kashba

Samuel van de Putte 8

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty & Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20- 6 23 55 64

lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Waar mogelijk reist het illustere gezelschap van klooster tot klooster en anders overnachten ze in tenten of gers. De faam van de hoofdlama snelt vooruit, de kleine karavaan wordt steeds met alle egards ontvangen en van onderkomen voorzien. Samuel prijst zich gelukkig.


In feite doorkruisen ze de zogeheten Euraziatische steppe: de lang-gerekte strook van graslanden en halfwoestijnen die – ondanks enkele onderbrekingen door nauwe bergpassen – doorloopt van de Stille Oceaan tot de Middellandse Zee. 


Zowel van boven Beijing naar de poesta's in Hongarije als van Mantsjoerije tot Oost-Groningen. Dankzij lange perioden zonder regen groeit er vrijwel geen enkele boomsoort. De twee maanden dat er wel regen valt, fleuren struik en gras weer op.


Het is de route die Samuel aanvankelijk wilde nemen om het vermaarde middenrijk te bereiken. Talloze oorlogen dwongen hem onderweg echter om telkens weer zuidelijker af te buigen, richting India – en een omweg van zo’n tien jaar te maken.


Via de band op deze breedtegraad trokken de eerste handelaren en jezuïeten naar het verre oosten, een weg over zee was hun onbekend. Het is de ruiterroute waarlangs in de middeleeuwen de pest westwaarts trok, ondanks dat paarden en kampvuren geen vrienden van vlooien en ratten zijn. 


De steppe oogt veelal als een landschap zonder geschiedenis, maar ervaren reizigers als Samuel herkennen meteen het patroon van enkele grote stenen als een plek waar voorgangers ooit kamp opzetten.


Aan een stapeltje van drie, vier kleinere stenen zien ze dat dit een goede plek kan zijn om wat mest te ontsteken en de meegebrachte wortelen, rapen, boekweit of pastinaak te bereiden.



Het uur van de dag bepaalt voor iedereen, ook voor de lama’s en de monniken, hoe ze erbij lopen. 

Vroeg in de ochtend is een ieder nauwelijks herkenbaar onder al het vilt en de gekeerde schapenhuiden. 


Tegen het middaguur lopen of rijden de meesten met ontbloot bovenlijf, meppend naar stekende insecten. Later op de middag snoert elk de vracht aan kleding weer aan.


Maar de rommelige horde hervindt en herschikt zich zodra ze voor de poort van een klooster staat. 


Vlug worden de tenues van man en paard rechtgetrokken, de lussen gestrikt, de knopen gerangschikt en de lange mouwen tot half over de hand getrokken.


Benieuwd geraakt door de enthousiaste verhalen over het nieuwe, Tibetaanse klooster midden op de steppen van Qinghai buigt het gezelschap af naar Labrang. 

Het kloostercomplex blijkt groots opgezet met wel twintig

hallen, diverse scholen en voldoende onderkomen voor zo’n tweeduizend monniken.



De maandenlange reis is vermoeiend en vordert moeizaam. De lama’s besluiten voor langere tijd te blijven. In de hoop dat de oudere hoofdlama weer op krachten zal komen. Per slot is hij hun passe-partout.


Een honderdtal kilometers verderop ligt Koko Nor. Het zoutmeer staat tot in de wijde omtrek bekend om haar intens blauwe kleur. 


Met enkele andere, even nieuws-gierige karavaanleden verkent Samuel de 74 kilometers rond het meer. Het vele kool-zaad


staat in bloei en legt een goudgele gloed rond het helderblauwe water.

Onderweg probeert hij het meer in kaart te brengen en noteert welke stammen, dieren, bloemen en mineralen hij tegenkomt.


Zodra de karavaan na de winter weer op gang komt, loopt de route rechtstreeks richting de Grote Muur. 

Naar ‘die weergadeloze grenswal die al eeuwen over vele bergen en door vele dalen loopt,schrijft Samuel in een brief, ‘tegen de invallen der tartaren.’



Enkele karavaanleden en hij mogen echter niet verder. Op drie verschillende plekken proberen ze de poort te passeren – tevergeefs.


De wachten staan op scherp ‘door de oorlog met de Mongoolse Zjongarestam, licht hij in de brief toe. 

‘Niemand mag zonder patent de stad in of uit.’


Op een ochtend voegt hij zich onopvallend bij een binnentrekkende karavaan, neemt nonchalant een van de kamelen bij de teugels, verbergt ‘mijn europees wesen en blaauwe oog’


onder plaatselijke kledij en weet ten slotte langs de wachters te glippen.


Halverwege zijn maar liefst 61-jarige bewind kreeg keizer Kangxi wel enige bewondering voor de meten is weten aanpak die de vreemde religieuze snuiters demonstreerden met hun intrigerende instrumenten als verrekijkers, zonneklokken, hygrometers of thermometers.


Dankzij de technische en astronomische prestaties van de Belgische jezuïet Ferdinand Verbiest en zijn medebroeders werden de andere congregaties – franciscanen, dominicanen en augustijnen – eveneens gedoogd. Deze welwillendheid kwam mede doordat de jezuïeten de keizer hielpen de Chinese artillerie te verbeteren en de kanonnen groter en mobieler te maken.





In wezen leek het confucianisme niet te zeer te verschillen van het christendom. De paapse voormannen deden hun best om meerdere teksten voor Rome te vertalen (waar men bij gevolg niet begreep waarom de kerstening zo onsuccesvol bleef).


Het ethische, filosofische systeem van keizerlijk China (een samen-smelting van confucianisme, taoïsme en boeddhisme) beschouwde moreel, deugdzaam gedrag en de erkenning van plichten echter nimmer als een goddelijk gebod.


Voor de machthebbers bleef het onbegrijpelijk dat elke discussie over leven &


dood met deze pragmatische westerlingen onmogelijk werd doordat zij zich spiritueel, in absolute zin, volkomen afhankelijk maakten van een autoriteit buiten zichzelf, namelijk een kracht genaamd God. 

Blijkbaar houdt hun meten is weten maatstaf hen op novicen-niveau.


Veel moeilijker voor Samuel dan aan de Grote Muur voorbij te komen, blijkt het echter de stad ‘Pekin’ binnen te komen. Z’n kansen lijken al helemaal verkeken als de hoofdlama sterft.


Het gezelschap degradeert daardoor tot louter de entourage van degene op wiens naam de keizerlijke uitnodiging staat. Maar de achtergebleven lama’s en


monniken willen niet voor niets maanden, jaren, onderweg zijn geweest..

Ze smeden plannetjes om met de stempels die ze al hebben, toch de voornaamste tempels en bezienswaardigheden te bezoeken. Dat lukt, zolang ze maar niet al te dicht in de buurt van de verboden stad komen.


De keizerlijke steden worden zo ontoegankelijk gehouden omdat ze uit hun voegen dreigen te groeien terwijl de infra- en sociale structuren nauwelijks mee ontwikkelen.


Rond de paleizen, tempels, kloosters en de woningen der aristocratie – met hun prachtige keramische daken en gecultiveerde tuinen – woont het gewone volk steeds dichter op elkaar in hun lage hutjes met rieten daken en lemen of hooguit éénsteens muurtjes.


Mèt de vele zilvervloten uit Peru en Mexico maakte ook eenvoudig te telen voedsel als mais, aardappel en pinda’s de oversteek over de Atlantische Oceaan. Tijdens Samuels leven is de Chinese bevolking hard op weg om binnen een eeuw te verdubbelen; van 150 tot 300 miljoen, bijna een derde van de wereldbevolking.


Inmiddels is het hoogste tijd voor Samuel om een wissel te verzilveren. Maar bij wie of welk handelshuis? Zo goedgezind als het lot de VOC in Japan is – waar de maatschappij als enige buitenlandse onderneming toestemming kreeg om te blijven handelen – zo zeer mislukten de peperdure missies van hun ‘ambassades’ naar Beijing om de nog jonge keizer te paaien. 



De eerste poging, die van Pieter van Hoorn in januari 1667, was tekenend voor de Hollandse aanpak. In zijn studententijd had Samuel er al over gehoord en ook over gelezen in De Opregte Haarlemsche Courant.


Zonder afspraak of aankondiging voer Van Hoorn naar de Zuid-Chinese kust van Fuzhou en zeilde de Parelrivier op naar het noorden. Volgens zijn scheepslog wist hij 37 steden, 335 dorpen en 34 pagodes te passeren.


Op 20 juni bereikten ze Beijing ondanks alle ambtelijke hindernissen. In optocht liepen ze met vlaggen en trompetgeschal de Verboden Stad binnen. Althans, Pieter liet zich per palanquin naar binnen dragen.


VOC Japan


Voor Europese handelsmissies als de VOC bleef eeuwenlang het voornaamste probleem dat China heel veel hoogwaardige, culturele goederen te bieden had maar dat er omgekeerd nagenoeg geen vraag naar Europese koopwaar was – behalve dan naar zilver om te gebruiken als binnenlands betaalmiddel.


Dus waarmee dacht de VOC de nog jonge keizer te verleiden tot het afgeven van een unieke handelspositie? Behalve dat kunstenaars als Pieter van Doornik tekeningen dienden te maken ter verantwoording aan de Heeren XVII in Amsterdam, gingen er in zijn gezelschap ook secretarissen en boekhouders mee die de lijst met geschenken nauwkeurig bijhielden: zoveel paarden, ossen, zwaarden, dolken, geweren, satijn, katoen, wol, koraal, amber, kruidnagels, peper, sandelhout, olifant- en walrustanden, wierook, rozenwater, tapijten, hemelglobe, fijn metaalwerk, struisvogeleieren, koperen modellen en spiegels. 


Het enige dat de dertienjarige keizer wist te boeien, waren de meegebrachte rossen. Zo groot en sterk had hij nog nooit een paard gezien. Hij kwam ze persoonlijk ‘inspecteren’ en eiste dat er per direct een tekening van werd gemaakt.


Wat het de doel van de reis betreft: alle handel


met de rest van de wereld diende als vanouds veilig ver weg te geschieden in Kanton, de stad die Samuel als zijn volgende bestemming in gedachten had. 


Ook in Beijing bewaart Samuel afstand tot de paapse broeders. Hij kent de aversie die de jonge keizer inmiddels jegens westerlingen heeft gekregen. 


Op zoek naar een handelshuis om zijn wissel te verzilveren, ontmoet hij echter Antoine Gaubil die bij hem overkomt als een vriendelijke, intelligente jongeman uit Frankrijk.



Gaubil mag in Beijing verblijven doordat hij zich wist te bewijzen als astronoom. Hij mocht Ferdinand Verbiest opvolgen, de befaamde Belgische jezuïet die zich een halve eeuw eerder een positie aan het keizerlijk hof verwierf. 

Na een openbare discussie met Chinese wetenschappers verbeterden Verbiest en de zijnen niet alleen de Chinese kalender maar bouwden tevens het keizerlijk observatorium verder uit.



De technische vernieuwing van het wapenarsenaal was wellicht doorslaggevender voor het keizerlijk gedoogbeleid om de westerlingen hun christelijke boodschap te laten uitdragen. De jezuïtische broeders verzwaarden de kanonnen en maakten ze tevens mobieler.

Tijdens z'n ontmoeting met Antoine verhaalt Samuel enthousiast de route die hij de afgelopen twintig jaar heeft afgelegd. Antoine is een en al oor.

Naderhand rapporteert hij aan Rome dat hij in . 


Beijing ‘ene Samuel Wandepot’ ontmoette die beweerde dat hij de halve wereld had afgereisd en nu wil doorreizen naar Kanton. ‘Ik weet niet wat er sedertdien van hem is terechtgekomen, noch wat hem is overkomen, noch wat ervan waar is.’


Gaandeweg is Samuel weliswaar een enigszins bekend en illuster persoon geworden maar het ongeloof stijgt evenredig


Het liefst zou hij langs de kust naar het zuiden van China trekken, naar de internationale havenplaats Kanton, maar het lukt hem niet een karavaan te vinden die hem mee wil nemen. 


Hoe zou hij trouwens vanuit het binnenland kunnen opduiken als alle buitenlanders er slechts voor hele korte perioden van boord mogen – en dan niet verder dan een kilometer in de omtrek van de factorijen. 


De kooplieden moeten de inkoop uit handen geven aan Chinese bemiddelaars. Zodra het handelsseizoen voorbij is, moeten de schepen –geladen of niet – weer de Parelrivier afzakken en de open zee op. 


Engelse en Hollandse bemanningsleden blijven vaak in het Portugese Macao bivakkeren tot het volgende seizoen. 


Mocht hij het juiste gezelschap vinden, dan zou Samuel het er nog wel op willen wagen, per slot wist hij ook Beijing binnen te komen. Maar dan hoort hij over het oproer in het zuidwesten. De verhalen choqueren hem.


Jarenlange onderdrukking en uitbuiting hebben minderheden als de Miao dermate uitgebeend dat ze hun verlammende armoede wel móesten doorbreken. 

In enkele dorpen doodden de boeren hun vrouw en kinderen, brandden huizen en bruggen plat en gingen – zonder nog een


dierbaar iemand of iets te kunnen verliezen – het gevecht aan met de lokale heersers en het keizerlijk leger.


Zo’n buitenkans als het lama-gezelschap dat hem naar Beijing meenam, vindt hij echter nergens. En aangezien elke route door China voor hem eigenlijk te ingewikkeld en te gevaarlijk is, besluit hij met dezelfde karavaan terug te keren naar Lhasa. 


Ze vertrekken zonder de hoofdlama en dus zonder alle plechtige ontmoetingen en oponthoud, maar aldoor nog met de juiste papieren en gastvrije onderkomens. 


Het komend jaar heeft hij volop tijd te bedenken hoe hij verder zal gaan.



Voornaamste bronnen:

Inhoud Samuel van de Putte


Home


Blog NL




All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty