kashba

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty  

Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00



GESLOTEN / CLOSED

16 okt - 5 nov '25



Contact:


31-20 - 6 23 55 64

06 - 588 41 370


lankreijer@me.com

@kashbaasiatica

Binnen twee maanden lag z’n interieur grotendeels bij een veilinghuis buiten de stad, z’n kinderen hadden er inderdaad niks mee. Veel uit zijn verzameling stond op de site afgebeeld. Vreemd hoe bloedeloos de voorwerpen ineens leken - zielloos.


Het herinnerde me aan een fotoboek over Britse kroonjuwelen dat ik ooit doorbladerde. In tijdsvolgorde toonden schilderijen en foto’s dezelfde kroon, armband of broche door de eeuwen heen. Het sieraad bleef onveranderd, terwijl de dragers ervan werden ingewisseld voor een nazaat – als ware voor een nieuw behangetje.


Een vriend ging naar de veiling’s kijkdag om te zien of het potje erbij stond – maar helaas. Misschien had een van de klein- kinderen toch meer belangstelling dan gedacht of wilde een aandenken aan opa.


Met het overlijden van elk mens sluit een museum, ook al was het soms alleen nog slechts open op woensdagmiddag - na drieën.


Als twaalfjarig kind was hij samen met z’n moeder en iets oudere broertje - deels lopend - Nazi Duitsland ontvlucht. Uitgeput en ontheemd klopten ze in Nederland aan bij hun welgestelde familie, maar door haar huwelijk met een jonge Duitse doctor in de theoretische natuurkunde was het gezinnetje ‘besmet’ geraakt.


- ‘Dat je bij jou geen spoor van Duits accent meer hoort,’ verwonderde ik me eens.

‘Dat is er op het schoolplein uit geramd.’





































Samenloop

In de negentiger jaren kocht ik in Kathmandu een oud potje dat duidelijk ooit in Tibet was gemaakt. Wellicht was het met een handelskaravaan over de Himalaya meegekomen. Mogelijk behoorde het tot het inklapbare altaartje van een nomadengezin dat over de ijzige hoogvlakte zwierf. Misschien kwam het mee met boeddhistische monniken die in de jaren vijftig voor de invasie van de Rode Garde waren gevlucht.

Wat het potje in mijn ogen bijzonder maakte, was dat het een zelfde stijl had als Tibetaanse huizen en kloostertempels.

Vanaf het fundament lopen de muren een beetje taps toe naar boven. Hierdoor staat het bouwwerk stevig aan de weg, terwijl de deur- en raamkozijnen elegant naar elkaar toe lopen.

Wellicht is betere gewichtsverdeling het doel. Misschien is dit bedoeld om een betere gewichtsverdeling te bereiken. Het huis lijkt zich schrap te zetten voor een ijzige storm.

Het potje was uit zilver gedreven en kreeg eenzelfde vorm. Overdwars liepen drie ringen die evenals het topje waren vuurverguld. In alle eenvoud was het kleinood even volkomen als doelmatig.

Geen idee waarvoor het was bedoeld – eenmaal in gebruik vult ieder doosje, kistje of potje zich vanzelf.

We hadden de zending nog niet geheel uitgepakt of een een oudere vriend legde er meteen z’n hand op: ‘Deze is voor mij.’

Ik kende z’n voorliefde voor kleine zilveren objecten, ik was bij hem thuis geweest. Langs de wand had hij er zelfs een vitrine voor laten timmeren. Het paste bij de de fragiele empirestijl meubeltjes, bij de grote tapijten, bij de beelden en beeldjes, kortom bij hem.

Als ze bij hem op bezoek gingen, zeiden de kinderen: ‘Kom, we gaan naar Paleis ‘t Loo.’

Na twee huwelijken besloot hij niet geschikt te zijn voor het huwelijk. Daar kon ik me wel wat bij voorstellen. Als je iets op zijn tafel of schoorsteenmantel verschoof terwijl hij koffie ging maken, dan zette hij het bij terugkomst gedachteloos weer terug - alles had z’n plek en diende die te behouden.

Naarmate z’n ouderdom vorderde, vroeg hij me soms voorwerpen terug te kopen. ‘Zelfs m’n kleinkinderen hebben er niets mee.’


De laatste keer dat hij me opbelde om langs te komen - zelf kwam hij steeds minder het huis uit - verzocht hij me voorwerpen uit zijn woonkamer te selecteren waar ‘jij nog wat mee denkt te kunnen’.


Dat ging me allesbehalve makkelijk af. Met grote tegenzin opende ik de vitrine en zette aarzelend enkele voorwerpen op de salontafel - rond het Tibetaanse potje dat er overigens nog stond. Het voelde alsof ik zijn verkleinde leefomgeving open wrikte en stukjes behang van de muur aftrok.

Even later bleek het potje stilletjes weg genomen. Ik lachte en keek hem scheef aan.

‘Ik mag toch nog wel ìets behouden..’

- ‘Wat je maar wilt, je mag uiteraard àlles behouden,’ probeerde ik de koop af te blazen.

‘Nee, nee. De kinderen hebben er totaal geen belangstelling voor.’ Hij gebaarde de kamer rond, naar de schilderijen, de meubels, de antieke klok, de bevallige beeldjes, het zilverwerk.

- ‘Maar daarom hoef je nog niet op sinaasappelkistjes te gaan leven,’ chargeerde ik. ‘Hier staat een pracht van een verzameling. Je zou er als erfgenaam maar mee worden gestraft.’

Hij stak een zoveelste sigaret op. ‘Ik heb er geen zin meer in. Het hoeft voor mij allemaal niet meer.’ Ongedurig ging de de hand met brandende sigaret de lucht in. Zo kende ik hem niet. Nerveus dribbelend en steeds verzittend - maar nerveus om wat?


Zijn rusteloosheid sloeg over, het liefst wilde ik weggaan. Of was er een lichte paniek bij mij, slecht als ik ben in troosten. Een arm om hem heen slaan, paste beslist niet bij ons, hij zou terstond wegkrimpen. Maar een 88- jarige moed inspreken om z’n dagen van eenzaamheid te verdragen en uit te zitten - daar had ik geen woorden voor paraat.


‘Op zulke momenten hòef je ook niets te zeggen,’ reageerde een bevriende psychologe later, ‘je hoeft alleen maar te luisteren.’

Het was sowieso beter om m’n mond te houden. Als het leven ondraagbaar zou worden, zou ik zelf voor het pilletje van Drion willen gaan - als ik er tenminste kan aankomen.


‘In het AMC zeggen ze dat ik beginnende Alzheimer heb.’ Hij keek me strak aan. Duidelijk verwachtte hij een reactie. Beter gezegd: een duidelijke reactie.

- ‘Heb je dat idee zelf ook?’ Mijn stem klonk even onbeholpen als het cliché zelve.

‘Zij zèggen het, de heren geneesheer zèggen het!’

Z’n nadrukkelijke klemtoon verwarde me. Moest het daarom zo zijn of hadden ze het hem nooit mogen vertellen?

- ‘Ik merk er anders niks van,’ jokte ik.

De diagnose zou niettemin juist kunnen zijn.

Evenals in voorgaande jaren liet hij de terugverkoop geheel aan mij over. Iedere keer bracht ik alleen de btw in mindering - die ik immers al aan belastingen had afgedragen. Het bleef telkens een vriendendienst.

Tot mijn verbazing bereikten we dit keer geen overeenstemming meer. ‘Onacceptabel!!’ appte hij appte hij als reactie op mijn calculatie. ‘Dan doe ik liever niets. Breng alles maar terug.’

Zijn raming bleek maar liefst driedubbel zo hoog te liggen dan een verkoopsprijs ooit zou kunnen behalen.

Op mijn laatste nieuwjaarswens reageerde hij met een appje: ‘Was van plan alle wensen persoonlijk te komen brengen, maar dit oude lijf denkt daar anders over !!! Nog even geduld svp…….’


Een maand later kwam er per post een rouwkaart.

Voorop stond een foto die ik zelf ooit ergens op de opening van een tentoostelling van hem had gemaakt.

Een week daarna komt Pemba weer op de thee - warm water voor hem - en brengt het potje mee.

Ongevraagd legt hij uit dat de monniken in het onderste gedeelte rijstkorrels doen en in het bovenste gerst. Met duim en wijvinger nemen ze er tijdens rituelen wat van en - hij maakt het bijbehorende gebaar en geluid - strooien het al prevelend rond. Misschien heeft hij het er met medebroeders over gehad, zich afvragend waarom ik zo geïnteresseerd ben.


Nog eens twee maanden later loopt Pemba weer eens binnen.


Hij is een voormalige monnik die in de zeventiger jaren uit Tibet vluchtte.

Zes jaar werkte hij als afwasser in de keuken van een Chinees restaurant.

Totdat hij een verblijfsvergunning kreeg en zich vrijlijk durfde te verplaatsen.

Hij vraagt me of ik een zilvertest voor hem wil uitvoeren.

- Natuurlijk, maar ik zal het je leren en de test voor je bestellen. Waar is het?

Uit z’n tas haalt hij een pakje en ontvouwt het rijstpapier.

Een korte kreet van verbazing ontsnapt me. Ais kijkt op en reageert idem dito. Pemba schrikt, deed hij iets verkeerd?

- ‘Kijk nou, het Tibetaanse potje! O, ik kan je meteen vertellen dat het van goed zilver is. Maar hoe kom je er aan?

‘Gekocht bij Kringloop.’

- ‘Huh? reageren wij in ongeloof.

' In Bussum.’

- ‘Pardon?’

Ik weet dat hij regelmatig Zeeuwse en Noord- Hollandse dorpen afstruint op zoek naar oud bloedkoraal, maar waarom zou hij hiervoor in..   Bussum belanden?

Hij lacht en haalt z’n schouders op: ‘Waarom niet?’


Het Hilversumse veilinghuis heeft het Tibetaanse potje kennelijk niet op waarde weten te schatten. Afgeleid door de vergulde ringen bemerkten ze misschien niet dat het van zilver was.

Meteen na afwijzing op de dag van inbreng zijn de familieleden doorgereden naar de Bussumse kringloopwinkel, veronderstel ik maar.


Met enige trots steekt Pemba drie vingers op:

‘Drie euro!’

Ach, jammer, denk ik meteen, nu is het voor hem moeilijk om het nog aan mij verkopen.

‘Ik geef je een tientje,’ roept een aanwezige al meteen - precies, ik bedoel maar.

Pemba kijkt wat hem wat schuchter aan, de patstelling dringt nu ook tot hem door.

- ‘Ik ben blij dat het bij hm terecht is gekomen,’ overstem ik de brutale bieder. ’Nu staat het tenminste niet als peper- en zoutvaatje in een een of andere Bussumse keuken. Maar Pemba, jij verkopen, zeg me je prijs, alsjeblieft.’

Hij knikt, maar ik zie hem denken: tegen welke prijs dan? Ineens weet hij er een gracieuze draai aan te geven:

‘Misschien ruilen?’

- ‘Prima! Goed idee.’

Een paar weken later komt Pemba weer binnenlopen.

Andere voormalige vluchtelingen hebben hem gestuurd, vermoed ik, om te informeren naar de prijs van een set Tibetaanse theekopjes.

In de negentiger jaren kocht ik ze in Nepal. Zodra we dit soort voorwerpen de winkel verlaten, schijnen ze op de drempel antiek te worden.

De anderen in Pemba’s kring gaan er vanuit dat hij - sympathiek als hij van nature is - een betere prijs weet te bedingen

- ‘Die theekoppen zijn goed zilver. Net als jouw potje,’ voeg ik er terloops aan toe.

‘Jij potje?’ veert hij op.

- Ruilen waarvoor?’

‘Tibet kralen, oud, turkoois. Jij heb?’

Ah, daar heb je goed over nagedacht, lach ik van binnen. Zo laat je mij zelf de prijs bepalen - tot op de gram.

- ‘Oké.’

Je vraag je af hoe de gladde banden tussen de vergulde ringen er verschoond van bleven. Misschien was het toch ook voor de monniken een soort peper- en zoutvaatje - zij het niet voor in de keuken maar op het altaar.


Nu staat het thuis - tot de dag dat het behang erachter verandert.

Ik kan hem niet uitleggen waar het potje mij aan doet denken, waar het bij mij symbool voor staat. Ik ken geen reli-cultuur waarin monniken tijdens de vele lege uurtjes zo inventief waren in het verzinnen van rituele ditjes en datjes. Hun fantasierijke geloofs- gereedschap is steevast gelardeerd met symbolen die de spirituele functie ervan benadrukken.

24 sept 2025

Ook thangka-schilderingen hebben een dergelijke vorm.