kashba

Terug, blijven of verder (deel 3)

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty  

Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20 - 6 23 55 64

06 - 588 41 370


lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Een nagelaten koffer: deel 3

Terug, blijven of verder?

Terwijl Duitsland nog in puin ligt, gaat het gezin in 1947 op bezoek bij Daddy’s familie in Zwitserland. Na vele jaren en omzwervingen ontmoet Joseph z’n vader weer, de andere vier maken voor het eerst kennis met hem – en met Europa.


Vooral bruggen en spoorwegen werden tijdens de oorlog gebombardeerd, hun bus moet tijdens de reis van twee, drie dagen vele omwegen maken.


Bij elke grens is de douane streng op alcohol, sigaretten, koffie en andere luxe artikelen waarmee reizigers het kostbare wisselen van valuta proberen te vermijden. Soms was er überhaupt geen geld voorhanden, de Duitse Mark kwam pas in ’48 tot stand.





‘Maar waar verberg je een pak koffie?’ verhaalt een Duitse vriendin.  Ze woonde toentertijd niet ver van de Zwitserse grens en bracht net als de anderen in haar dorp de ochtenden en avonden door met schoon bikken van nog hele bakstenen van getroffen huizen. ‘In je koffer, onder je hoed? De douaniers roken het al van verre, ze lustten het zelf al te graag.’


Binnen een jaar volgt een tegenbezoek, wat voor Duitstaligen wat prematuur en precair was. Bezoekers worden niet zozeer aangesproken op hun nationaliteit als wel op de taal die ze spreken.


Een in Berlijn geboren vriend van me verhuisde in die jaren op jeugdige leeftijd naar Den Haag. 


- Hoe kan het dat bij jou geen vleugje Prins Bernhard-duits achterbleef?


‘O, dat is er op het schoolplein uitgeramd.’


Een bedankkaartje getuigt overigens hoe begeistert de Zwitserse familie weer thuiskwam:

'Fohlendam, Horn, Schevening, also halb Holland gesehen. Ach, der Abschied war schwer. Weiss Du, keine Zeit, kein Geld, und auch kein Herz mehr.’






‘Je woont niet zozeer in een land als wel in een taal,’ opperde de Roemeense filosoof Emil Cioran. Anders gezegd: je leeft in een omgeving die je bèleeft door benoeming. In de taal waarin je droomt.


De 700.000 vluchtelingen uit Indië bewoonden de taal van de onderdrukker. Om er na Merdeka achter te blijven vereiste een totale, psychologische ommezwaai die de meesten niet konden of wilden maken: alles en iedereen diende opnieuw benoemd te worden.


Toch kwamen we in de tachtiger jaren op de dusun van Ceram en onder de palabomen van Banda nog wel ouderen tegen die ons trekkers groetten met: 


‘Goedemorgen, heren. Mag ik informeren waar de reis heen gaat?’ 


Prachtig, zorgvuldig Nederlands dat in alle rust verder leefde – gevrijwaard van het gelispelde allegaartje dat zich hier ter lande ontwikkelde.


Het Indische accent en de allerhande adoe-zegjes leren de meisjes in Amsterdam snel af. 


Ander behangetje, de bewoning der woorden blijft verder hetzelfde: terug, blijven of verder?


De vijftiger jaren laten in de koffer vele vrolijke sporen achter van drie levenslustige meiden die in het naoorlogse Amsterdam een nieuw bestaan zoeken. Te betwijfelen valt echter of ze de stad ook echt als een thuishaven beschouwen.


Twintig tot vijfentwintig jaar geleden verwekt door afwezige of onbekende vaders in Palembang, op sleeptouw genomen naar Batavia door een toegewijde stiefvader, desondanks terechtgekomen in Japanse kampen en Hollandse pensions… ergens aarden of hechten aan een plek hadden ze stellig afgeleerd. Heimwee hebben ze hoogstens naar het warme klimaat.



Thuis is waar je je veilig voelt – daar waar je met een gerust hart zo’n acht uur lang de ogen durft te sluiten. Ongeacht of het een grot, huis of hotelletje betreft. Familie en vrienden zijn een tweede en deel uitmaken van de omringende cultuur is een derde – als het al op het lijstje voorkomt. Erbij horen gaat niet zozeer over cultuur als wel over mensheid.


In de eerste brieven naar Indië werd een eventuele terugkeer nog overwogen. Totdat de Agresi Militer Belanda de weg terug definitief afsneed: de Nederlandse politiek besloot tot oorlog (1945-’49) om de gevestigde belangen van elite en grootindustriëlen te herroven – goud, olie, plantages – ten koste van het volk, zowel daar als hier. Terugkeer, pulang, werd eerder een sentimentele dan een serieuze gedachte.


‘Denken jullie er echt niet aan om naar Indië terug te keren?’ vraagt vriendin Jopi in een laatste brief. ‘Batavia heeft weer de reuk van voor de oorlog. Buitenzorg is nog wat ten achter daarbij. New Look is hier de mode. Ik vind het niet bijzonder mooi, ik ben altijd anti lange rokken geweest. Je moet er een bepaald figuur voor hebben, anders kan je het beter laten.’


Onderhoud is behoud, zegt men hier en zet er om de zoveel jaar bijvoorbeeld een nieuw laagje verf op. In een tropisch land als Indonesië is je voetspoor een volgende dag alweer verregend of overgroeid. Een pad verdwijnt als het niet dagelijks wordt belopen. Vochtige warmte vult de lucht en voedt het groen – en alles wat daartussen leeft.


Aankomen in Amsterdam zal voor de jonge meiden de reuk van een muffig museum hebben gehad. Langs de wanden oude pracht en praal, op de grond van alles stuk en stoffig. Vrij entree, zij het langs ingesleten paden.



‘Alles leugens! Zoo gaat dan de opvoeding voort. Het nieuwe zusjen is van de groenvrouw gekomen in een groote kool. Alle Hollanders zijn dapper en edelmoedig. De Romeinen waren blij dat de Batavieren hen lieten leven. De Bey van Tunis kreeg een kolijk als hij het wapperen hoorde van de Nederlandsche vlag. De hertog van Alva was een ondier. De eb, in 1672 geloof ik, duurde wat langer dan gewoonlijk, expres om Nederland te beschermen. Leugens! Nederland is Nederland


gebleven, omdat onze oude luî goed op hun zaken pasten, en omdat ze het ware geloof hadden. Dàt is de zaak! En dan komen later weer andere leugens.’ - Multatuli


Maandag 6 september 1948 gaat de familie naar de Dam om de inhuldiging van Juliana tot koningin te zien. Ze nemen de oude camera uit Indië mee. 


Voor zover ik de kleverige negatieven van elkaar kan peuteren, zijn er welgeteld drie foto’s van de kroning en is op de rest voornamelijk de feestverlichting in de stad vastgelegd.


Eind 1951 dienen ze echter een definitieve keuze te maken. Elk gezinslid ontvangt het verzoek ‘op het



Waren ze in Nederlands-Indië dan geen Nederlander? En waren ze niet al vertrokken toen de Repoeblik Indonesia werd uitgeroepen? 

De ‘optie/verwerpingsverklaringverklaring’ is het gevolg van de ‘toescheidingsovereenkomst’ met Indonesië in 1949. 


Het idee erachter is dat je de nationaliteit krijgt van het land waarmee je het nauwst bent verbonden. De Indonesische boer bleef zonder meer Indonesiër, zeg maar. 


Bepaalde groepen mochten echter kiezen. Zo werd in artikel 5 bepaald dat 'uitheemse Nederlandse onderdanen (meerderjarig en in Indonesië geboren of woonachtig)' automatisch de Indonesische nationaliteit kregen, maar dat ze deze vervolgens konden verwerpen. 

De Nederlander die z’n halve of hele leven in Indonesië had gewoond, ‘herkreeg’ z’n nationaliteit.


Opmerkelijk is dat de betreffende wet van 21 december 1951 een eind maakte aan het tweederangs Nederlanderschap van die inwoners die tot dan toe de status van 'Nederlands onderdaan maar niet-Nederlander’ hadden. Sindsdien spreekt men alleen nog van Nederlanders en  niet-Nederlanders.


bureau te verschijnen met zoveel mogelijke papieren waaruit Uw identiteit kan blijken. 


Door het ondertekenen van de optie/verwerpingsverklaring van de


arrondissementsrechtbank verwerpt u de Indonesische nationaliteit en herkrijgt mitsdien de Nederlandse nationaliteit. 


Nieuwsgierig kijken de ‘Schubert-luitjes’ vooral óver de schouder van Nederland – naar de rest van Europa.


Woonruimte is er in Amsterdam niet of nauwelijks te vinden.  Levensonderhoud is evenmin een eenvoudige aangelegenheid: de ‘geleide loonpolitiek’ van de regering bepaalt de hoogte van het loon, want ‘eerst moet de industrie weer concurrerend worden.’ Veel is onverkrijgbaar of op de bon. 


Ook de drie zussen willen het liefst door  naar het land met mogelijkheden, ruimte, optimisme, hoop… door naar het beeld dat Hollywood wereldwijd van de VS propageert.


‘Liever heimwee dan Holland,’ vat jappenkamp-bewoner Leo Vroman het samen en wordt in ’51 Amerikaans staatsburger.


De VS selecteert echter streng. Je bent welkom als je veel geld bezit of als je een talent hebt waarin geen enkele Amerikaan je kan

Dus blijft het voor de meiden vooralsnog: overdag werken en ’s avonds studeren. De HBS moet worden afgemaakt en - inmiddels familietraditie - twee van de drie kiezen vervolgens voor de verpleging. 


Nieuwsgierig als ze zijn, bedenken en organiseren ze van alles om zo veel mogelijk van Nederland en Europa te zien. Ze schrijven zich in bij penpal-clubs en leggen contacten met meiden in Frankrijk, Engeland en


de VS. Ze worden lid van fiets- en hockeyclubs en nemen deel aan allerlei ander verenigingsleven. 


Met name het warmere en levendigere Zuid-Europa appelleert aan hun verbeelding. Op 2 augustus 1952 vieren ze Emmy’s verjaardag in Parijs en sturen braaf kaartjes naar hun achtergebleven ouwe lui.


‘Parijs is geweldig! De reis was goed, mams, we hebben nog plaats gekregen in hotel Bia.’

Drie dagen later nog een ansichtkaart van Els: ‘De eerste avonden zijn we naar Montmartre gegaan. ’t Was reuze veilig, want Emmy kreeg ergens ’n Duitser aan de haak.


Hij is toen met ons opgetrokken. Jammer dat hij weer weg is. Vandaag met 2 Fransen uit Orange op stap geweest. Natuurlijk vatte hij vlam voor je


2de dochter. Om conflicten te voorkomen - de ene van die 2 was namelijk z’n meisje - besloten we om verder maar alleen op stap te gaan.’


En weer een paar dagen later, Els:: ‘Dit is ons laatste kaartje aangezien we blut zijn. Of beter, we hebben heerlijke gerookte ham ontdekt. Wie zei dat Parijs zo groot was? Gisterenavond ontmoetten we hier zomaar Hetty en Paul ergens in de stad.’


Indische vriendinnen die in Nederland naar de provincie zijn gerepatrieerd, houden per 8-cent briefkaart contact met ‘de drie SchuBergjes’ in Amsterdam.


‘Doen jullie ook zoveel? Wij zijn vorige week naar Marken en Volendam gegaan. Natuurlijk is de beroemde foto er gemaakt. - 3 februari 1953


Dergelijke uitstapjes hebben zij reeds meerdere keren gemaakt, ze zijn dan ook met z’n drieën. Ze maken zich op om de


boot naar Engeland te nemen. Naar good old Bill, de KNIL-soldaat die ze uit Indië kennen en die belooft hen op te halen.


Onderaan ‘t kaartje krabbelt Hetty: ‘Ik ben stomdronken van de vin. Tot de volgende keer maar.’

‘I’ll meet you at Victoria Coach Station on Monday night 23:05 hrs. I would advise you to bring some butter or margarine with you for use at Youth Hostels. The English ration is very small (for Dutchmen) and our margarine is not good. Meat & sugar & English cheese are still rationed. I did not know that you would visit other ‘jeugdherberg’ when you are here - I could have booked these for you. Don’t worry, it is only the London hostel that charges 5 shillings for bed & breakfast.’


Niets is eeuwig, ook vriendschappen niet. Vriendin Jo die in Engeland terechtkwam, is hun bezoek kennelijk toch ter ore gekomen en stuurt teleurgesteld een kaartje aan Els:


‘Luisterrijk dat jij met je zusjes in Engeland was en toch zomaar een extra vakantie kon los bedelen bij je dokter…’ 


Els werkt als assistent bij dr. J. Wulff aan de Waldeck Pyrmontlaan 21 te A’dam. 


Nu of nooit lijken de zussen begin vijftiger jaren te denken. Ze werken om te kunnen reizen: Venetië, Capri, Londen, Zürich…

Maar weldra raken Roos en Emmy toch vast in het traditionele patroon:  verloofd, getrouwd, eerste kind. 


‘Weet er iemand een kamer-alkoof voor ons drietjes?’


Roos & John trekken in op de Schubertstraat , Emmy & Maurits vinden iets op de Middenweg 77”.

Els helpt met de verhuizingen, zelfs met de huur – en verslijt onder-tussen maandelijks vele nylonkousen à raison van ƒ 5,95 p.p. 

Voor Els heeft geld alleen betekenis


als je er iets mee doet, hetzij voor jezelf, hetzij voor anderen: de koffer zit vol met bedankbriefjes en - kaartjes als deze:


17 april 1955, New Castle, Engeland. Tina bedankt met zes kantjes voor het opgestuurde geld. ‘Ik had niet zoveel verwacht en ik weet niet hoe ik je in woorden kan zeggen hoe dankbaar ik ben. Ik heb Bob opgebeld (die op het punt stond uit te varen) en heb hem gevraagd om het voor mij in te wisselen als hij even van Londen terug is. Als je het niet erg vindt, Els, betaal ik daar liever wat van m’n schulden mee af dan aan onnodige dingen uit te geven. Ok?’


Tina werkt in een snoepwinkeltje, vol heerlijke jellies maar stilt haar honger met katjang onder de toonbank. Ze wil graag een ziekelijk vriendin helpen want die is ‘zo mager dat zelfs de dokter ervan schrok. Maar ik durf geen vrij te nemen, ik kan ’t geld zo moeilijk missen. Intussen zijn Rob en ik nog steeds dol op elkaar. Ach Els, hij ziet er niet mooi uit, groot en dik en begint zelfs kaal te worden, maar hij heeft werkelijk een hart van goud. Niets is hem teveel.’




In de Schubertstraat is Els al die jaren de spil van het gezin. Talloos zijn de oude enveloppen en papiertjes waarop zij Daddy, Mams of Emmy aan iets herinnert om te doen of te laten. Maar per 1 mei verhuist de jongste telg naar het Stadionplein. Als 27-jarige past ze ervoor ‘het thuiswonende kind’ te worden. De bedankkaartjes blijven even talrijk en overal vandaan komen.


9 mei 1955, New Castle - Tia 


‘Ik weet drommels goed dat alles in Holland nou ook stinkend duur is geworden. Zo, Els, doe je eigen niet te kort. Alles goed en wel om ’n ander te helpen, doch doe me ’n genoegen en breek je eigen nek niet. 

Ik heb van je verjaardagscadeau een strijkplank gekocht, Els, die had ik hard nodig daar ik steeds op het tapijt moest strijken.


Hoe gaat ’t nou met Roos? Wonen ze nou in bij John’s tante? Ik vind het zo zielig dat ze nog steeds niets hebben. 


Och, Els, mijn echtscheiding wordt aanstaande 17 mei in New Castle uitgesproken. Zo ik hoop dat Bob thuis is, daar ik voor die dag vrij gevraagd heb. ’t Zal niet lang duren, Els, dat jullie ’t blijde nieuws zullen horen dat ik hertrouwen zal.


27 feb 1956 Oegstgeest, Oma W. 





'Lieve Els, Zo net je kaart in dank ontvangen en haast ik me je terug te schrijven. Het was ook m’n bedoeling geweest je wat van m’n schuld te zenden, doch op het laatste moment heeft de persoon van wie ik sinds 2 jaar nog een bedrag te goed heb, me weer teleurgesteld. Ik hoop dat je niet boos bent dat ik je zo lang laat wachten. Ik zit momenteel lelijk in de penarie, er zijn zoveel dingen gebeurd, enfin, dit kan ik je nooit per brief zeggen. Nu, Els, nogmaals per 1 maart stuur ik je een postwissel.’


Els woont nog maar net op zichzelf of ze ontvangt een uitnodiging van de Dienst Burgerlijke Bescherming voor het bijwonen van ‘een wijk-oefen-avond door Blokhoofd Blok I, Hr. Pie.’ 


Ze bewaart de uitnodiging maar volgens de koffer geeft ze er geen gevolg aan.


Het verhaal ‘De vreemde bloem’ van Olaf de Landell in de Libelle, houdt haar des te meer bezig. Ze klimt in de pen. Hij moet haar teleurstellen: ‘Schriftelijke bronnen heb ik tot vandaag nooit gevonden.’ 


Dit vindt Els te makkelijk. 


Landell verdedigt zich: ‘Uw tweede brief vind ik zeer belangwekkend. Het verhaal heb ik zuiver als overlevering verteld. Een overlevering bevat uiteraard dikwijls historische gegevens, naast de meer legendarische.’


Uit zijn antwoord blijkt waar het Els om gaat. ‘De mogelijkheid dat de eerste  Radjah van Tjirebon een Chinese vrouw getrouwd zou hebben, is niet uitgesloten. En inderdaad is mij als kind ook verteld, dat een continent Javanen uit diverse vorstendommen omstreeks 1400 uitgeweken is naar Zuid Sumatra en naar de wouden op Borneo, uit angst voor de overheersing van Madjapahit.’


Vast staat dat reeds in 1293 schepen uit China de overtocht naar Indonesië maakten. Ze brachten allerlei nieuwe zaken met zich mee, zoals modernere scheepsbouw en het slaan van munten. Door de eeuwen heen vormde




Na de Japanse bezetting kwam de Indonesische bevolking in het geweer en wilde een einde maken aan het koloniale regime van de Nederlanders. Dit bracht nieuwe moeilijkheden voor de Chinezen met zich mee, waarbij de zwartste periode die van 30 mei tot 4 juni 1946 was. Honderden Chinezen kwamen om het leven en duizenden huizen werden verbrand door Indonesische rebellen. - infonu

’De Chinezen waren de Joden van Indonesië’, drukt een Chinees-Indische vriendin me uitgerekend vandaag met lichte stemverheffing nog ’ns op ’t hart.


De moord- en slachtpartijen van juni ’46 zullen diepe indruk bij Els – ‘het Chineesje van de familie’ – hebben achtergelaten, aangezien het gezin pas op 3 september aan boord naar Nederland ging.


Ook Landell gaat er uitgebreid op in: ‘Het rijk Madjapahit heeft in de veertiende eeuw bijna geheel Java overheerst, en werd later krachteloos door te grote weelde. Het werd in 1478 verwoest. In mijn jeugd heb ik de ruïnes nog gezien. Zij waren uit de trein zeer goed zichtbaar, als men van Soerabaja naar Bandoeng reisde: in de buurt van Madjokerto.’


de Chinese minderheid echter steeds opnieuw het zwarte schaap in de politiek van resp. de Nederlandse kolonialisten, de Japanners, Soekarno en Soeharto. 


Een kaal kladblaadje doet vermoeden dat er ook iemand in het bevolkingsregister van Rotterdam op zoek is geweest naar de herkomst van Johan van den Berg, de vader van Roos, wiens achternaam ze alle drie dragen. 





Veel meer dan de namen der grootouders leverde het kennelijk niet op.


In februari 1956 mislukte een conferentie tussen Nederland en Indonesië. Geschilpunt was de status van Nieuw-Guinea. Indonesië wilde de soevereiniteit over dat eiland en Nederland bepleitte internationale arbitrage. Vanwege het mislukken van de besprekingen zegde Indonesië de sinds 1949 bestaande Unie met Nederland op. De spaningen tussen beide landen liepen hierna op, onder andere door enkele schijnprocessen tegen Nederlanders in Indonesië. Dit was het begin van een periode die bijna tien jaar zou duren van een gespannen verhouding tussen Nederland en Indonesië. P&P


Vele Indische Nederlanders die in de vijftiger jaren per optie/verwerpingsverklaring voor de Indonesische nationaliteit kozen, proberen in 1956 de Republik alsnog te ontvluchten. Nederland is allesbehalve gastvrij en neemt ze niet zo maar op. Alsof de keuze voor de nieuwe jonge republiek in ’49 een belediging aan het adres van de oude kolonisator was. Het tegendeel was eerder het geval: hoe minder zielen, des te lager de kosten.


28 maart 1956, anoniem, op United States Navy briefpapier. 'In Mei denken we van hier te vertrekken. Ik zie er erg tegenop de huishouding op te breken, omdat ik zo hokvast ben en tegen elke verandering van woonplaats opzie. ’t Is niet mijn leeftijd die me parten speelt, hoor, want als kind al hield ik niet van reizen. 


Straks krijgen we misschien geen goede woongelegenheid, geen bedienden en ik ben in ’t huishouden lang niet zoo handig. Ik heb al zoo lang een goed stel bedienden gehad dat ik behoorlijk verwend ben. Ik vraag me af of ik nog wel kan koken, dat zou een formeele ramp zijn als ik straks aangebrand of onsmakelijk eten zou opdienen.

 

Wat waren jelui geweldig in Nippontijd, ik heb jelui werklust en doorzettingsvermogen altijd bewonderd; mijn meisjes zijn nooit zo ijverig geweest in het huishouden. Baby klaagt nu steen en been dat ze mevrouw Ort, waar ze bij in huis is, moet helpen met de afwas, tafeldekken, telefoontjes en bezoeken ontvangen.'


In 1957  lukt Roos en Emmy om met hun jonge gezinnen te emigreren naar de Verenigde Staten. Dankzij de bemiddeling van de Wereldraad van Kerken treden twee kerkelijke gemeenschappen in Californië als sponsor op, waardoor ze in verschillende voorstadjes van Los Angeles terechtkomen.


De kerken selecteren louter jonge gezinnen, des te meer kans op aanwas van nieuwe zieltjes. Als alleenstaande komt Els niet in aanmerking. Op het consulaat vult ze wel alvast het intending immigrant -formulier in en doet dat met de groene Pelikan vulpen die ze zich een paar dagen eerder gunde à raison van ƒ 25,- bij boekhandel J. v.d. Plas op de Koninginneweg. 


De toekomst zal zonder zussen zijn en dat kriebelt, ze wil wat anders. Veel meer dan assistente bij een maag-darm specialist zit er per slot ook na zes jaar niet in. Ondanks de wederopbouw blijft het vinden van geschikt werk echter een probleem. Op kladblaadjes probeert ze sollicitatiebrieven uit: aan de KLM, Schiphol, de Politie…

 

Na drie maanden ontvangt ze van de Directrice van de Vereniging voor Ziekenverpleging het verzoek ‘nog eens op mijn spreekuur te vervoegen ten einde uw sollicitatie nader te bespreken.’


Vrij snel daarop volgt de uitslag:  'N.a.v. uw sollicitatie deel ik u mede dat gij met ingang van 1 april 1957 zijt aangenomen als aspirant leerling verpleegster op een salaris (na de proeftijd) van ƒ 89.50 per maand in het eerste cursusjaar; ƒ 104,- in het tweede en ƒ 124.50 in het derde; plus vrije kost, inwoning en bewassing.


Bij uw indiensttreding moet u inleveren: uw rentekaart, alsmede uw geboortebewijs, een pasfoto en het verhuisbiljet. 


Uw aandacht wordt erop gevestigd: (….) dat u uw opleiding alhier eventueel voltooien moet en deze niet dan om zeer byzondere redenen kunt afbreken; dat u na het behalen van het diploma tenminste drie maanden moet overwerken.’


Els neemt meteen ontslag bij de verbouwereerde maag-darm specialist Wulff die het maar ‘vreselyk’ vindt volgens het getuigschrift:


‘Mej. van den Berg heeft als dokter-assistende ruim 6 jaar by my gewerkt. Ze is op eigen verzoek weggegaan. Ze is een zeer intelligent meisje, heel erg yverig en nooit was enig werk voor haar te


veel. Ze is uiterst beschaafd en wist op voorbeeldige wyze met de patiënten om te gaan, waarmede ze veel geduld had. Haar karakter is vrolyk en opgeruimd. In één woord, op Mej. v.d. Berg is niets aan te merken, slechts goede eigenschappen heb ik deze 6 jaar by haar kunnen vinden en vind ik het vreselyk dat ze by my is weggegaan.’


De opleiding tot kraamvrouw is intern en blijkt een verenigingsleven op zich, er blijft weinig tijd over voor al het andere. Ze zegt o.a. hockey-vereniging ‘Randwijck’ op.


Amstelveen 30 juli 1957 Van A.M.H. & L.T. C. Randwijck aan Mej. Els van den Berg, p/a Ver. v. Ziekenverpleging, Prinsengracht 769, Amsterdam. 


‘Beste Els, de omstandigheden waarin je thans verkeert en de daaruit voortvloeiende consequenties, zoals je ons met je briefkaart van 3 juli j.l. meedeelde, zijn thans in onze bestuursvergadering besproken.

Wij zijn - dat willen wij je niet verhalen - erg blij dat je hebt besloten, ondanks de zware doch mooie taak, welke je nu vervult, de vereniging trouw te blijven.


Het is tenslotte zo, dat wij niet in de eerste plaats uitstekende hockeyers willen houden, maar wel leden die aan hun prettig karakter en nimmer aflatende blijmoedigheid een aanstekelijk enthousiasme en clubtrouw weten te paren. 



Het mag nu wel eens gezegd worden dat wij jou als een dergelijk lid beschouwen. Wij stellen het daarom bijzonder op prijs dat je in ons midden blijft. Daarom ook komen wij je gaarne tegemoet in de lasten, zodat wij je met ingang van het nieuwe seizoen als ‘studerend lid’ zullen beschouwen, waardoor je slechts de helft van de tot dusverre gebruikelijke contributie behoeft te voldoen. 


Er rekening mee houdend dat ook dit nog moeilijkheden kan opleveren, gaan wij er gaarne mee akkoord dat je met onze penningmeester een zo prettig mogelijke regeling treft. 

Hiermee hopen wij aan je verzoek tegemoet te zijn gekomen. Laten wij voorts wensen dat het je mogelijk zal zijn de ook voor een verpleegster noodzakelijke lichaamsconditie te


onderhouden door training op het hockeyveld en misschien zelfs door het spelen van wedstrijden. Dat laatste kun je wel met de T.C. regelen.’


Nergens in de koffer blijkt dat Els er ooit nog is teruggeweest. De Ver. v. Ziekenverpleging vult slechts ten dele het gemis van haar zusjes. De kaartjes vliegen heen en weer over de oceaan. Een paar voorbeelden.


31 oktober 1957 4 pm Ansichtkaart van Emmy vanuit Bishop, VS. ‘Na vijf dagen zijn we gelukkig heelhuids hier aangekomen. In de woestijn stopte de wagen diverse keren, doordat de motor roodgloeiend was. Een brief volgt als we in L.A. zijn. Zoentjes van Emmy + kids.'



31 Oktober 1957 6 pm 'Alles is hier even fantastisch. Steeds heldere blauwe lucht. Temp. ong. 26 graden. 1200 hoog, omringd door bergen.'


19 mei 1958 ‘De kleuren op de ansichtkaart zijn ècht zo. Van Dayton zijn wij hierheen gegaan. Na Denver kregen wij meteen de verschrikkelijke steile hellingen en steeds bergen. Zoentjes. Emmy + aanhang.'




11 aug 1959 'Ik heb een hamburgerparty gegeven in onze achtertuin met de schoonfamilie-gang. ’t Was gloeiend weer maar dat is toch 1000 keer beter dan die winters. Zoals in Indië zoek ik hier de schaduw op.’


4 feb 1960 Verjaardagskaart van Theo, Tia, Lous, Teddy, Ronnie, Ireentje.


Ben je uitgestudeerd of zijn er nog steeds mogelijkheden?

Met Roos alles goed sinds ik haar laatst sprak. Zij hebben het in Fresno erg leuk. Zij is erg trots op de cursus die zij gehaald heeft en zien nu uit naar hun staatsburgerschap. Het is te hopen dat John iets in zijn lijn kan vinden.

Werk je nu op de Prinsengracht of W.G? Nog op de kraam? En al die persende vrouwen maar moed inspreken. Het is overigens wel ’n opgewekte afdeling want wat je voor die paar uur pijn terugkrijgt is met de meest gevulde schatkist niet te ruilen.

PS: ‘Theo vindt het jammer dat je niet meer op de Hoge Boezem intern bent, hij vindt het zo’n mooie naam.’


11 juni 1960 Tia. Long Beach, California. Aan Zuster E. van den Berg. 

‘Hartelijk dank voor je kaart bij aankomst in ons nieuwe vaderland. We hebben het hier best naar ons zin. Alleen jammer dat we na Indië maar zo kort in Holland zijn geweest. Echt veel te kort. Vooral voor de familie. En nu is Leentje ook nog weg. Voor Mamsje is het wel heel erg.’


Dan maar alleen op pad, zonder zussen. 


Een penpal-vriendin nodigt Els uit naar Cornwall te komen. Niet zo eenvoudig: boottocht, lange busreis, een auto die haar ergens langs de weg zal oppikken… 


Maar ze gaat… en ze zal nog veel vaker en veel verder gaan.


Op een ansicht aan de ouwe lui: ‘Deartjes, dit is de zuidelijkste punt van Wales. De hostel is vroeger een lifeboathouse geweest, meesterlijk gelegen aan zee, op de bergwand.

Edith’s zuster dropte me eerst 6 km verderop en reed weg… maar toen bleek de hostel gesloten. Ik was een beetje wanhopig tot een auto van een wild vreemde me hier bracht.

De warden en vrouw zijn alleraardigst en beschouwen me als gast i.p.v. trekker. Daarom mag ik morgen blijven hoewel ’t


officieel gesloten is. Op ’t ogenblik logeren twee vrienden van hen die me verwennen met hun typische kokkerellen. 

Misschien is het wel de leukste jeugdherberg van Engeland, ik snap niet waarom ’t zo leeg is. De weg hierheen is eenzaam en verlaten, maar zo mooi…


PS: Van de eerste ervaringen in de Verenigde Staten bevindt zich in de koffer geen spoor. Ze hadden wel wat anders haar het hoofd. Een enkel verjaardagskaartje meldt dat het vinden van werk veel moeilijker blijkt te zijn dan gehoopt.


De ervaringen van Roos en Emmy en hun geliefde ‘aanhang' zullen te vergelijken zijn met die van jonge Ambonese gezinnen die tezelfdertijd naar dezelfde staat vertrokken. Tijdens een verblijf in Californië in 1985 interviewde Ais een groot aantal van hen voor het maandblad Tjengkeh (uit april 1985). 


Aangezien het niet uit de koffer komt, 


staat Ais’ verslag hier in aparte map.


- Alle bovenstaande foto’s en illustraties zijn afkomstig uit de koffer.


Door naar deel 4

Deel 1: Een nagelaten koffer

Deel 2: Weg van daar

Home


All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty