kashba

Het Reli Circus

We are all in the gutter but some of us are looking at the stars.


                                             Oscar Wilde

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty & Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20- 6 23 55 64

lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Al twee eeuwen is het vooral de media, maar millennialang bepaalde religie het wereldbeeld van de mens. 


De infotainers van toen waren priester, sjamaan, druïde, magiër, monnik, paus, guru, dukun, medicijnman, pater, dominee, lama, magiër…



Een gedeelde eerste plaats als oudste beroep ter wereld:


I love you so much, I want you to be saved.



De Grote Geesten leefden ongeveer van 600 voor tot 600 na onze jaartelling: van Sakyamuni en Confucius tot Jezus en Mohammed. Bijna allen schreven niet zelf de teksten, anderen tekenden hun woorden op. 


Tempelpriester, Nepal

Die anderen, merkte iemand op, zouden we tegenwoordig journalisten noemen. En we weten allemaal hoe ver journalisten kunnen gaan voor een goed verhaal of een pakkend beeld… - Andy Rooney



Why do we accept the priest or guru as an intermediary to something that he says he knows? Politically we reason, we see how important it is to be free as much as possible. Spiritually we don’t feel the necessity of freedom. We accept it from any Tom, Dick or Harry. It’s horrifying. – J. Krishnamurti 1980


Priester, Pashupatinath tempel, Nepal.

Profetische religiosi en politici hebben gemeen dat ze ideeën bedenken om aan de man te brengen. Dergelijke eenzijdige communicatie heet propaganda. To mold the mind of the masses.


Het woord propaganda vindt zijn oorsprong in het Latijnse propagare wat uitbreiden of voortplanten betekent.

Oorspronkelijk betekende propaganda dan ook het verbreiden van een boodschap. Het eerste gebruik van het woord is waarschijnlijk geweest in de naam van de Congregatio de propaganda fide door paus Gregorius XV: de congregatie ter verbreiding van het geloof. Lange tijd werd het woord slechts in godsdienstige zin gebruikt, pas in de laatste 200 jaar ook daarbuiten. – Wikipedia.


Uitleg van heilige geschriften op binnenplaats, zeventiger jaren, Kathmandu.

Het probleem is niet dat we niet weten, vatte m’n vader het op zijn manier samen, het probleem is veeleer dat we menen te weten. Wellicht daarom bleef hij volgeling van een leer over een heilige drie-eenheid, kruisiging, wederopstanding, wierook en gezang, bordkartonnen hosties als lichaam, kelken wijn als bloed - en wat al niet meer zij.



Kennelijk is het een ontgoochelend, pijnlijk verlies, als je een jarenlang geloof plots loslaat. Ik denk dat hij het fenomeen geloof wel doorzag maar twijfelde om het los te laten. Doubt is a good thing but must be kept on a leash. Alles betwijfelen, alles overhoop halen, is uiteraard zinloos.



Sherpa lama priesters tijdens een begrafenis.

Maar misschien ontbrak hem de lef om – met z’n gezin - buiten de groep te gaan staan. Wie was hij om de generatielange geloofstraditie te verbreken? Generaties die er eeuwenlang zelfs niet aan dachten om de traditionele naamgeving van vader op zoon – Johannes, Wilhelmus, Johannes, Wilhelmus, enzovoorts -  te doorbreken.


Misschien bleef hij twijfelen doordat z’n gezin krek op tijd ter kerke ging, samen met de rest van zijn wereld, om zich onder te dompelen in traditie, het woord Gods, gezang èn preek.


Aflaat bestaat immers alleen als ook pastoor Tom, Dick of Harry het niet af laten weten.


Rouwende man consulteert tempelpriester, Nepal.

Continuous propaganda exceeds the individual’s capacities for attention or adaptation and thus his capabilities of resistance. This trait of continuity explains why propaganda can indulge in sudden twists and turns. It is always surprising that the content of propaganda can be so inconsistent that it can approve today what it condemned yesterday… 


We must not think that a man ceases to follow the line when there is a sharp turn. He continues to follow it because he is caught up in the system… he will hear the new truth reassessed a hundred times, he will find it explained and proved, and he does not have the strength to fight against it each day on the basis of yesterday’s


truth. He does not even become fully involved in this battle. Propaganda continues its assault without an instant’s respite; his resistance is fragmentary and sporadic. 

He is caught up in professional tasks and personal preoccupations, and each time he emerges from them he hears and sees the new truth proclaimed. The steadiness of the propaganda prevails over his sporadic attention and makes him follow all the turns from the time he has begun to eat of this bread. – Jacques Ellul, 1962.


Geef ons uw kind tot z’n zevende jaar, stelde de jezuïetenorde in vorige eeuwen, daarna mag het tot u terugkeren.


De gedachte was – boven de gordel althans – dat na de eerste zeven jaar de religieuze beelden èn beeldspraak dermate ingestampt en verankerd waren dat het zieltje de rest van z’n leven niet anders kon denken dan roomsch.


Als ik maart ’73 bovenop een heuveltop de tijdloze rituelen van een Newarese priester gade sla, ben ik weer even helemaal e

De tempeltop lag een half uur lopen buiten de stad, bovenaan enkele honderden hardstenen treden. Sommige valleibewoners beweerden dat het er 365 waren, maar na zovele eeuwen van moessons en aardbevingen lieten de uitgesleten en gebroken treden zich niet meer goed tellen.


Eenmaal boven was het weldadig uithijgen bij het zicht over een groene of goudgele vallei, afhankelijk van het seizoen. Wijds en vredig - voor zover die mormels van makaken zich tenminste koest hielden.



Een paar weken eerder ontstond er een grote rel doordat lieden van de Chinese ambassade - toen nog maoïstisch en arm - de apen met netten probeerden te vangen voor een avondlijke barbecue in de buitenlucht, nota bene aan de voet van de tempel-heuvel.


Tegenover de netten van de ambassadelieden stonden weldra de knuppels en bijlen van de boerenbevolking.

De makaken waren immers


heilige dieren - zelfs ik kon dat aan hun verwende, agressieve gedrag aflezen.


De tempeltop-priester zat in lotuszit voor een stevig staande, zwartstenen vrouw met zes armen. Kalm en liefdevol masseerde hij het beeld met geurende oliën, bracht rode en gele steenpoeders aan, drapeerde het lichaam met oranje afrikaantjes en brandde kruiden op een kolenvuurtje.



Onderwijl prevelde hij teksten uit een losbladig boekje en rammelde een bel om de goddelijke aandacht vast te houden. Niet veel anders dan het misdienaartje dat tijdens het spiritus sanctus de goegemeente wakker belde.


Vooral bezorgde moeders spraken deze godin aan om hun kind in de toekomst van pokken te vrijwaren. Regelmatig kon je nog ik volwassenen ontmoetten – uit elke kaste uiteraard - met een zeer pokdalige huid. Zij behoorden tot de zestig


procent die de verduvelde virusaanval wel had overleefd.

De meeste kinderen in de hoofdstedelijke vallei waren inmiddels ingeënt, maar de smeekbede bovenop de heuvel bleef op elk kraamfeest een verplicht ritueel. Geen moeder die zich aan de traditie durfde te onttrekken.


Het woord traditie komt volgens Van Dale van het latijnse traditio: overdragen, doorgeven. Gedetailleerdere woordenboeken spreken behalve over tradere echter ook over traduce: verraad.

Met andere woorden: traditie als ontkenning van het heden.


Probably most people seek beauty through the trappings of the church, through chants, through reading the Old Testament with all its beautiful words and images. It gives them a sense of deep satisfaction.


What they are seeking, really, is gratification. Through beauty of chants, words, robes, incense, the light coming through the stained glass - you have seen it all in cathedrals – it all is marvellous. It gives them a sense of sacredness, a sense a feeling happy, relieved. At last


there is a place where I can go and meditate, be quiet, get into contact with.. something. And then you come along and say: ‘It’s all rubbish, it has no meaning. What has meaning is how you live in your daily life.’ Then they throw a brick at you.

The whole point is: experience is a trap. Yet they want this strange experience, which they think the gurus have… which the gurus call The Knowledge… Knowledge, being memory, is always limited.


– J. Krishnamurti.


Het priesterlijk ritueel kabbelde en brabbelde een uurtje voort, de bloemen en oliën maakten het hardstenen beeld dieper zwart, mooier en mysterieuzer.. hoe zou Zij de gebeden nog kùnnen negeren…


Toen verscheen er een andere priester ten tonele en kwakte een grote emmer water tegen het beeld omdat hij het onderhand zijn beurt vond.


Geschokt keek voormalige misdienaartje toe maar realiseerde zich tegelijkertijd: verdomd, het beeld is natuurlijk de godheid niet..


Niet eerder had hij de ingestampte en verankerde beelden tegen het licht gehouden - en prompt vielen ze uiteen in gruzelementen. Toch nog een openbaring: het kwartje viel en prompt klonk er muziek;

eigentijdse muziek



‘Loop ‘ns mee, ik begrijp het niet, d’r klopt iets niet met wat ik aan het maken ben.’


In opdracht was hij, erkend beeldenmaker te Amsterdam, begonnen aan het was-model voor een boeddhabeeld. In zijn stijl had hij een prachtig, licht figuurtje geboetseerd, dat zo van z’n lotus zou kunnen opstaan en wegwandelen.


Daar zat de clou: als een zittende boeddha-figuur zou kunnen opstaan, verrijst er een breedgeschouderde bodybuilder die in sportschool te laks was om ook z’n toch al korte benen beter te trainen - en bij gevolg tuimelt hij om.


De doorgewinterde Amsterdamse beeldenmaker zag aanvankelijk niet in dat ook het beeld van een boeddha een verzinnebeelding is en fysiek weinig tot niets met de historische boeddha van doen heeft.


Aziatische vaklui begrijpen uiteraard dat een boeddhabeeld louter symbool staat voor de boeddhistische zienswijze. Immers, als de rechterhand niet per se de grond dient te raken, dan is deze veel te lang. Het is aan de kunstenaar om deze onnatuurlijke aspecten zo in beeld te brengen dat de kijker zich dit überhaupt niet afvraagt.




Neem 'ns de tijd om bijgaande foto van een staande Avalokiteshvara te bekijken. Het is geen examen en er valt niets te winnen. Voor degenen die menen dat ze ‘geen verstand van kunst’ hebben: hoe bekijk je een beeld?


Zie het gezicht en dat het wit van de ogen uit zilver bestaat en de blik bij gevolg naar binnen is gekeerd. Bekijk de rest van het lichaam.


Opvallend is de elegante houding, de soepele lijnen van de heupen.


Bij nadere beschouwing zie je gebaren en symbolen. Een lege hand tonen is wereldwijd: een open, niets te verbergen gebaar. De rechterarm komt echter omhoog, duim en wijsvinger raken elkaar: in alle openheid iets duidelijk maken.


Dan zie je een miniatuur stupa in zijn haar, een vreemd beest op z’n borst, een hertenhoofd op z’n rechterschouder, een vaasje in de linkerhand, een zilveren koord dat van de schouder, tussen de benen door, weer naar z’n schouder loopt en je denkt: ik moet toch eens dat boekje Buddhism for dummies kopen.

Een stap opzij: het essentiële verschil tussen oost en west is dat de oosterse cultuur de wereld onmeetbaar (maya) noemt en de westerse dit niet op zich laat zitten en overal een lat naast legt.

De westerse hersenpan ziet bij gevolg een beeld waarvan het hoofd te klein is, het



lichaam te lang, het ene been langer dan het andere, een heup die vreemd uitsteekt, en armen die met een beetje doorstrekken de knieën raken.

Toch knap van de kunstenaar dat dit alles u niet stoorde tot ik erover begon.


Nog een stap opzij. Voor analfabeten en ongeletterden vormen beelden, schilderijen en grafische symbolen een plastische taal om het religieuze gedachtengoed over te brengen.



Verscheidene religies verbieden afbeeldingen, omdat de kans bestaat dat het beeld al te realistisch oogt en zelf wordt verafgood.




Een dubieuze, zo niet hautaine redenering want ‘heilige’ geschriften staan immers bol van beeldspraak die millennialang evenzo letterlijk wordt genomen (paradijs-verhaal, bruiden na de dood, reïncarnatie - teveel om op te noemen).




Enkele religies hoopten het probleem te voorkomen door het beeld van een olifantenhoofd, een blauwe lichaamskleur of tienduizend-en-acht armen te geven. Zelfs het bedenken van driehonderddrieëndertigduizenddriehonderddrieëndertig goden zelden als symbolisch beschouwd.


Met name deze veelheid aan hemelse vormen noopten westerse, monotheïstische religies de metaforische voorstellingen luidkeels als ‘heidense afgodsbeelden’ te brandmerken - terwijl een knappe Jezus of een maagdelijke Maria een eindeloze stroom aan bidprentjes opleverden.


 

De blanke, celibataire Jezus aan het kruis had nu eenmaal meer zeggingskracht dan de blauwe Krishna met fluit en vele vrouwen dankzij een roofzuchtig gevolg met wredere wapens.


21 Tara’s die elk een ander symbool dragen.

De Tantrische school van het boeddhisme maakt het – zo’n tien eeuwen na Gautama Sakyamuni Boeddha - nog explicieter om te voorkomen dat lezers de geschriften letterlijk nemen.


Guru Rimpoche – de schrijver van het ‘mystieke’ Tibetaanse Dodenboek die in Tibet als tweede boeddha geldt – yabyumt zich derhalve suf met z’n moeder, z’n vader, z’n zuster en wie of wat er zoal nog meer voorbij komt.


Yab-yum is een zeer plastische uitbeelding van de vereniging van elkaar aanvullende tegendelen –daar is weinig mystieks aan.

Essentieel in de oosterse zienswijze, fraai weergegeven in het yin-yang teken, is dat het ene deel een kern van het andere in zich draagt.


De westerse cultuur spreekt bij voorkeur in enkelvoudige tegendelen als liefde-haat, geweld-geweldloosheid, ook al zijn de begrippen keerzijden van eenzelfde munt.




Deze laatste zin sluit af met een beeldspraak die niets verklaart en zelfs niets beschrijft. God spaar me dat je bijbelse beeldspraak gebruikt over onderwerpen die op zich al ingewikkeld genoeg zijn. Als je het over een dominee hebt terwijl je achterbaksheid bedoelt, of als je het over een koopman hebt en opportunisme bedoelt… waarom dan niet het beestje bij z’n naam… uhh…


In de eerste eeuwen van onze jaartelling kwam men in Zuid-India naar de tempel om Het Onbenoembare te aan-schouwen.  Zeg maar in de begintijd van het gebruik van religieuze beelden.


Meestal bevond het beeld zich exact in het midden van de tempel, afgeschermd door een gordijn of met een doek eroverheen.

Dan kwamen er dansers op, priesters voerden rituelen uit, bellen en trommels voerden de spanning op.


Plotseling trad de voorganger aan, trok alle aandacht naar zich toe en shhhjoefff.. in één gebaar trok hij het gordijn weg! Plotseling stond iedereen oog in oog met het onnoembare. Alle nek-haartjes stonden trillend overeind.


Zonder zich af te vragen wat men zag, zonder tussen-komst van het verstand, rechtstreeks geraakt in het hart.  Zonder vergelijking of vooroordeel, onbevangen en onbevreesd. Oog in oog met de essentie.


Prof. Malcolm David Eckel, The Teacher’s College (audio).


Bovenstaande marmeren boeddha uit Birma stond in de etalage van een Thaise antiquair. Ik vermoed echter dat de oogopslag waar Eckel op doelt, pré- boeddhistisch was en er eerder zo uitzag:


Bovenstaande marmeren boeddha uit Birma stond in de etalage van een Thaise antiquair. Ik vermoed echter dat de oogopslag waar Eckel op doelt, pré- boeddhistisch was en er eerder zo uitzag:


Sakyamuni boeddha verbood het gebruik en lange tijd werd hij dan ook aangeduid met symbolen als een voetafdruk of het levenswiel.


Natuurlijk had Gautama Sakyamuni geen mal punthoofd. Hij leefde zo’n drie eeuwen voor onze jaartelling in de uitloop van de Himalaya, z’n dialogen werd tweehonderd jaar later opgetekend en het boeddhabeeld zoals we dat nu kennen - met de bekende hellenistische plooien in de gedrapeerde kleding - ontstond pas na de derde eeuw van onze jaartelling.


Het verhaal luidt dat Gautama zeven jaar onder dezelfde boom mediteerde en dat er vele slakken op z’n hoofd terechtkwamen. Zonder deze symboliek is het krulletjeshoofd wellicht een stilering van jarenlang ongeknipt haar, zoals honderdduizenden saddhus in India nog steeds gewend zijn.



Neem de religies die gebaseerd zijn op wonderen, op persoons-verheerlijking, op de angst dat jouw eigen leventje niks voorstelt, leeg is, nauwelijks betekenis heeft, dat alles binnen ‘n paar jaar weer weg is...


Op zo’n moment zoekt het verstand naar een beeld dat blijvend is, dat wonderbaarlijk, schitterend en goddelijk is.. dat verwarmt… want in wezen zoek je een gevoel van geborgenheid.

En daarom ga je mee in al die onzin, in dat circus.. Waarom is de mensheid toch niet geïnteresseerd, intens geïnteresseerd, in dit soort vragen?

"––– J. Krisnamurti.


Wie tegen idolatry te hoop loopt, gaat er vanuit dat elke materiele uitdrukking van spiritualiteit per definitie verkeerd begrepen wordt en dat de verdinglijking vervolgens een opzichzelfstaande rol zal spelen. Over deze zogeheten reïficatie gaat bijvoorbeeld het bijbelse Gouden Kalf verhaal maar het kan even goed over beeldspraak gaan. 




Zoals een psychologe me uitlegde: men ziet een aantal verschijnselen in het gedrag van kinderen, groepeert ze en noemt het ADHD. Niet veel later vertoont het kind dergelijk gedrag omdat het ADHD heeft (en staat de industrie klaar met een medicijn).


Uiteraard is het beeld de godheid niet en verwijst slechts naar een levenswijze. In wezen is het niet veel meer dan een verkeersbord. Aldoende verschilt een boeddhabeeld bijvoorbeeld weinig met een stupa. 


 ‘Heeft u ook een swastika?’ vraagt een jongen aan me.


- Wat moet jij nou met zo’n eng ding?! vraagt z’n vriendin als gestoken.


‘M’n vader jennen. Hij heeft zo’n hakenkruis op z’n arm staan. Uit z’n punktijd. Maar dat wil ie niet meer weten. Het ding is te groot om weg te laten halen. Nu draagt ie altijd lange mouwen.’


Van symbool voor scheppende kracht, tot holocaust, tot verzet tegen maatschappij en ouders. 


Wat een symbool precies inhoudt, is volstrekt afhankelijk van de context, van tijd en plaats, van personen en afspraken, enzovoorts. 


Lingam-yoini, vier dieren, etc van bovenaf gezien.

Lotus-plaat met dubbele driehoek, in het wegdek voor een tempel, Nepal.


Als het symbool al herkend wordt als symbool - er bestaat ook nog zoiets als symboolblindheid – en men Yab-Yum of Adam-Eva alleen letterlijk kan bezien.


Schotel met offerandes. Yoghurt met swastika in vermiljoenpoeder.

Begin zeventiger jaren ging de Noorse fotografe Ane Haland terug naar een dorp in de Himalaya om eerder genomen foto’s aan geportretteerden te geven. Ontwikkelen en afdrukken was toentertijd alleen mogelijk in de hoofdstad en alleen in zwart-wit.


Heuveldorp met bord over gezinsplanning.


Bij het uitdelen merkte ze dat de dorpers - tamelijk onbekend met fotografie - zichzelf pas herkenden als anderen hen erop wezen of uitlachten. Bij sterk contrast of lichte stilering herkende men soms zelfs het eigen dorp of huis niet.



De fotografe vroeg zich af hoe al het UN-voorlichtingsmateriaal overkwam. Een logische gedachte, maar niemand was er in Nepal eerder opgekomen.

Ze constateerde dat een serie van vier tekeningen - over hygiëne - niet persé van links naar rechts werd gelezen. Sommigen begonnen aan het eind, anderen in het midden; de boodschap kwam zelden over.


Een zwart uitgelijnde vrouw op witte achtergrond droeg een witte sari en was in hun ogen dus een weduwe – wat deze poster over family planning onbegrijpelijk maakte.

Hoe kon een man wiens hand werd afgehakt door het schuine streepje van z’n broekzak, een timmerman zijn?

Terug in de hoofdstad schreef ze er een rapportje over. Die winter zaten we met velen bij haar thuis rond de open haard.



Aan de ingang van Tibetaanse tempels staat traditioneel het levenswiel in groot formaat op de muur geschilderd. Om de analfabete bevolking de essentie van het boeddhisme te tonen - gelijk bijvoorbeeld de kruiswegstatie in katholieke kerken.



Als je niet alleen de symboliek maar ook eerst nog de tekeningen en foto’s moet leren lezen – wat is er dan eeuwenlang van overgekomen? Of ging het vooral om de onmisbaarheid van de priester, sjamaan, lama, druïde, monnik, paus, guru, dukun, medicijnman, pater, dominee, magiër…



Wheel of life

Gebedsstenen, klooster, Tibet.

Tableau vivant  in de zeventiger jaren op straat in Kathmandu.

- Dit kàn toch niet. Zo'n nap is toch hèt symbool van het afleggen van al het materiële, van al het aardse? En dan zo overladen met goud en juwelen !?

Een eenvoudige etensbak van een monnik leek me er een veel helderder symbool van.



‘Hoe zou je beter kunnen aangeven dat al het materiële, al het aardse, vergankelijk is,’ antwoordde de maker ervan, ‘dan door het weg te schenken aan een bedelaar of een monnik?’


'Voor degenen die in de onsterfelijkheid van de ziel geloven,’ schreef Charles Darwin in een brief, ' is de vernietiging van de wereld niet zo’n vreselijk vooruitzicht.’



‘De ziel denkt nooit zonder een beeld te vormen,’ dacht Aristoteles, zonder te vermelden welk beeld hij daarbij had.  

Elke zin, elk woord woord staat slechts symbool voor het beeld dat men probeert over te brengen. Dat maakt symboolblindheid tot een ander woord voor doofheid.




Language itself is a symbol, and we are used to symbols: we see our neighbour through the image we have about him. Apparently it is one of the most difficult things for a human being to look at anything directly, not through images, opinions, conclusions, which are all symbols.


All this indicates, doesn’t it, that there is direct communication in technical matters but seldom in human relationships and understanding? You don’t need symbols when somebody hits you. That is direct communication. This is the interesting point: the mind refuses to see things directly, to be aware of itself without the word and the symbol. We are incapable of direct and immediate perception without


the symbols, the words, the prejudices, escapes and fears.


Surely any psychological state can be changed. Only the deep, constant demand of the brain for physical security of the organism is inherent. Symbols are a device of the brain to protect the psyche. This is the whole process of thought. However, the me is a symbol, not an actuality.’ - J. Krishnamurti


In the oldest religion everything was alive, not supernaturally but naturally alive.

There were only deeper and deeper streams of life, vibrations of life and more vast. So rocks were alive, but a mountain had a deeper, vaster life than a rock, and it was much harder for a man to bring his spirit or energy into contact with the life of the mountain, as from a great standing well of life, than it was to come into contact with the rock. And he had to put forth a great religious effort.

For the whole life effort of man was to get his life into contact with the elemental life of the cosmos, mountain-life, cloud-life, thunder-life, air-life, earth-life, sun-life.



To come into immediate felt contact, and so to derive energy, power, and a dark sort of joy.

This effort into sheer naked contact, without an intermediary or mediator, is the root meaning of religion.  – D.H. Lawrence



All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty