Home
KASHBA Asiatica
Ais Loupatty
Ton Lankreijer
Staalstraat 6
1011 JL Amsterdam
Open 12:00 – 17:00
Zondag / Sunday 14:00 - 17:00
Contact:
31-20 - 6 23 55 64
06 - 588 41 370
Mogelijk was het boeddhisme de eerste filosofie ter wereld die vergankelijkheid benoemde en er diep over nadacht.
Impermanence (Pli: अनिच्चा anicca; Sanskrit: अनित्य anitya; Tibetan: མི་རྟག་པ་ mi rtag pa; Chinese: wúcháng; Japanese: 無常 mujō; Korean: 무상 musang; Thai: อนิจจัง anitchang, from Pali "aniccaŋ") is one of the essential doctrines or three marks of existence in Buddhism.
The term expresses the Buddhist notion that all of conditioned existence, without exception, is in a constant state of flux. (Wikipedia).
Twee millennia later is het moeilijk door Burma te reizen en er niet zelf elke dag over na te denken. Vele van de boeddhistische tempels en pagodes zijn vervallen.
Verval en restauratie lijken elkaar op te volgen in een eeuwen durend ritme - waarbij weinig eeuwigs overblijft.
Om te zorgen dat cultureel erfgoed blijft voortbestaan, dient er voortdurend van alles aan te worden gestut, herbouwd en veranderd.
Daarbij zijn de financiële middelen en de ideeën omtrent restaurerenn – tegen de elementen in – nimmer consistent. En van vele factoren afhankelijk: een islamitische veroveraar ziet bijvoorbeeld weinig heil in het restaureren van een hindoe tempel.
Zodra restauratie duurder is dan nieuwbouw, kiest men al gauw voor het laatste, al dan niet schouderophalend: 'Niets is eeuwig.'
De wereldberoemde Amsterdamse grachtengordel overleefde niet zozeer door de wens tot behoud als wel dankzij eeuwen van armoe en gierigheid.
Bagan, een zandvlakte in het midden van Burma, herbergt stellig het zoveelste ‘achtste wereldwonder’.
De Bagan vlakte ligt in een droog, onvruchtbaar landschap. Ergens in de middeleeuwen raakte het uit de gratie en in vergetelheid. Haar voortbestaan heeft het niet zozeer te danken aan restauratie als wel aan armoe en desinteresse van de bewoners.
Doordat in vorige eeuwen de tussenliggende huizen uit teakhout werden opgetrokken, zijn ze verdwenen.
De straten-van-toen vormden het verband tussen de honderden stenen tempels en pagodes die nu kriskras en onsamenhangend in de stoffige, rode zandvlakte verspreid liggen.
Een van de beste conserverings-voorwaarden is droogte. Liefst met wat wind erbij, mocht er in donkere hoeken en gewelven toch wat vocht ontstaan.
De laatste dorpen op de Bagan vlakte - ten onrechte vaak een vallei genoemd - werden eind tachtiger jaren door de militaire junta verwijderd; ze pasten niet in hun plannen voor kapitaal-krachtig toerisme.
Terwijl straatarme Birmanen in de nacht tempels leeg stalen - om aan de grens met Thailand te verkopen aan de westerse wereld - begon de junta met de restauratie ervan. Om toerisme binnen te halen. Beperkt en aan de leiband (2013).
Het resultaat is af en toe schrikken: in vervallen muren werden nieuwe, hardgebakken, gladglimmende stenen geplaatst. Als hagelwitte kronen in een oud gebit. Opmerkelijk, want rondom in het landschap lagen oorpronkelijke bakstenen voor het oprapen.
De reparaties waren ongetwijfeld kwalitatief beter en duurzamer, – want industrieel gebakken – maar vloekten als betonnen nieuwbouw in een oude woonwijk.
Later las ik dat het grootste deel van Bagan in de elfde eeuw werd gebouwd, dat er in de twaalfde eeuw een desastreuze oorlog was en dat er in de dertiende eeuw weer voldoende inkomsten waren om volop te restaureren.
Een doordewolgeverfde, Amsterdamse architect vatte later mijn ontgoocheling in één nuchter zinnetje samen:
‘Je kijkt altijd tegen de laatste restauratie aan.’
Bij zaken die voor de mens van belang of dierbaar zijn, probeert hij de invloed van de elementen tegen te gaan. Hij spreekt van ‘verval’ maar in feite is het de stampij van een eigenwijs kind tegen Moeder Natuur.
Het woord restauratie stamt uit de architectuur en is de juiste omschrijving in dit verband, maar in Burma kun je wellicht beter van reparatie spreken. Bij restauratie denk je al gauw aan ‘herstellen in de oorspronkelijke vorm’.
De oorspronkelijke vorm is bij gebrek aan bouwtekeningen of
andere documentatie meestal weinig meer dan een aanname. Sommige restauratoren spreken liever van een ‘vooraf gemaakte afspraak’.
Een monument terugbrengen in de oorspronkelijke staat houdt veelal in dat je de tussenliggende evolutie ervan als ongewenst beschouwt.
Daarmee is ook de visie van de schepper ervan heilig verklaard.
Een voorbeeld van hoe ver men dit soms doortrekt: in Het Stedelijk Museum is tijdens de renovatie van het oude gebouw, het prachtige doch 'krakende’ parket vervangen door een partij eindeloos lange latten.
Behalve in het Appel-barretje.
‘Hier moesten we het oude parket laten liggen,' repte de rondleidster van het Stedelijk als vanzelfsprekend, 'want dit lag er immers toen Karel Appel zijn kunstwerk in deze muur boven de bar maakte,’
Ook secundaire details luisteren kennelijk nauw bij het subtiele werk van Karel Appel.
Birmese restauratoren gaan - zodra er geld is - aan de slag met wat voor handen is; met wat er over is van de beelden, pagodes of tempels, met wat gered dient te worden van de ondergang.
Ze houden hierbij eerder de boeddhistische leer voor ogen dan de mogelijke opvattingen van de - reeds lang overleden - makers ervan.
Na eeuwen van verwaarlozing kun je soms beter spreken van herbouw. Een dergelijk projekt heeft niet zozeer het verleden in gedachten als wel de toekomst: de bakstenen bouwsels krijgen een stevige, cementen deklaag mee.
In enkele grote tempels peuteren groepjes jongens weliswaar heel voorzichtig de vele lagen witkalk weg, maar dat valt meer onder het kopje ontwikkelings-hulp uit buurland India dan onder een door-dacht restauratiebeleid.
Een afgeronde restauratie geeft men het liefst een frisse, gele of gouden lik verf mee.
Dit is afhankelijk van het budget. En het budget is meestal afhankelijk van een gift.
Niet zelden afkomstig van geëmigreerde Birmanen, Amerikanen of Duitsers (af te lezen op geïnstalleerde, marmeren plaatjes), - al dan niet om eigen karma een beetje op te vijzelen.
Waarom lijken sommige boeddhistische stromingen toch zo verslaafd aan goud?
Tegenwoordig beziet de wereld goud voornamelijk als geld en
investering. Maar dit edelmetaal was van oudsher zo gewild omdat het als enige substantie ter wereld verweert noch oxideert.
Eeuwenlang probeerden alchemisten ‘de koning der metalen’ te doorgronden en na te maken. Het roestvrije goud werd wereldwijd bezien als symbool van zuiverheid.
Overigens meldt Wikipedia dat goud niet op aarde ontstaan kàn zijn en afkomstig moet zijn van geïmplodeerde sterren.
Soms lijkt het alsof het boeddhisme het liefst alles met een dikke laag goud opvrolijkt. Restauratie voltooid!
Er zijn andere redenen te bedenken: een vuurverguld beeld slaat niet verhult reparaties in het gietsel, slaat niet groen uit in een donkere, vochtige, Tibetaanse tempel en licht beter op bij het schamele licht van boterlampen.
Het aanbrengen van het vele goud heeft nog een andere, achterliggende gedachte: in goud komen alle kleuren te samen.
Verlichting is alleen mogelijk als alle tegenstellingen versmelten.
Goud staat dan voor waarheid, Verlichting.
Het aanbrengen van het vele goud heeft nog een andere, achterliggende gedachte: in goud komen alle kleuren te samen.
Verlichting is alleen mogelijk als alle tegenstellingen versmelten.
Goud staat dan voor waarheid, Verlichting.
Tibetaanse novicen leren onder andere met elkaar te discussiëren. Meestal buiten de tempel, in een mager bergzonnetje.
De jongelingen reciteren hierbij soms een oude tekst die begint met vragen als: ‘Wat is de essentie van de kleur rood?’
Vervolgens klappen ze in hun handen - ha!. Het antwoord luidt:
‘De essentie van de kleur rood is dat het geen goud is!’
Met andere woorden: elke kleur is slechts een onderdeel, een bouwsteen, om tot het Gouden Licht te komen.
Niets is eeuwig, niets is ooit af.
Of zoals Paul Valéry het verwoordde:
Un poème n'est jamais fini, seulement abandonné.
All photographs and texts ©Kashba Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty