kashba

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty  

Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20 - 6 23 55 64

06 - 588 41 370


lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


In 1860 bepaalde Pitt Rivers, de oprichter met een vette erfenis van een verre oom, dat in zijn museum de voorwerpen niet naar herkomst getoond zouden worden maar naar gebruik.  



‘Het is immers de geest achter al deze uiterlijke symbolen en artefacten die we bestuderen.’



Het was de tijd dat vele welgestelde heren uit de Europese elite op zoek waren naar een bezigheid die hun een aanzien zou verschaffen als bijvoorbeeld Charles Darwin met de lancering van zijn evolutie-theorie in 1856.


Bij gevolg hangt in het museum anderhalve eeuw later alles op soort, ongeacht de herkomst. Chinese neksteunen naast Afrikaanse. Balinese maskers naast Tibetaanse. Boeddha’s naast voorouderbeelden. Ierse spelletjes naast Perzische. 


Het maakt niet uit of de voorwerpen uit Azië, Afrika of Amerika stammen. Als de intentie erachter hetzelfde is, liggen ze bij elkaar in dezelfde vitrine.


- Dat maakt PRM tot een zeer ongewoon museum. 

Overal ter wereld selecteren curatoren wat er uit de collectie wordt getoond. Je kunt van nog zo ver komen, je bent afhankelijk van hun keuze uit het depot.


Ooit vloog ik naar Japan, treinde naar Kyoto, busde naar een groot, beroemd museum in de bergen met louter topstukken om er te ontdekken dat de curatoren bedacht hadden slechts een miniem aantal kunstvoorwerpen te exposeren. Slechts een of twee voorwerpen per vitrine.

In het Pitt Rivers Museum ligt alles tezamen en tegelijk ten toon. Geen expositieruimte ter wereld is mettertijd zo tot het laatste hoekje uitgemeten. Voormalig directeur Penniman noteerde in z’n jaarverslag van 1942 dat na de binnenkomst van Orokolo maskers uit Nieuw Guinea en oorlogstooien met de adelaarsveren uit Noord-Amerika men in het museum een tijdje zijwaarts diende te lopen. 

‘De curator wordt soms bekritiseerd door mensen met "moderne" ideeën over museale inrichting omdat hij zoveel materiaal tegelijk in beeld brengt,’ noteert hij later in 1950. ‘Dit is met opzet. De student moet zoveel mogelijk materiaal zien, wil hij niet binnen enkele minuten weggaan met het gevoel dat hij het onderwerp beheerst en nooit meer hoeft te kijken. En de geleerde heeft veel materiaal nodig om zich een juist oordeel te vormen.’ 

Ook z’n verre voorganger Henry Balfour


 – de eerste directeur naar wie het museum wellicht beter vernoemd had kunnen worden gezien zijn inzet


achtte de voorwerpen veiliger als ze in zicht bleven dan wanneer ze ongezien in depot lagen weg te kwijnen. 


Gezien de lekkages en de soms brandende zon onder het deels glazen dak in die tijd, was dat een zinnige aanpak.


Bovendien werd de collectie herhaaldelijk geplaagd door ratten, motten en ander vraatzuchtig gespuis.

Ook het gebouw zelf moest herhaaldelijk worden verdedigd. 


In de eerste wereldoorlog wilde de Royal Flying Corps het annexeren. 


Tijdens de tweede wereldoorlog hield directeur Penniman een ontruiming officieel tegen ‘om schade aan de collectie te voorkomen’, maar officieus toch vooral omdat ‘andere verzamelingen onze lege ruimte wel eens te verleidelijk zouden kunnen vinden’.


- De ontstaansgeschiedenis maakt het museum zelf tot museum.

In de vitrines zie je het gepuzzel van generaties antropologen, archeologen en etnologen – waaronder opmerkelijke vrouwen (*zie onderaan) – die met minuscuul handschrift het label zo klein mogelijk dienden te houden. 


Hoe vaak moest het opnieuw want korter en kleiner?


Het ging de vorsers en verzamelaars zo te zien zelden om de kwaliteit van het voorwerp, maar veeleer om de praktische toepassing ervan.

 


Als kunstobject is de waarde over het algemeen matig .De artefacten zijn soms zelfs een beetje truttig (voorbeelden van brei-steekjes o.a.) – al zijn ze dat natuurlijk absoluut niet voor wie daar juist naar op zoek is.

Met de 500.000 voorwerpen werd gebeden, gedanst, gekookt, getatoeëerd, gespeeld. En net als bij foto’s – waar het museum een grote collectie van heeft, handig als gebruiksaanwijzing – wordt uiteindelijk alles bijzonder zo niet uniek met het verstrijken van de tijd. 

- Je zou zeggen: het is een heel aandoenlijk museum.

Zou je bijna zeggen, ja.

‘Pitt-Rivers meende dat materiële beschaving, ontwerpen en technologieën zich geleidelijk in de loop van de tijd evolueerden. Net als bij diersoorten. Dit wilde hij aantonen door voorwerpen van hetzelfde type – zij het uit verschillende culturen – met elkaar te vergelijken en te zoeken naar geleidelijke verschuivingen.’

‘Deze sociale evolutietheorie werd zelfs in zijn tijd door velen met scepsis bekeken. Niettemin vinden we in het museum nog steeds de erfenis ervan terug, naast de koloniale perspectieven uit die tijd.’

‘Zo staat op vele etiketten denigrerende en racistische taal. Het feit dat het om historische voorwerpen gaat,

gaat over de verwoestende gevolgen van het imperium voor de volkeren die erdoor werden getroffen.’ - Vrij vertaald uit ‘A short guide', PRM, mei 2019.


Onbenoemd blijft in hoe verre de - op zichzelf museale - etiketten mettertijd werden gekuist  – want 'stigmatiserend’. In hoe verre ging het daarbij om het opschonen van het eigen geweten? Of is het juist schofferende betutteling van de ander?


Buiten voor de deur valt immers met een oogopslag af te lezen wat er dankzij de koloniale (èn huidige kapitalistische) roofhandel allemaal is en wordt opgebouwd aan infrastructuur, architectuur, kunst en wat al niet meer.

 

Londen telt wel honderd grote, bronzen J.P. Coen-achtige beelden in afwachting van een bijl of spuitbus. Staande in het zeer multi-culti straatbeeld is het hoopgevend dat dit tot nog toe niet of nauwelijks gebeurt.

Toch is het opvallend dat de recente aanklacht ‘The Brutish Museums’ (2020) over koloniale kunstroof uitgerekend komt van een curator van het PRM.


In zijn gedetailleerde boek schrapt prof. Dan Hicks graag en met verve alle ‘excuses’ die in het verleden werden aangewend om het bezit van etnografische kunstverzamelingen te rechtvaardigen.




Betere bestudering, beter begrip, beter onderhoud, hij scheert het allemaal over één kam. (Hoe de wereld scheert: zie gang 4, linksonder. Kammen liggen erboven. )  


De vitrines met eenvoudige muziek-instrumenten, met voorouderbeeldjes, kleurstoffen, en huwelijkskleding zijn zeurende littekens uit het koloniale verleden…? 


Is bepalen wat een ander volk aan geschiedenis begrijpt en ‘aankan’ niet net zo zeer een vorm van betutteling? 


De laatste jaren vraagt het RPM de betreffende stammen naar hun mening. Dat kan soms onvoorzien uitpakken.




Net zoals Indonesië een aantal jaren terug maar matig in de Nusan Tara collectie was geïnteresseerd, zullen er weinig of geen landen bij Pitt Rivers op de stoep staan ophet materiaal terug te eisen. 


Uitleg via QR bij diverse vitrines.


Eerder nog om vergeten gewoonten of gebruiken uit de eigen cultuur nader te onderzoeken. 






Inmiddels zijn er recentelijk wel 97 van de geplunderde Benin kunstvoorwerpen – van de ruim duizend in Europese musea – door het PRM aan Nigeria teruggegeven.


Wat me opviel was dat Dan Hicks’ boek ’The Brutish Museums’ niet te koop lag de museumwinkel van zijn werkgever, het RPM. 


Terecht.




Evenmin stond het op de plank in musea als in The British Museum en Victor & Albert. 


Ten onrechte.


Maar dat is een ander verhaal – voor later.



PS: Grenzend aan PRM ligt het Natural History museum. Niet ver verwijderd ligt tevens het Ashmolean museum. 

Oxford telt nog vele andere musea. Ze worden omringd door eeuwenoude universiteiten, kerken, internaten. 


Met daar tussendoor talloze heen en weer rennende studenten. 


Deze ‘Harry Potter Town’ is eenvoudig te bereiken per trein, maar leuker wellicht met de directe dubbeldekker bus: de Oxford Tube.






*  Enkele van de vooraanstaande antropologen, archeologen en etnologen die bij RPM door de tijd heen betrokken waren:


All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty



Andermans erfgoed

Om de ontwikkeling van ‘de geest’ ofwel het menselijk brein achter het maken van vuur, spelletjes of wapens te kunnen bestuderen.


maakt het niet minder schokkend of beledigend. Ook de interpretatie in de vitrines is soms overdreven eufemistisch wanneer het


De voorwerpen zijn onlosmakelijk verbonden met het imperialisme. Hun voortdurende aanwezigheid in musea in Groot-Brittannië is een voortzetting van dat geweld.'


Een groep bezoekende Masai (Tanzania) bleken zeer ‘geërgerd’ dat hun cultuur überhaupt in een museum lag: 


‘Wij zijn niet dood!’