieraad. Er volgt een stille doch heftige scène met het personeel dat maar al te goed weet wie er later voor zal boeten.
In de keizerlijke vertrekken tikken talloze
uurwerken aan de wanden.
‘Trots vertelt de keizerin me dat ze er honderdzestig heeft. Ze lopen allemaal nog, al markeert elk een ander tijdstip. Maar wat doet de tijd ertoe voor een hemelse dochter!’
Voor de gelegenheid staan in de keizerlijke vertrekken tafels met geschenken van buitenlandse vorstenhuizen uitgestald.
Lady Susan: ’ Ik weet niet waarom Europese potentaten toch altijd als geschenk aan een oosterse heerser kiezen voor blauwe sèvres. Van die grote vazen, kandelabers, klokken van sèvres met overal groepjes naakte biscuit figuren.’
De Waal: ‘Als je kijkt naar de vitrines met
18de eeuws porselein in een willekeurig museum, een plank vol nietszeggend Vincennes, twee uit Sèvres en nog een paar uit Bow, dan zien ze er onverbeterlijk waardevol uit.'
'Niet alleen heb je geen idee waar het meeste van dat spul voor diende – een trembleuse, een chocoladekan, een armkandelaar – maar er is ook een scheve verhouding tussen de hoeveel-heid werk die er aan is besteed en het resultaat.’
De Waal bezit zelf een dergelijke kom. ‘Heel kostbaar. En absoluut nietszeggend.
Ik weet niet zeker of al het hoogzomerse volle zoet het ding zo akelig maakt. Je voelt de verveling van de fruitschilder: besje, besje, besje…’
‘Als ik mezelf dwing ernaar te kijken, moet ik zowaar denken aan hoe alles samenviel in nazomers van de zeventiger jaren – tienervakanties, verveling, zomerhuisje, broers, eindeloos veel pruimen, bramen, het dwangmatig herlezen van slechte romans – dat me doet beseffen dat dit een passief-agressief soort porselein is.’
Porseleinaarde diende eeuwenlang minimaal vier jaar te ‘rijpen’ voordat het kon worden gebruikt. Met behulp van nieuwe technieken is deze periode aanzienlijk ingekort.
Het servies voor Mao
In de zestiger jaren bood het communistische Oost-Duitsland hulp bij het reorganiseren van de ‘niet optimaal doelmatige porselein-nijverheid’ in Jingdezhen.
Grijze, betonnen fabriekshallen dienden er te komen waarin de door de heuvels verspreide huisateliers – veelal nabij benodigde klei-aders – werden samen gedwongen.
Gelukkig raakten de communistische leiders Mao en Stalin in onmin met elkaar waardoor de Oost-Duitsers van Ulbricht redelijk bijtijds weer uit Jingdezhen vertrokken.
In een van die achter gebleven grijze gebouwen, thans een staats-onderzoekscentrum, stuit De Waal op The Tea Set, zoals hij het met hoofdletters noemt: het porseleingeschenk aan Mao.
Jingdezhen maakte in de zestiger jaren reeds honderdduizenden Mao bustes en badges, maar de lokale partijcel vond dat het niet kon achter-blijven om met een groot persoonlijk cadeau voor de Grote Leider voor den dag te komen.
De bijbehorende archiefstukken ‘trillen van onrust.’ Zelfs het politieke doopceel van de arbeiders die de porseleinaarde dienden te bereiden – een zwaar en smerig werk ver buiten de stad – werd gelicht.
Er verschenen controleposten bij fabriekspoorten.
Klaar om de oven in gereden te worden.
Zodra het vermoeden ontstond dat de gestelde datum niet gehaald zou kunnen worden, traden er leden van de onverbiddelijke Rode Garde aan om het tempo letterlijk op te zwepen. Technische fouten werden niet getolereerd – zijnde een belediging aan de Leider – en soms bekocht met de dood.
Wie zou vervolgens nog durven te bepalen wàt aan te bieden aan de commie-keizer? Traditionele ontwerpen konden immers als nostalgie worden geïnterpreteerd; dat het leven vroeger beter en mooier was.
Of erger, ze konden als elitaire onderdrukkingstactiek worden gezien. Trouwens, past een voltallig servies eigenlijk wel bij een revolutie die de eeuwenlange honger en armoe wil uitbannen?
En dan: wat voor decoratie? Stellig geen roze bloemen, groepjes goudvissen of volrijp fruit – maar wàt dan wèl?
Na rijp beraad komt de communistische cel Jingdezhen tot de slotsom dat het porseleingeschenk bovenal nuttig, kwalitatief en hedendaags moet zijn.
Kortom, een theeservies.
De daarop volgende zes maanden loeit het vuur van tweeëntwintig ovens in de heuvels. Om uiteindelijk twee sets van 138 stuks tot stand te brengen.
Vanwege de opstijgende hitte werd de oven eeuwen geleden schuin tegen de heuvel gebouwd.
De langgerekte oven – bestaande uit vele compartimenten – heeft enorme hoeveelheden hout nodig om een temperatuur van rond de 1300 graden celcius te behalen.
In de terracotta bakken worden de kwetsbare objecten beschermd tegen vlammen, vuil, enz.
De diverse toegangen worden tijdens het stoken dichtgemetseld. Na het stookproces dienen ze tijdens de geleidelijke afkoeling nog minstens een week gesloten te blijven.
Mao’s serviezen bestaan uiteindelijk uit eivormige theepotjes, theekopjes op schotels, suikerpotjes, koffiepotjes, wijnkannen met acht wijnbekers elk, gebaksschalen met standaards, enzovoorts.
Dat alles uitgevoerd ‘in een helder, stralend, ochtendglorend revolutie-wit. Met her en der enkele snoeproze perzikbloesems.
Het is het Nieuwe Dageraad porselein, het Grote Sprong Voorwaarts
Porselein – en het is domweg burgerlijk.
Niet dat het er goedkoop uitziet, het oogt Netjes.’
Net als alle keizers voor hem was Mao Zedong verzot op kadootjes. September ’75 nam hij Het Theeservies goedkeurend in ontvangst.
Een jaar later was hij dood.
Voor wie van het ambacht en materiaal houdt,
hieronder nog enkele beeelden van de oude porseleinstad.
In meerdere straten zijn zelfs de lantaarnpalen van porselein.
Lastig voor het drogen van de kleien modellen is dat Jindezhen een tamelijk nat klimaat heeft. Maar de bijzondere klei aders liggen nou eenmaal daar.
In de rij voor het aanbrengen van de glazuurlaag.
Officiële milieuregels lijken er nog niet te zijn
Evenmin voor de plaatselijke restaurants.
Kleinere ateliers en studenten delen in de stookkosten.
Overleg of zijn beker de hitte zal kunnen doorstaan.
Je zal maar de ontbrekende scherf vinden… hoe vraag je naar de prijs zonder dat die terstond de lucht ingaat...?
Geen braakliggend stuk grond in Jingdezhen of er liggen scherven porselein.
Ook voor misbaksels vindt men soms nog wel emplooi.
’Sommigen lappen de exemplaren met gebreken op. Op straat spreekt men van: "de winkeltjes die de randjes wat verder bij polijsten". Immers, ook fraaie exemplaren hebben soms een verborgen gebrek waar ze nog niet aan bezweken zijn. Ze worden goedkoop opgekocht en verstevigd met wat gips weer doorverkocht.’ - Pater d’Entrecolles (1664-1741).
… en zo kwamen uiteindelijk al onze zendingen pico bello aan.
Voor meer over porselein:
Op zoek naar Guanyin (in Dehua)
Porseleinzucht (o.a. geschiedenis)
Chinese porcelain, brushes, etc in winkel
All photographs and texts ©Kashba Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty