kashba

4 Waarom toen die ene foto daar ...  in Cambodja

Home


KASHBA Asiatica


Ais Loupatty  

Ton Lankreijer


Staalstraat 6

1011 JL Amsterdam



Open 12:00 – 17:00

Zondag / Sunday 14:00 - 17:00




Contact:


31-20 - 6 23 55 64

06 - 588 41 370


lankreijer@me.com

kashba@planet.nl


Officieel is Cambodja boeddhistisch, maar de cultuur is nog doordrenkt van het vroegere hindoeïsme en van nog eerdere ‘apotropaeïsche overtuigingen als het bezweren van het boze oog’ – volgens een tamelijk europaeïsche omschrijving op wikipedia. 


Shiva heet zowel schepper als vernietiger te zijn. De term schepper klinkt enigzins katholisch en creatief. Zodra er iets nieuws komt, moet iets bestaands wijken – zo simpel ligt het.


Geen daad zonder gevolg, de kern van karma. 


Veel dadendrang gaat echter gepaard met brute kracht. Enerzijds terug te vinden in de beeltenis van Shiva als Bhairawa (passie, energie), Mahakala (de dood). Anderzijds in een monsterlijk dier of in oude vertellingen.


Om de ‘honger' van brute kracht te stillen, breken hindoeïstische deelnemers aan het betreffende jaarlijkse festival een eitje over een brommer, slachten een kip op een motorkap of offeren een groter dier aan een van genoemde afbeeldingen. (Onderstaande meisjes zijn kennelijk met het dier eerst even langs de slager gegaan.)


Opdat er het komende jaar geen slachtoffers vallen of bijvoorbeeld zieke familieleden zullen worden opgeëist.


Je kunt een dergelijk ritueel natuurlijk ook laten verrichten door meneer pastoor met wat wierook en wijwater – dit is wat plastischer en minder saai.


Wat 'n evenzo passend openingsbeeld voor deze serie over voormalig Kampuchea had kunnen zijn, is het gedoe met vogeltjes.


Hoe grotere zondaar de een, des te heiliger de ander. De ene mens vangt de beestjes (slecht karma) opdat een ander ze weer vrij kan laten (goed karma). 


De laatste vergoedt –  letterlijk en figuurlijk – de daad van de eerste en houdt deze daarmee in stand (geen daad zonder gevolg).


Overigens even dubbelzinnig als duiven opsluiten om ze vervolgens los te laten voor De Vrede. 




Toch, als arme mensen vogeltjes vangen om vervolgens rijkere tempelgangers over het lot ervan te laten beschikken, gaat het dan over vrijkopen of afkopen?


Het duurt een dikke week eer ik begin te vermoeden dat het al die millennia niet anders is geweest. 


Ook hier niet, nee.


Cambodja, januari 2014. Je kunt niet alles binnen één leven bekijken, maar Angkor Wat stond aldoor hoog op het lijstje. Het kwam er echter nooit van: de weerstand was minstens zo groot als de nieuwsgierigheid.


Het blijft lastig zo niet onmogelijk om de overweldigende pracht van 'onze wereldwonderen’ te scheiden van het intrinsieke leed. 



Muur tableaux in Angkor Wat geven onomwonden aan hoe de bouwwerken tot stand kwamen.


Zonder onderdrukking en dwangarbeid waren de ‘wonderen' nooit tot stand gekomen. Of het nu een Egyptische pyramide betreft of het Jachthuis Sint-Hubertus van het Kröller-Müller echtpaar. 



‘Maar... als al die potentaten d'r niet waren geweest…’


- Ja.. ten koste van wàt?!


‘…had de mensheid nu niet al die culturele rijkdom en schoonheid gehad.’


Angkor Wat


De mensheid. Tegenwoordig klauteren er jaarlijks twee miljoen toeristen  door, over en rond het tempelcomplex genaamd Angkor Wat.


Dankzij de vondst van olie voor de kust, zitten de toenmalige Khmer-militairen en hun clans steviger in het zadel dan ooit. 


Joel Brinkley noemde z’n boek over The Modern History of a Troubled Land dan ook naar de olievondst: Cambodia’s curse.


‘Het land heeft millennia aan geschiedenis,’ zegt een vriendin bemoedigend voor vertrek, ‘waarom zou je je blind staren op die ene laatste eeuw...?’


Binnen twee dagen na aankomst voelt Phnom Penh aan als een huis waarin gisterenavond een gruwelijke moord werd gepleegd. De sfeer, de gebouwen, de lucht – alles lijkt een wrang, bitter aura te hebben.

Zelfsuggestie? Vast.


Maar je wéét nou eenmaal dat ’n paar kilometer verderop Die School er nog precies zo bij staat. En dat nog verderop de zogenoemde Killing Fields liggen. En dat de laatste bloedbaden nog geen tien jaar geleden plaatsvonden. En dat de onderdrukking feitelijk onverminderd voortduurt...


Terwijl we – dankzij frans-koloniale nalatenschap – in een bakkerij van een voortreffelijke croissant genieten, kijken we uit op een groepje wachtende tuktuk-rijders. Hun voertuigen zien er vaak uit alsof het koetspaard op een dag plotseling werd vervangen door een brommer (zoals hierobven).


Al wachtende grappen de rijders onderling maar zelden voluit. Er blijft aldoor iets schichtigs in hun lichaamstaal, hun oogopslag. 


Elk van hen kijkt geregeld om zich heen. Niet dat ze iets illegaals doen. Het probleem is: aan toeristen valt goed te verdienen maar - ook al hangen er nergens nog camera’s – je kan zo maar  in beeld bij de miliaire politie komen.


Dankzij de financiële belangen die de machthebbers in de toeristen-industrie hebben, zijn buitenlanders veel beter beschermd dan de plaatselijke bevolking. 


Misschien beter: dankzij financiële belangen zijn buitenlanders wèl beschermd.


Uit het staatsblad begrijp ik dat er recent akties voor betere lonen waren. Om van acht dollar tot tien dollar per week te komen, als ik me goed herinner.


De krant meldt dat het internationale concerns nu is toegestaan om hun ingevoerde grondstoffen en basismaterialen weer uit te voeren. 'Naar Indonesië waar de lonen lager liggen.'



Of ze nu voor of achter de komma staan, hoe meer cijfers, des te betrouwbaarder kennelijk.


In dezelfde staatskrant lees ik later dat een expat-vrouw door een fietsendief werd vermoord toen ze hem op heterdaad betrapte. Tussen de regels door begrijp ik dat hij de fiets wel wilde loslaten maar dat de vrouw luidkeels om poltitie begon te roepen.


Verdere uitleg gaf de krant niet maar lijkt me inderdaad overbodig. Over het algemeen is het in de dorpen en stadjes nogal stil op straat. Met reden wellicht.


Ik weet dat de stedelingen op een ochtend in april ’75 bevrijders meenden binnen te halen en dat ze, eer de avond, viel hun huis uit werden geslagen en vervolgens de stad uit werden gedreven. Om te werken op het platteland.


Het platteland van Cambodja is nog hetzelfde als ten tijde van Kampuchea.

Hoe nader tot de voormalige school, Tuol Sleng S21, het relikwie des onheils, hoe stiller we worden. Het is alsof de velden langs de weg verschralen en de bomen staan te verdorren. Zelfsuggestie? Vast.


Sinds Armando een zijner kunstwerken de frase meegaf, spreekt men soms van ‘een schuldig landschap’. Het moet een diepzinnig, melancholiek beeld oproepen, maar ik hoor weinig meer dan een tamelijk treurige projectie.


Pas als we in de ochtendstilte aankomen bij een groep vervallen gebouwtjes op een kaal terrein achter vervallen muren begrijp ik dat men wellicht de menselijke sporen in het landschap bedoelt die naar schuld verwijzen. 


Zodra je echter de nalatenschap binnenstapt, is al het bovenstaande weinig meer dan pathetisch gezever.


(Hoe gewelddadig de afgelopen eeuwen in Kampuchea ook waren, het tropische landschap zelf is slechts weldadig: indrukwekkend, groots, imponerend, machtig, majestueus, monumentaal, ontroerend – kortom onbeschrijfelijk. M'n foto’s aan het eind doen een poging het te tonen.)


De vloertegels zijn nog zwart van ingetrokken bloed en lichaamsvocht. De muren zitten vol wanhoopskrassen van mensen die veelal niet konden schrijven. Dit bed was ongetwijfeld voor een ooit-vooraanstaande gevangene.


De verbijsterende, perverse geschiedenis van dit Troubled Land is niet in een paar regels samen te vatten. Internet biedt volop informatie en er zijn vele goede boeken over geschreven. 


Niet dat ooit te begrijpen valt waarom de ene mens dit de andere mens aandoet.



Omdat ze de vrouw van was. 


En moeder.

Aangezien men binnen aan de muur zat vastgekend, konden de deuren van hout zijn.


Slechts één van de vele borden met foto’s uit het gründlich bijgehouden archief.


Het joch was stellig geen 24. Loog hij over z’n  leeftijd om er bij te horen? Of werd het verhoogd omdat hij anders niet in het administratieve systeem van de Khmer rouge paste?



Onder de weinige bezoekers van Tuol Sleng bevinden zich meer Cambodjanen dan buitenlanders. Met de summiere geschiedschrijving op de borden zijn ze het vaak oneens. 


Demonstratief is hun haat jegens betrokkenen die aan de macht waren en bleven, terwijl ze hier als vrijheidsstrijders staan geafficheerd. 


De krassen zijn niet van gisteren. Hoe groot moet de arrogantie van de huidige machthebbers zijn dat hun dit niets kan schelen.


Eén zo’n ferme haal door een gezicht lijkt boekdelen te spreken over hoe en waarom hij wèl overleefde. Al lijken de twee links ook niet helemaal vrij uit te gaan. 


(Natuurlijk kan het ook het toedoen van een verveeld kind zijn.)


Boven de lijnen onderaan de muur staan de nummersvan de ligplaatsen. Ze zaten vast aan lange ijzeren rekken met handboeien zoals hieronder.

In de hoek staan beschadigde bustes van Saloth Sar, alias Pol Pot. Hij was in 1963 de voornaamste aanstichter tot een maoïstische revolutie. 


In 1998, na ongeveer twee miljoen doden (een vijfde van de bevolking van Kampuchea), stierf hij na een lang en redelijk gerieflijk leven nabij de Thaise grens. 


Hoe hij aan zijn einde kwam is onbekend. Zijn lichaam werd uiteindelijk op een vuilnisbelt teruggevonden.


De niemand bekende maar uitgesproken zonnige politici van 'de oppositie’.


Een eeuwenoude, beproefde methode om geweld en onderling wantrouwen te ontlopen is monnik te worden. 


Voor de gemiddelde Kampucheaan kon het bestaan niet anders dan neerkomen op: if you’re going through hell, keep going.

Life goes on.

Gezien de drie man security dienen de bezoekers ruimhartig te zijn. Aan de achterkant van de donatiedoos lijkt een nieuwe hartklep ingenaaid.


Even opmerkelijk zijn hun zetels: aan de voorkant van goud en van achteren… ach, binnen is binnen. 

Muziek!


Misschien kwamen enkele van hun lichamen terecht in deze urnenkast achterin een buurttempel.

Urnen.


Een legertje boeddhabeelden schermt de urnenkast van het zicht af.


Nieuwe tijden, nieuwe bouwmaterialen. Hieronder geen garage maar een moderne tempel. En ook niet in aanbouw, anders waren de beelden nog niet geplaatst. 


Kennelijk wilde elke donateur liever een eigen beeld installeren dan bijdragen aan algemene decoratie of zelfs maar een likje verf.


Ook bij restauratie is sprake van geen vernieuwing zonder vernietiging van het oude. 


Waar ooit in steen werd uitgehakt, volstaat nu een afgietsel. 


Een soort Ikea voor tempels.


Evenals in buurland Myanmar worden tempeltjes soms van verval gered dankzij donaties van geëmigreerde geloofsgenoten. Het gaat dan niet om restauratie maar ronduit om renovatie, al is herbouw vaak een juistere omschrijving.


Een oude pagoda krijgt bijvoorbeeld een nieuwe jas van cement-beton (zoals hier links op de foto) en kan dan weer jaren mee. 


Of de voorstelling wordt nagenoeg opnieuw opgezet. 


Renovatie en restauratie veroorzaken wereldwijd een terugkerende tweedracht tussen geloofsbelijder en conservator.


Beeldhouwwerken ontsnappen doorgaans aan elke vorm van herstel. Misschien doordat de gelovige de rituele waarde als verloren beschouwt als de sculptuur beschadigd is. Een hindoe doet geen puja voor een kapotte beeltenis. 


Eeuwenoud erfgoed dat in de koloniale tijd werd gerestaureerd, fungeert nu meestal als openluchtmuseum.


Gelukkig zijn vele beelden, gehavend of niet, bijtijds in musea ondergebracht.



Liever nog zo’n lukrake, oud-koloniale opstelling zonder enige context dan de diep-diep doordachte, overgestyleerde opstelling van een hedendaagse conservator, eveneens zonder enige context. (Zie de hal van Musée Guimet in Parijs).


Godenzijdank zijn deze lingams niet in het Tropenmuseum terecht gekomen want dan hadden ze wellicht braaf en decent in het depot

gestaan

Is het slotje serieus bedoeld om inbrekers buiten te houden? 


En het papieren zegeltje om te voorkomen dat de sleutelbeheerder de goud bedraadde costuums uitleent voor huwelijken en partijen..?


Deze schildering zal niet ouder zijn dan een jaar of zestig… de in het zwerk zwevende krijgers doen te sterk denken aan kunst uit de Mao Tse-toung jaren.



In dorpen en steden heeft men zo z'n eigen goden, stijl en restauratie.

Armere volkeren reiken hun goden veelal voedsel aan, want een dierbare moet eten. Liefde gaat door de maag. 

Als we gebogen op een onmogelijke mountainbike door een dorpje fietsen, knijpt Ais ineens de handremmen in.


‘Ach, nu begrijp ik het!’



Ik kijk waar hij naar kijkt en zie een huisje met een raar rek voor de deur. Heel dun, rond… vloeipapier?

'Dáárom hebben loempia-velletjes vaak zo’n kruis-patroon. Door de manier van drogen!’  



Het dorpje ligt op de route naar de rivierdelta. 

De weg waarop de kinderen lopen, staat om de zoveel maanden onder water. 

De maanden dat de waterpomp hoog en droog staat, hoeven ze niet per bootje naar school.

Nog een jaartje doorgroeien en ze kunnen gewoon aanschuiven.

(Soms oogt het bestaan ondraaglijk licht voor een oudere man met hielspoor.)


'I know nothing in the world that has as much power as a word. Sometimes I write one, and I look at it, until it begins to shine.' (Emily Dickinson) 


Leren schrijven is leren lezen en vooralsnog de enige manier om ooit de geschiedenis te bevatten die hem hier letterlijk draagt.


Angkor Wat is een groot, afgegrensd, goed onderhouden en beschermd natuurgebied waar menige tempel wordt gerestaureerd. Dankzij de dagpassen die toeristen dienen te kopen, is daar geld voor.


Wie de fiets pakt en de zandpaden neemt waar gemotoriseerd vervoer als bussen en tuk-tuks niet kunnen rijden, vindt nog talloze stille stukken bos met verlaten, overwoekerde tempels.


Voor meer foto’s zie: Temples and trees.

All photographs and texts ©Kashba  Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty