kashba

Nepal 2018  drie jaar na dato

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty & Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20- 6 23 55 64

lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Geen land ter wereld is organisatorisch voorbereid op een natuurramp, laat staan een ontwikkelingsland. Bij een aardbeving van 7.8 zullen overal de inwoners naar open ruimtes snellen om daar enkele dagen bevangen voor zich uit te blijven staren. De emotionele verdoving duurt echter aanzienlijk langer. Het kan jaren duren voordat men weer op gang komt.


Wereldwijd maakten televisiestations gretig gebruik van het nieuwe technische snufje: drone opnames. Dagenlang herhaalden ze de overzichtsbeelden van drones die soms zelfs openliggende gebouwen en woonkamers binnenvlogen en alles meedogenloos vastlegden. Bij een natuurramp valt ogenblikkelijk alle privacy weg, de buitenwereld heeft kennelijk het recht àlles onmiddellijk te zien (ondanks dat de Japanse architect/kunstenaar Shigeru Ban hier enkele goed doordachte oplossingen voor).

Binnen een maand werd Nepal een miljard euro aan hulp toegezegd.


In de eerste weken werd Kathmandu overspoeld door legereenheden, geheime diensten, hulptroepen, media, antiek-rovers, familieleden zoekenden, enzovoorts. Tegelijkertijd vochten toeristen zich panisch het land uit. Het vliegveld kon het nauwelijks bolwerken en bleek plots ingenomen door het Indiase leger. De buitenwereld trok ongehinderd het land in en uit.


Het duurde een paar weken eer de Nepalese overheid zich hervond en ingreep. Een paar voorbeelden. Toen een Hollands NGO-team binnen een week na aankomst weer het land werd uitgezet, reageerde de Nederlandse media niet-begrijpend. Toen een zestal, in Delhi aangekomen, Britse helikopters geen vergunning kregen om in de getroffen Nepalese heuvels te landen, reageerde de wereldpers verbouwereerd. Toen de overheid aankondigde dat alle ingezamelde en toegezegde gelden in het nationale noodfonds bij de Nepal Bank gestort dienden te worden, kromp het miljard op slag.


Wellicht is het zinvol aan te geven hoe verschillend schenkende en ontvangende landen tegen ontwikkelingshulp aankijken. Hetzij via collectebussen, belastingcenten of hulp-in-nood mediacampagnes, de beeldvorming heeft in het westen onveranderlijk een aura van belangeloos goeddoen.


Ontvangende landen zien ontwikkelingshulp anders. Naar hun idee zijn Non-Gouvernementele Organisaties simpelweg bedrijven. Oftewel businesses


met eigen belangen, agenda's en politieke doeleinden. De Nepalese zakenmensen die ik erover spreek, halen meestal hun schouders. ‘Ja, ze geven geld uit, vooral aan zichzelf.’

‘Het zijn meestal jongeren die er werken,’ zegt mijn oudere cargo-man die door de jaren met hen te maken had. ‘Ze zijn vooral bezig met vakanties naar omringende landen, onderwijs voor hun kinderen en het volgende land waar ze naar gepromoveerd willen worden.’

Als ze land en cultuur net een beetje kennen, vertrekken ze weer.


Dat aan westerse donaties (‘schenking zonder tegenprestatie’) wel degelijk een prijskaartje hangt, weet men in Nepal inmiddels al zo’n zeventig jaar. Meteen vanaf de zestiger jaren werd het arme, exotische Shangri-La bezocht door ontwikkelingswerkers (waaronder de dikwijls onnozele kids van Peace Corps) onder het motto: wie goed wil doen, dòet. ‘Make the most of the world!’ luidt hun wervingsslogan onveranderlijk.



Hoezo overleg of vergunning?

Klassiek blijft het voorbeeld hoe West-Duitsland, als geschenk voor de kroning van Birendra, aanbood het dorp Bhaktapur in z’n geheel te renoveren. Op tekentafels in Frankfurt maakten Duitse architecten renovatie-tekeningen en stelden alvast richtlijnen voor behoud op.


Nog geen twee jaar later braken de dorpers ’s nachts af wat Duitse vaklieden overdag zorgzaam restaureerden. Ten tijde van de enorme gezinsuitbreidingen in die jaren zat de bevolking niet op gouden kooitjes te wachten.


In de zeventiger jaren verscheen er een buitenlands rapport onder de titel: ‘Can Nepal survive without foreign aid?’ De in de vraag besloten arrogantie is tekenend tot op de dag van vandaag.

En laten we het toch ook nog even hebben over hoe president Nixon – ten tijde van de Vietnamoorlog – een jaarlijks bedrag van honderdduizend dollar ontwikkelingshulp toezegde. Maar dan moesten die hasjwinkeltjes waar our youngsters in verdwaald raakten, wel worden gesloten.



Dat baba’s, sadhoe’s en andere traditioneel-religieuze hindoes er al eeuwen hun sonam haalden, was bekend noch van belang.

Allemaal anekdotisch leed, zeker, maar hopelijk schetst het de mentaliteit die in alle ernst titels bedacht als Can Nepal survive without foreign aid?


Afghanistan en Nepal staan te boek als de corruptste landen van Zuid-Azië – de eerste is dan wel een bijna permanent oorlogsgebied. 


De corruptie is zo chronisch doordat Nepal – ongeveer zo groot als Engeland, met 29 miljoen inwoners – uit drie delen bestaat: koud hooggebergte langs de grens met China, middelgebergte, en een zonovergoten vlakte langs de grens met India. Bij gevolg telt het heel verschillende culturen, verspreid over miljoenen valleien met talloze, redelijk geïsoleerde bevolkingsgroepen. 


Zie dan maar een eenheid te bewerkstelligen, laat staan onderling vertrouwen.

Wat daar misschien nog het meest bij


helpt, is dat Nepal bijkans plat gedrukt wordt tussen twee bullebakken: China en India.

Zie dan ook je onafhankelijkheid maar te bewaken.

De Nepalese overheid heeft goede reden om een lichte paranoia te koesteren. Buurlanden als Tibet, Sikkim en Bhutan waren ooit ook onafhankelijke staten.


Nadat Kathmandu in 2011 – ondanks fel verzet van India – een nieuwe grondwet aankondigde, sloot de Indiase minister-president Narendra Modi de grens met het land-ingesloten Nepal. Vrijwel meteen ontstonden er acute tekorten aan voedsel, medicijnen, (vliegtuig-)benzine, enz. Uiteraard bestaat er reeds lang internationale wetgeving die dit volstrekt verbiedt, maar geen enkele grote mogendheid bemoeide zich ermee. Het paste op dat moment niet bij hun onderlinge geopolitieke, militaire agenda’s betreffende de Indische en Grote Oceaan.


Begin maart dit jaar, reeds voor z’n officiële inhuldiging als premier van Nepal, nodigde K.P. Oli de president van Pakistan uit voor twee dagen staatsbezoek; die van de andere ‘kleine’ satellietstaten van India – Sri Lanka en Bangladesh – zullen

Het eerste jaar na de ramp ondernam vrijwel niemand iets. Men legde veelal enkele golfplaten over het ingestorte huis en wachtte af. Volgens de media lag er immers een miljard euro aan hulp te wachten om te worden verdeeld.

Buitenlandse NGO’s riepen: geef ons een project en we dòen het! De meesten daarvan hield de overheid tegen: stort het geld maar in ons nationale noodfonds, alstublieft. Alleen enkele tempels en stupa’s mochten worden


opgelapt of daadwerkelijk gerestaureerd, meestal dankzij de hulp van de toegewijdenen zelf en soms in overleg met deskundigen van Unesco.


Na een half jaar maakte de overheid bekend dat gedupeerde huis-eigenaren een lening tegen 2% konden afsluiten. De procedure was echter dermate veeleisend (de grond als onderpand), ingewikkeld (papieren, documenten) en tijdrovend (vele loketten) dat de meesten ervan afzagen. Wie kon, begon. Vader, moeder, zonen en dochters – dan maar jammer van de gelakte nagels.



In bergprovincies als Ghorka zette de overheid tot nog toe zo’n 100.000 woningen neer, dwz. twee vertrekken van zo’n vier bij zes meter. Geen bovenverdieping, geen schuur. De politici beseffen dat regen erger is dan winter en dat er vóór de regentijd in juli nog eens 200.000 voltooid zullen worden. Kennelijk kàn het dus sneller – ondanks dat veel van de jonge mannen uit de getroffen heuveldorpen elders werken: Maleisië, Dubai, enzovoorts.


Misschien komt de overheid nu versneld in actie omdat de nood tijdens de regentijd ook in de hoofdstad zichtbaar is: elk kind dat er werkt of studeert, brengt tijdens de natte maanden z’n ouders onder in het kamertje dat hij huurt.


Overigens is het voornamelijk de remittance money van in het buitenland werkende jongeren die het thuisfront erdoorheen sleepte de afgelopen drie jaar. In tegenstelling tot de banken zit in elk beetje centraal gelegen dorp wel een Western Union of een ‘ondergrondse’ Hawala bank (hindi voor vertrouwen). Met een via het mobieltje doorgekregen transactienummer en een identificatiebewijs is het geld er veel sneller en goedkoper op te halen.


In de hoofdstedelijke vallei herbouwt de overheid geen particuliere woningen. Maar betonnen skeletbouw is wel verplicht gesteld. Daar valt wat voor te zeggen: het zijn de bakstenen huizen en tempels die zijn ingestort, al het beton (sinds vijftiger jaren) staat nog overeind.


Op de lijst van voor aardbevingen meest gevoelig landen staat Nepal op de elfde plaats. Op basis van het verleden zal er elke 50 jaar een flinke en eens in de 75 jaar een ernstige beving plaatsvinden. Met name Kathmandu is ervoor gevoelig. Onder dergelijke seismologische verdoemenis hoor je soms de reactie dat dergelijke rampen juist kansen bieden om naar nieuwe inzichten beter te bouwen.


 De huidige betonnen skeletbouw, aan-gevuld met bakstenen, leidt ertoe dat de tot voor kort bijna


middeleeuws ogende vallei steeds minder verschilt van steden in andere LCD’s (Least Developed Countries).


In 2015 stonden we op het marktplein van het zwaar getroffen boerendorpje Bungamati – en nu drie jaar later staan we er opnieuw. Vanaf een stalen bankje houdt een zwaarlijvige vrouw toezicht op de aanleveringen van cement, ijzer en hout. Zoals bij andere ingestorte woningen liggen de bakstenen van het oude huis er keurig gewassen en gestapeld naast.


Haar zonen hebben het toekomstige fundament uitgegraven. Met schop en pikhouweel. Omdat ze niet anders kunnen dan de vervallen staat van de buren te respecteren, moeten ze een strook van twintig centimeter van hun eigen grond opofferen.


Aarzelend probeer ik uit te vinden waarom zij wel het geld hebben om te herbouwen en hun buren niet. De oudste zoon is er echter bozig en openhartig over.


Eerst kreeg hij 50.000 roepies van de overheid om de fundering te leggen. Een half jaar later 150.000 om de muren op te trekken. En tenslotte nog eens 50.000 om een dak aan te brengen.

‘Door hùn bouwvoorschriften kost de herbouw van mijn huis echter zo’n 4.500.000!’ (Gelijk aan zo’n € 35.000.)


– Als je geen geld hebt om volgens het verplichte ontwerp kan bouwen… kun je toch alvast her en der een beetje proberen op te knappen en te restaureren, niet…?


‘Dat kan volgens de overheid leiden tot brand of andere ongelukken. In dat geval is de dorpsraad verplicht je van gas en licht af te sluiten.’


Hij is er uiteindelijk toe overgegaan een stuk van zijn boerengrond te verkopen.



Ondanks alle ellende door de aardbeving – zie hier op de achtergrond – hebben deze kinderen plezier op water waarvan een ongewild slokje ons prompt zou doen leeglopen, zo niet neervallen. Sinds eeuwen overleven alleen de sterkste genen in dergelijk arme dorpen.

Maar het is goed hun plezier te midden van al deze ellende te zien,    want zo is de gang der dingen.


‘Dat ligt heel moeilijk in dit boerendorp,’ zegt Kabir later op de dag. Achter hem hangt zijn familiehuis er een beetje bij. Hij is leraar (Engels en milieu) in een nabij stadje, maar tijdens het planten en oogsten werkt hij met z’n ouders op het land.


‘Iedereen hier vindt dat het land aan de volgende generatie toebehoort. Maar ja, ondertussen moeten ook de kinderen redelijk kunnen wonen.’


19 mrt. 2018 04:56





All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty