kashba

Sacrale stenen

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty & Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20- 6 23 55 64

lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


'In the oldest religion everything was alive, not supernaturally but alive.

There were only deeper and deeper streams of life, vibrations of life and more vast. 


So rocks were alive, but a mountain had a deeper, vaster life than a rock, and it was much harder for a man to bring his spirit or energy into contact with the life of the mountain, as from a great standing well of life, than it was to come into contact with the rock. And he had to put forth a great religious effort.


For the whole life effort of man was to get his life into contact with the elemental life of the cosmos, mountain-life, cloud-life, thunder-life, air-life, earth-life, sun-life.

To come into immediate felt contact, and so to derive energy, power, and a dark sort of joy.

This effort into sheer naked contact without an intermediary or mediator, is the root meaning of religion.


- D.H. Lawrence







'It is always the instantaneous reaction to oneself that produces a photograph.’


- Robert Frank   photographer.


Over het verbijzonderen van stenen 

in

INDIA – NEPAL – TIBET – CHINA – JAPAN

––  INDIA - NEPAL  ––

Was het uit armoe dat kleinere dorpen – op Indiase zandvlakten of tegen een bergrug in de Himalaya – een steen uit de omringende natuur in hun tempel plaatsten en niet een nader uitgewerkte beeltenis?



In zekere zin is zo'n kale steen in een nis of tempel een bijkans confronterend symbool van menselijke vergankelijkheid. 

Eventueel aangebrachte tekst of versiersel lift een poosje mee richting eeuwigheid maar is reeds lang verweerd voordat de graf- gedenk- of gebedssteen zelf tot sterrenstof verkruimelt.



Deze nisjes en andere bouwsels liggen doorgaans – een beetje verlaten en verwaarloosd  – langs de rivier, waar de boerengemeenschap ooit, klein en onbemiddeld, ontstond. 

Veelal zeer vruchtbare aarde die mettertijd werd opgeofferd aan bakstenen en stedenuitbreiding. 



De stenen zijn door gebruik en aanraking vaak van een eenvoudige – al dan niet met olie en kippenstront bedekte – schoonheid. 

Ze geven een doorkijkje naar de toenmalige beleving van de krachten der natuur – nog voordat een sjamaan, sadhu, baba, priester of andere mediator tussen hemel en aarde zich ‘onmisbaar' had gemaakt.


Een groot aantal tempeltjes en nisjes – langs rivier, bergpad of dorpsweg – is gewijd aan Shiva, Parvati en Ganesh. Oftewel: aan vader, moeder en zoon. 

De grote verscheidenheid aan vormen doet vermoeden dat dergelijke naamgevingen er mogelijk pas (veel) later aan werden toegekend.


Moeder wordt geïdentificeerd met stenen waarin duizend jaar stromend water een gat of gleuf in uitsleet: de yoni.

Vader wordt verbeeld met de langwerpige, fallische vorm die een rollende kei in een beek of rivier soms krijgt: de lingam.

Als kind voldoet vooral een ‘mollige' zwerfsteen.


Toch blijft de vraag: waarom de mensheid een steen – of beeld – niet schouwt voor wat het is, maar er allerlei namen en krachten aan toedicht en er vervolgens z’n ziel en zaligheid op projecteert.


‘Om in die onvatbare oneindigheid van het heelal tòch enkele bakens uit te zetten,’ reageerde m’n zondag-ochtendse joggingvriendin op mijn gemijmer. 'Als poging tot enige plaatsbepaling in dit eeuwige Alles en Niets, wie zal ’t zeggen.'

Onbedoeld vatte ze daarmee het gebruik van stenen in Tibet aardig samen.


––  TIBET  ––

De traditie om bij vertrek de verbondenheid met een plek te markeren door een steen te plaatsen is wereldwijd. 

Het gebruik om een gedenk- of pelgrimsteentje achter te laten op een heilige plek, een graf of langs een pad, is zo oud als de weg naar Rome.


Op hun ijzige hoogvlakten waar paden regelmatig onder sneeuw verdwijnen, stapelen Tibetaanse nomaden en reizigers losse stenen tot bakens – in de hoop dat ze blijven afsteken in die oogverblindend witte wereld. 


Tibetaanse sneeuwbril gemaakt van rookkwarts.

Sneeuwbril gemaakt van leer, hout of been, Alaska.

Een stapeling van vijf stenen appelleert aan de vijf essentiële boeddhistische leerstukken (der dhyani boeddhas) en is al doende letterlijk en figuurlijk een wegwijzer –– wereldlijk en spiritueel. 


Wie in dat tijdloos stille niemandsland op zo’n steenhoopje stuit, vormt zich ongewild een beeld van zijn voorganger die bij aankomst op dezelfde plek - terwijl de laatste zonnestralen verschraalden en kille schaduwen van alle kanten toe kropen  –  aan het stuntelen was met vijf steenbrokken om voor een even verkleumde, nakomende medemens de juiste richting aan te geven; compassie als kompas op een godverlaten ijsvlakte.


Het grauwe gebied tussen boom- en sneeuwgrens bestaat voornamelijk uit steengruis en zwerfkeien. 


Daarom kun je zo'n stapel gidsstenen beter extra onderscheiden. Tibetanen steken er graag een mantra of beeltenis in uit.



 

Steevast leidt een langgerekte stapel van pelgrimstenen de nomade of trekker het bergdorp in en uit.





Vooral rond de voornaamste tempel, gompha of chörten ligt een verscheidenheid aan bewerkte stenen, meestal voorzien van de mantra: om mani padme hum.


- Om mani padme hum


Pogingen om deze bekendste mantra te duiden, verzanden dikwijls in een lange uitleg van de twee kernwoorden: mani (diamant) en padme (lotus). De gangbare vertaling ervan als ‘het juweel in de lotus’ is tamelijk onzinnig en nietszeggend.


Het aandacht-richtende om en de afrondende slotklank hum behoeven hier geen uitleg. Ze omsluiten en verbijzonderen de twee kernwoorden, die verwijzen naar de twee belangrijkste geschriften in het Tibetaans boeddhisme: mani refereert aan de diamanten sutra en padme aan de lotus sutra.

Heel kort geschetst: het eerste leerstuk behandelt kennis, het tweede mededogen.


Eenvoudig verbeeld: kennis op zich kan leiden tot zoiets als de neutronenbom, mededogen op zich blijft steken in medelijden. 

Alleen kennis en mededogen tezamen geven inzicht, wijsheid – liefde. 


Eindeloze herhaling van de mantra dient dit besef eigen te maken, te ‘verweven met het eigen wezen’.


Zonder vormgeving, schrift of symbool zou een steen voor de mens kennelijk betekenisloos blijven in het omringende ‘Alles en Niets’.

Daar dacht men in China anders over.

–– CHINA ––

Hoe hoger de verwachting, des te groter de desillusie – daar kwam het toch wel weer op neer. Vroeg in de ochtend waren we de Verboden Stad in Beijing binnengegaan. 


We zwierven van binnenplaats naar binnenplaats, steeds boekjes raadplegend om te begrijpen voor wie al die honderden vertrekken aan verborgen hofjes waren bedoeld: vaklieden, raadsheren, eunuchen, concubines… (zie: Het ontstaan van de keizercollectie)

Het feit dat je nergens, maar dan ook nergens, over de omringende muren kon kijken, gaf ons reeds voor het middaguur het beklemmende, claustrofobische gevoel waarin de keizerlijke kliek generaties lang geleefd moet hebben.


In de namiddag stapten we eindelijk de keizerlijke tuinen binnen. Daar waar we pracht en praal aan beelden en decoratie verwachtten, stonden tussen de oude bomen voornamelijk grote grillige rotsblokken.


Wij zagen geen diagonale lijnen door complexe patronen lopen, geen diepe doorkijkjes, strakke richels en golvende plooien – we zagen er slechts onaaibaar, huidvijandig gesteente op voetstukken.


Even onbegrijpelijk als de toelichting dat deze tonnen aan steengewicht in vroegere tijden, moeizaam en behoedzaam, op houten karren met houten wielen, van diep uit het zuiden naar de keizerlijke stad werden getrokken.


Naar alle waarschijnlijkheid begon deze liefde voor opmerkelijke, grote grillige stenen ofwel gongshis –– gong geest shi steen –– een paar millennia eerder in tempeltuinen. Zo’n duizend jaar geleden echter begonnen scholars – zij die konden lezen en schrijven – met het verzamelen van veel kleinere exemplaren.


Het ‘lezen' van stenen groeide uit tot een kunstvorm. Zo’n scholar’s rock kon binnenshuis als meditatief focuspunt zijn bedoeld, maar kon ook dienen als penseel-legger, inktsteen of wierookbrander. 


Het lag er maar aan of de steen abstract werd beschouwd als berg of wolk –– of  representatief als mythologische dier of bijvoorbeeld een Shinto geest.


Vier algemene voorwaarden golden er door de eeuwen heen. De rots mocht niet door mensenhand zijn gevormd. De steensoort moest hard en toch rijk van textuur zijn. Tint en glans dienden de steen een eerlijk, klassiek voorkomen te geven. En ten slotte moest de aanblik niet vlak maar suggestief zijn.


'Hoe de stenen ook werden aangewend, alle werden verwelkomd en gewaardeerd om hun esthetisch voorkomen. De abstracte en toch vormelijke kwaliteiten van een gongshi die toentertijd geletterden aanspraken, zijn exact dezelfde die verzamlaars heden ten dage waarderen.


De toenmalige Chinese bevolking geloofde dat gongshis oerkrachten behelsden die net als mensen mettertijd ver strekkende veranderingen doormaakten. 

Tegenwoordig beschouwen bewonderaars de aarde als de eigenlijke kunstenaar.  


Maar dan nog, toen of nu, de waardering voor gongshis wordt altijd ingegeven door de esthetische vorm –– getemperd door de verbeelding. 


En deze waardering, vaak in de vorm van verering, leidde tot een andere interpretatie van de term


 

gongshi, namelijk: ‘fantastic rocks’ - suiseki.com

'It is always the instantaneous reaction to oneself that produces a photograph.’ - Robert Frank


Nadat tempeltuin-tekeningen uit China rond het jaar 600 in Japan te zien waren, deed petrofilia ook daar intrede en werd vervolgens verfijnd tot suisekieen eenvoudige en tegelijk uitzonderlijke kunstvorm, kosteloos en toegankelijk voor iedereen met hart en oog voor de natuur.


––  JAPAN  ––

Voor Japanse boeddhisten symboliseert deze steen Mount Shumi, het mythische middelpunt der aarde.

Voor taoïsten symboliseert deze steenformatie Horai, het taoïstische paradijs.

Het verhaal gaat dat de keizer Go-Daigo (1288-1339) – na het verlies van een politieke strijd – zijn paleis uitvluchtte naar Mount Yoshino met niets anders bij zich dan de boven afgebeelde suiseki



Met eenzelfde verwondering als de hedendaagse westerling moet een vijftiende-eeuwse Japanse boer of krijgsheer hebben gestaard naar de 'droge tuinen' die de Zen-monniken aanlegden in de heuvels rond Kyoto. 'Natte tuinen' kenden ze wel, die staken eeuwen eerder over met het Chen boeddhisme uit China.


De Italiaanse tuin poogt een intellectuele en filosofische visie op de natuur weer te geven. De Engelse tuin is vooral gebaseerd op de geïdealiseerde wereld van de pastorale idylle. De Japanse tuin gebruikt de natuur echter op zeer symbolische wijze. – Charles Chesshire


Dankzij zorgvuldig overwogen grindpatronen rond enkele betekenisvolle rotsen staat de 'droge tuin' wereldwijd bekend als de Zen tuin. 


Volgens overlevering was het oorspronkelijke idee een droge rivierbedding te suggereren. In de vijftiende eeuw veranderden monniken dit beeld in een oceaan met eilanden – met bijbehorende symboliek.



Een oceaan staat in het Mahayana boeddhisme voor wat tegenwoordig wel met universeel bewustzijn wordt aangeduid.


De inheemse religie van Japan, Shinto, bezag de stenen eilanden als verblijfplaatsen van vooroudergeesten –– in boeddhistische termen: het karma van de komaf. 


Deze eilandjes werden ‘onder water’ geschraagd door ruggen van schildpadden om de tijdloosheid ervan aan te geven.


Tibetaanse afbeeldingen tonen soms hoe deze twee duidingen nog in andere vorm kunnen samenkomen, zoals op onderstaand paneel waar tussen de golven van de alom tegenwoordige oceaan diverse symbolen en dieren de kop opsteken.



Het shintoïsme noch het boeddhisme weerhoudt de Japanse verzamelaar ervan een uitgesproken persoonlijke band met stenen te ontwikkelen, hetgeen wel antropomorfe projectie wordt genoemd.



In wetenschap en filosofie wordt de term antropomorfisme gebruikt wanneer menselijke eigenschappen en waardeoordelen worden toegeschreven aan niet-menselijke wezens (dieren, planten, goden) of dingen.

In de moderne wetenschap wordt er meestal van uitgegaan dat deze manier van denken onjuist is. Voorbeelden zijn: het 'edele paard', de 'dappere wolf', de 'ongenaakbare Mount Everest’. – Wikipedia.


Fallische stenen. Meer foto's hier.

Volgens Yuji Yoshimura spreken suiseki-verzamelaars – de huidige lezers van stenen – onderling in eeuwenoude termen als:

Voor meer over Suiseke kunstvorm zie: ‘Over het tonen van verzamelingen'


Wabi – melancholisch, eenzaam, bescheiden, verlaten, kalm… het klassieke beeld van een verlaten vissershut aan een leeg strand op een grijze, winterse dag.


Sabi – oud, sereen, ingetogen, mild, doorleefd… het voorname voorkomen van een gekoesterd antiek voorwerp.


Shibui – rustig, beheerst, elegant, gereserveerd, verfijnd… de ingetogen elegantie van een theeceremonie.


Yugen – duister, mysterieus, diepzinnig, onbestendig… een mistsluier rond een berghelling in de vroege ochtend.


De trefwoorden overlappen elkaar te zeer voor sommige verzamelaars. Zij omschrijven hun geliefde steen liever met een gedicht. Bijvoorbeeld het oude, anonieme:


een vogel roept


de bergstilte verdiept


een bijl valt


de bergstilte zwelt


 


Swayambhu nath, 1973, Nepal.

Kennelijk maakt aanraking door de mens een steen sacraal –– evenals een mens tot leven komt door zijn of haar betekenis voor anderen. 


'Het zij zo,’ verzuchtte de abstract werk makende kunstenaar. Lichtelijk geïrriteerd keek hij weg bij de spontane associaties van toeschouwers. ‘Het werk verkoopt nou eenmaal beter als mensen er iets in menen te herkennen.’ 


Niet echt anders dan het motto van de Waterlooplein koopman: ‘D'r is altijd wel iemand die er iets in ziet.’



Ieder mens heeft zo zijn eigen voorkeuren,


alle dingen zoeken hun eigen metgezel.


Ik begin te vrezen dat de wereld van de jeugd


geen plaats heeft voor iemand met lang wit haar.


Ik wend mijn hoofd en vraag een paar stenen:


‘Kunnen jullie metgezellen zijn voor een oude man?’


Hoewel de stenen niet kunnen spreken,


zijn ze het ermee eens dat we vriendjes worden.


–  Bai Juyi (772 – 846) 



All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty