Home
KASHBA Asiatica
Ais Loupatty
Ton Lankreijer
Staalstraat 6
1011 JL Amsterdam
Open 12:00 – 17:00
Zondag / Sunday 14:00 - 17:00
Contact:
31-20 - 6 23 55 64
06 - 588 41 370
From there to here and onwards...
Hier leest u de schetsjes die bij deze door klanten gemaakte foto’s staan
wellicht wat makkelijker.
1.
Voedsel, gebruiksvoorwerpen, schuilplekken — eeuwig is de mens aan het bijeenzoeken en vergaren om te overleven. Een basale bezigheid die ook in overdrachtelijk zin is vertaald: het verzamelen van kennis, ervaringen, moed. Of zelfs mensen: lange tijd waren verzamelen en vergaderen inwisselbaar. Maar in den beginne werd verzamelen echter voornamelijk geassocieerd met jagen.
Tegenwoordig is een verzamelaar, volgens Wikipedia, ‘een persoon die, bij wijze van hobby of tijdverdrijf, een collectie van een bepaald type voorwerpen aanlegt.’ Van voorwaarde om te overleven tot triviale bezigheid, lijkt het.
Ook woordenboeken omschrijven verzamelen over het algemeen als ‘een hobby van iemand die uit liefhebberij of uit beleggings-overweging iets verzamelt’.
Op deze onverschillige definities valt het
nodige af te dingen, lijkt me. Een gepassioneerde ziel die zich geroepen voelt om culturele, kunstzinnige, filosofische, wetenschappelijke, of visionaire uitingen te verzamelen en te beschermen - alles van waarde is weerloos - zou ik niet als ‘hobbyist’ willen afdoen.
Kortom, verzamelen werd een verzamelterm. Mogelijk is het alleen nog de intentie die deze ooit basale bezigheid in overdrachtelijk zin inkleurt — bij elk persoon weer anders. Zoals het ook leidde tot deze bescheiden collectie van tien schetsjes.
2.
Als je beziet hoeveel - zo niet te veel - de mens wereldwijd aan muren, traliewerk en andere bewaking–systemen optrekt, dan zal Schopenhauer stellig op een andere waarde hebben gedoeld met zijn opmerking dat de mens pas door verlies de waarde der dingen beseft.
Door het verzamelen en bewaren van schone uitingsvormen die voorgangers per slot ook moesten loslaten, beseft een verzamelaar mogelijk bovengemiddeld dat veiligheid net zo’n onmogelijk begrip is als eeuwigheid — en hoe zeer de twee elkaar overlappen.
Niets en niemand is uiteindelijk bestand tegen de tand des tijd. Maar dat maakt het loslaten er niet per se makkelijker op. Of zoals Marcel Proust het beschreef: ‘Zelfs als men niet langer aan dingen, gehecht is, dan speelt nog steeds dat men eraan gehecht is geweest.’ Je kunt dan altijd nog een verzameling ex-hechtingen koesteren.
Na een jarenlang doorzeurende woordenstrijd kwam een verzamelaar met z’n vrouw overeen dat een object alleen nog het huis in kwam als er een andere van gelijke maat uit ging.
Op de dag dat wij een Tibetaanse kast bezorgden, zouden we een koloniale, cederhouten dekenkist weer meenemen. Zodra we met de kist op de gang stonden, gebaarde de oude man resoluut de trap òp. De kist die zijn vader meebracht uit de voormalige koloniën, kon zolang nog wel op zolder staan. Z’n vrouw wierp haar armen in de lucht en liep foeterend weg: ‘Dacht ik het niet!’
3.
Volledige aandacht is zonder vergelijking, zonder geheugen, zonder ego. Of zoals een Indiase wijsgeer het ooit verwoordde: ‘Beauty is, when the self is not.’
Verzamelaars nemen hun collectie bloedserieus, meestal niet zozeer zichzelf. Alleen de grote ego’s onder hen proberen over hun graf heen te regeren en hun collectie tot een mausoleum te bevriezen.
Elke verzamelaar weet dat hij slechts tijdelijk beheerder is – even vergankelijk als hetgeen hij probeert te beschermen. Sterker: soms is dat juist wat hem ontroert: dat een voorwerp ondanks z’n kwetsbaar-heid verval blijft trotseren.
De meeste musea komen voort uit private verzamelingen. De taak van een museum, vindt de goegemeente, is het bewaken en bewaren van ons cultuurgoed — wat en van wie dat ook moge zijn.
Men lijkt elke ‘belangrijke’ collectie — vacuüm gezogen onder een dikke laag epoxyhars— de eeuwigheid in te willen sturen. Alsof hun kinderen geen eigen inbreng, inzicht en creatie kunnen hebben. Die houding lijkt wereldwijd, overigens.
‘Wat je voorouders voor elkaar brachten, is van grote kunde en wijsheid, pas op!’ Soms lijkt het alsof het hameren op kennis van de eigen geschiedenis omgekeerd evenredig is aan het vertrouwen in komende generaties. Zoals de waard is vertrouwt hij z’n nageslacht.
De 19de eeuwse, hoogleraar Indische talen en volkenkunde T.J.
Bezemer vroeg zich hardop af hoe bedreigend en bepalend de toorn der voorvaderen kon zijn als een beetje sjamaan hen met het juiste ritueel om de tuin kon leiden.
Niet echt anders dan hoe men elke testamentaire collectie wel weet open te breken met behulp van de juiste advocaat. Niets is eeuwig, een verzameling evenmin.
4.
Doordat de niet-verzamelende meerderheid vooral bekend is met publieke collecties, overheerst nog steeds het idée fixe – decennia lang in stand gehouden door kunst versus kitsch programma’s op televisie - dat antieke kunst eigenlijk het waardevolst is.
Oog voor kwaliteit is over het algemeen slecht ontwikkeld — sommigen zijn zelfs een beetje bangig voor moderne kunst – dus leeftijd is een welkom houvast (terwijl er toch een hoop oude troep overleeft en smaak voortdurend verandert). Als verzamelaars zo dachten, zou ‘onze cultuur’ snel tot stilstand komen.
Een leedvermakelijk gevolg hiervan zag ik ooit op de Chinese televisie. Een programma gaf mensen de gelegenheid om hun porselein aan een jury van deskundigen te tonen.
Als de vijf deskundigen achter het tafeltje van mening waren dat het voorwerp niet antiek was – wat met porselein zonder enige provenance uiterst moeilijk is vast te stellen - verkochten ze het een dreun met de hamer.
Natuurlijk, alles ten dienste van de kijkcijfers. De ingehamerde sluikboodschap is evenwel: nieuw
kan geen waarde hebben — terwijl iedereen weet dat geldelijke waarde slechts door schaarste ontstaat. Romeins glas is bijvoorbeeld relatief goedkoop, er is tamelijk veel van.
Ongetwijfeld worden dergelijke programma’s gesponsord door de lokale verenigde antiekhandelaren; vermomd als deskundigen zorgen ze ervoor dat de verstrekte informatie triviaal blijft.
Evenwel: enkele BBC-programma’s vormen een aangename uitzondering op deze regel.
Een paar jaar terug zag ik een BBC programma dat in elke aflevering één kunstwerk onderzocht: maker, tijdsvak, restauraties, gebruikte technieken, etc. Op de vraag hoeveel van de collectie feitelijk niet origineel was maar over de jaren vanzelf oud was geworden, schatte de curator van het V&A Museum het aantal op dertig procent.
‘De meute heeft het lèf niet,’ schimpte ooit een jonge verzamelaar, ‘om een Warhol te kopen als hij nog leeft.’ Onduidelijk bleef of hij speculeerde op de waarde van het werk of op de dood van de maker.
Dit opgewonden type verzamelaar pretendeert inzicht maar koopt feitelijk slechts loten in een loterij die kunstmarkt heet.
Oud of nieuw, beroemd of onbekend, van hier of van ver weg, van hout of van goud, net als op de beurs waar hij wellicht z’n geld verdiende, bestaat er geen lijstje met geslepen zekerheden.
Tenzij goocheme investeerders die zekerheden zelf scheppen, zoals het stilletjes opkopen van al Damien Hirsts kunst door een club van Russische zakenvrienden een paar jaar terug.
Als het om het beleven van kunst gaat, bestaat er geen autoriteit buiten jezelf. Gewoon leren kijken… door aandachtig te kijken.
Ooit kwam een kunstminnende vriend terug van een tentoonstelling van een particuliere collectie. ‘Van elke grote naam uit de Nederlandse kunstgeschiedenis had de collectioneur één werk gekocht. Ongelooflijk knap hoe hij van elke bekende kunstenaar precies dat ene maandagochtend-schilderij te pakken kreeg.’
5.
Een onvervalste verzamelaar reageert vanzelfsprekend op veranderende tijden en omstandigheden. Zo nodig ruilt en schuift hij met delen om het hebben te kunnen behouden, to have and to hold. En uiteraard: met hem verandert zijn verzameling.
Belandt een collectie eenmaal binnen de muren van een museum, dan mag er plotseling niets meer behalve onderhoud. Ook binnen een instituut leidt stilstand echter tot ondergang en is derhalve desastreuzer dan een tijdelijk ontzamelende manager.
Zo verdwenen de afgelopen decennia het Geologisch Instituut van de UvA met een schat aan steensoorten en het Indische museum Nusantara te Delft — om een paar voorbeelden te benoemen.
Geen mens kan zich zo serieus nemen om te pretenderen dat hij eeuwig leeft – instellingen als tempel, kerk of museum kunnen dat evenmin.
Als je bij de oudere verzamelaar binnenkwam, liep je in de gang langs een rijtje Russisch-orthodoxe iconen: een soort verkorte Via dolorosa van vier gekrakeleerde, houten paneeltjes.
Zodra de bewonderende bezoeker uitgekeken raakte, brak zijn momentje aan: ‘Tussen haakjes, welke van de vier, denk je, heb ik zelf geschilderd?’
6.
Alleen vorsten en kerken onderhielden in de oudheid schatkamers aan kunst en boeken. De daarop volgende middeleeuwen beschrijven sommigen als een tijd van inkeer en voorbereiding op de dood. Anderen vatten het tijdperk samen met: de kerk hield de mensheid dom en de adel hield haar arm.
In het 16de eeuwse Europa richtten sommige gefortuneerde burghers een wunderkammer in, met aanvankelijk vooral buitenissige naturalia: van gedroogde planten, koralen, ammonieten en schelpen tot opgezette dieren.
Tijdens de Gouden Eeuw in Holland verhandelden de havens van A’dam en R’dam scheepsladingen vol porselein, zijde en specerijen, maar ook de eerste exotische etnografica: speren en maskers, voorouderbeelden en netsukes…
Rijke kooplieden en burgers richtten in hun huiskamer een rariteitenkabinet in, een cabinet de curiosités. Aan uitvarende kapiteins en zeelieden gaven ze soms zelfs opdrachten en voorschotten mee.
Samuel van der Putte, de ‘Mandarijn uit Middelburgh’, verzamelde begin 18de eeuw voornamelijk nog kruiden, verfstoffen en steensoorten. Toch was er tijdens de Gouden Eeuw een levendige belangstelling voor kunstzinnige, uitheemse voorwerpen opgekomen.
Een bericht in De Amsterdamse Courant van 11 oktober 1695 looft een forse beloning uit voor het vinden van een verloren zeemanskist.
Het vermeldt maar meteen wat er behalve de vuile was nog meer in behoort te zitten: porseleinen vazen, vogelnestjes, pijl en boog, doos met zilverwerk, Japans schrijfdoosje, theetafeltje, exotische stoffen – het had een Kashba-kistje kunnen zijn.
Verzamelen kende een geleidelijke opkomst en ontwikkeling die - nog geleidelijker - z’n weer-spiegeling vond in het huiselijk interieur.
Met het toenemen van welvaart en veiligheid kwam het rariteitenkabinet uit de kast. Eerst werd het nog deel van de pronkkamer, later deel van de algemene huiskamer.
En bij verzame-laars meestal tevens de rest van het huis.
7 A
Op slag kreeg ik het spaans benauwd. In de Beurs van Berlage werd een tentoonstelling over de veelzijdige architect Frank Lloyd Wright gehouden. Tussen zijn luchtige, soms ronduit vrolijke creaties hadden de conservatoren enkele Hollandse huiskamers uit dezelfde tijd ingericht. Achter een stukje standbouw stond zo maar mijn ouderlijk nest uitgestald. Slik.
Zware eikenhouten meubelen, rode bekleding, een baan van tapijt door het midden… de aanblik greep me naar de keel, het stond nog te dichtbij.
Huiselijke scenes sprongen uit het geheugen naar voren. Maar tegelijkertijd besefte ik ook voor ’t eerst hoe hard m'n vader zaliger gewerkt moet hebben om met deze – net iets duurdere - meubeltjes z’n kinderen een gevoel van moderniteit te geven in de eenvoudige, overbevolkte arrebeierswoning.
7 B
Ten tijde van de expositie nodigde een verschrompeld besje me haar nieuwbouw appartement binnen, een half uurtje fietsen vanaf Amsterdam-centrum. Vanuit het halletje kon ik de huiskamer inkijken: geheel in Chinese stijl. Van rosewood meubels tot de vierkante houten lampen met papier en kwastjes.
Haar afschermende lichaamstaal maakte meteen duidelijk dat ik met één verkeerde opmerking het doel van m'n bezoek kon vergeten. Dus probeerde ik een vrolijk verrast gezicht op te zetten. Met de woorden Dit vind ìk nou eenmaal mooi! trok ze ferm de deur dicht.
De rest van het uur brachten we door op de plek waar zij zo te zien het meeste vertoefde: een smal
zijkamertje met een grote draaistoel op twee meter afstand van een loei van een beeldbuis, omringd door stapels kinderkleertjes en schalen met knotten wol, opgetast als roomsoesjes wachtend op vloeibare chocola.
7 C
Een nieuwkomer in onze buurt zette al het achtergebleven interieur — los, vast of gecementeerd — van al z'n voorgangers, pardoes op straat. Een zeer huislijke kaalslag was de bedoeling.
‘Als er iemand op bezoek komt, wil ik dat hij denkt: hé, hier woont niemand.’ Na enige conversatie vond ik dat ook wel bij hem passen. Hij was in dienst bij een geëxalteerde schoensalon alwaar één foute veter al een fatale
uitglijder kon zijn. Niet durven kiezen komt dan neer op kiezen voor leegte.
7 D
Bijna twintig jaar geleden stapte ik, ergens in een voorstadje van Amsterdam, het tamelijk lege interieur van een chirurg binnen. Bank, tapijt, gordijnen – alles strak en wit. Elke beweging kon niet anders dan het interieur bevuilen, dus ik bleef staan en vroeg me slechts een ding af: waar eten deze mensen?
Door de grote glazen schuifpui fluisterde de welige tuin naar binnen: ‘Whooooooo’s afraid of red, yellow, blue and greennn..!
De enige kleurbekentenis hing in de hal: een stevig ingelijste verf-explosie van Karel Appel. Het zat in de witte muur als een scherpe uitsnede.
Moderne interieurs doen vaak denken aan wachtkamers van bankgebouwen: strak en leeg.
Peperdure moderne interieurs doen vaak denken aan wachtkamers van vermogens-beheerders: strak en leeg.
Alsof de bewoners hun van smetvrees stralende smaak – en dit
zal dan de keuken zijn..? – doortrekken naar het woongedeelte.
Hun vormgeving gaat niet zozeer over inrichten maar over uitbannen.
Het uitbannen van zand, insecten, bacteriën, modder – kortom alle drek waaruit deze aardbol is opgebouwd en ons leven geeft.
8.
Soms treed je een huiskamer binnen en op slag kantelt het beeld dat je —al lange tijd — van de bewoner hebt; ineens besef je weer ’ns hoe bevooroordeeld je kunt zijn.
Het gebeurt ook dat iemand je binnen nodigt en dat je al kletsend het interieur probeert te bevatten. Of het nou een rommeltje, strak georganiseerd of leeg is, het kost moeite om achter de verzamelde inrichting te kijken.
Een beetje gastheer weet dat gasten rondkijken – zo niet spieden. En omgekeerd weten gasten dat hij z’n ruimte hierop heeft ingericht. Al doende creëert hij zich een beeld waarbinnen en waarnaar hij zich gedraagt. De bezoeker herkent het pingpongspel en reageert met verbale effectballetjes – maar dan zijn we inmiddels op een familiefeestje of een artsy fartsy party beland.
Soms stap je een huiskamer binnen en denkt meteen: ja! Bewoners en interieur zijn een geheel, er gedijt een vanzelf-sprekende sfeer — ongeacht janboel of orde.
De huiskamer getuigt van hun leven, hun geschiedenis. Her en der zie je vergaarde memorabilia die intrigeren door de verhalen die erdoorheen schemeren. Ook wat ze aan kunst
verzamelden, hoe verschillend het er ook bijstaat of hangt, waar het ook vandaan komt, een tentoonstellingscurator zou het wel willen maar niet kunnen benaderen.
Zo keek ik ooit naar een wand die was gedecoreerd met een unieke, antieke sieraden-verzameling en een opblaasbare plastic thermometer met een handgeschreven gedichtje eraan vastgeknoopt.
Dit komt dichtbij de gezochte originaliteit en authenticiteit waarvoor mondiale merken reclamebureaus inhuren. Het meest originele waarmee ze aankomen is meestal hun rekening, want authenticiteit laat zich niet cultiveren.
Je schuift niet elk jaar een nieuw, authentiek interieur je huis binnen om het in de lente weer te vervangen door een andere originele en authentieke uitstalling. Vorige jaar een verzameling oude kistjes, gedroogde takken en oude koffers, dit jaar een verzameling Indiase koperen potten met stenen altaartjes en lage tafeltjes.
9.
Niet elke tekst over verzamelen hoeft per se te refereren aan Les glaneurs et la glaneuse van Agnès Varda, maar waarom proberen het te vermijden. Haar prachtige documentaire over de arenlezer in de oude betekenis van voedsel-verzamelaar is feitelijk zoveel meer.
Ze begint de uur lange documentaire met oude schilderijen op te sporen van de arme mannen and vrouwen die in voorgaande eeuwen achter de oogstende boer aanliepen om de achter-gebleven graankorrels te verzamelen en te behouden.
Ze eindigt met mensen die na afloop van een Parijse markt naar achtergebleven groente en fruit speuren. Ook andere ‘afval’-verzamelaars komen aan de orde. Gaandeweg begrijp je dat zij met et la glaneuse op zichzelf doelt.
Bij het verlaten van de bioscoop wilde ik meteen een sieraad vanaf het ontstaan gaan volgen tot het uiteen zou vallen en weer in de smeltkroes zou verdwijnen.
Prompt kreeg ik een breed liggend boek in handen, waarop je per spread een broche, ring of hanger zag verhuizen van schilderij naar foto, van man naar vrouw en vice versa, van 17de, 18de, 19de naar 20ste eeuw – maar wel steeds binnen de British Royal Family.
Verbluffend om te zien hoe elk sieraad onverminderd bleef schitteren terwijl de blauwbloedige achtergrond volstrekt inwisselbaar was. Het toonde de mens als pakpapier bij voorwerpen – zeer verfrissend. Zoals Oscar Wilde vanaf z’n sterfbed tegen het behang in z’n pensionnetje riep: 'This wallpaper and I are fighting a duel to the death. Either it goes or I do.’
10.
Zelfs al geef je niet meer om de dingen, dan is het toch niet van alle belang ontbloot dat je erom hebt gegeven, want het was altijd om redenen die een ander ontgingen…
Wel! En nu ik een beetje te moe ben om met anderen op te trekken, nu beschouw ik die oude, zo persoonlijke gevoelens van me die ik heb gehad, iets waar alleverzamelaars een handje van hebben, als buitengewoon kostbaar.
Ik ontsluit mijn hart voor mezelf als een soort kabinet, en ik bekijk een voor een al die liefdes die anderen
niet hebben gekend. En van die verzameling waaraan ik nu nog meer gehecht ben dan aan mijn andere verzamelingen, denk ik dan, een beetje zoals Mazarin met zijn boeken, maar overigens zonder enig gevoel van angst, dat het wel erg spijtig is dat alles te moeten verlaten.
Marcel Proust
À la recherche du temps perdu
10 feb. 2015 18:42
All photographs and texts ©Kashba Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty