Home
KASHBA Asiatica
Ais Loupatty
Ton Lankreijer
Staalstraat 6
1011 JL Amsterdam
Open 12:00 – 17:00
Zondag / Sunday 14:00 - 17:00
Contact:
31-20 - 6 23 55 64
06 - 588 41 370
2. Waarom toen die ene foto daar… in Japan
‘Volgens mij hebben jullie het daar heerlijk,’ mailt een vriendin, ‘en verdwijnt Van Wolferen al ’n beetje naar de achtergrond en nemen de zintuigen en voelsprieten het over.'
Vroeg op een zondagochtend stappen we in de metro van Tokyo. Tegenover ons snurken twee jongelingen tijdens alle twaalf stations die wij afleggen.
Ze gaan gekleed in het zwart met ergens een stropdas.
Zonder Van Wolferens meesterwerk over Japan had ik wellicht twee doorgezakte studenten tegenover me gezien. Nu vermoed ik dat het jonge salarymen zijn die gisterenavond met kantoor verplicht doorzakten. Daarna werd het te laat om terug te reizen naar hun nog net betaalbare slaapplaats aan de rand van de stad.
Ze blijven metro-rondjes slapen tot het tijdstip aanbreekt dat ze weer fris-vroom-en-vrolijk mogen aantreden.
Later zie ik enkelen onder hen die bij de aankondiging van een volgend station wakker schrikken en vlug een vochtige tissue openscheuren om hun gezicht, hals en handen snel nog wat op te schonen.
Takeshita is een smalle, drukke straat in Tokyo die naar een belangrijke tempel leidt. Tussen traditioneel geklede gelovigen winkelt er veel jeugd.
Een bepaald type jong meisje valt op: kort rokje, blote beentjes met ogenschijnlijk nog wat babyvet... onmogelijk hoge schoenen of veel te grote gympen... strikjes, speldjes, beestjes... Alles uitgevoerd in zoete pastelkleurtjes.
Hun lange haren zijn vaak gebruind of geblondeerd. Hun gezicht is soms wit geplamuurd, waartegen de zwaar gestifte lippen fel afsteken.
‘Kijk toch, hoe vreselijk hun huid er onder lijdt!’ zegt een lage, luide stem geïrriteerd. Ik hoef niet om te kijken om te weten dat de spreker zwart en Amerikaans, maar zie daardoor wel dat hij ronduit boos is.
Verontwaardigd wijst naar het gebleekte uiterlijk van een van de meisjes. Kennelijk vat hij hun makeover op als een persoonlijke belediging.
De meisjes giechelen wat om zijn aandacht en huppelen weg.
Een kwartiertje verderop zie ik in een winkel allerlei maskertjes, voornamelijk uit het No theater.
Het enige vrouwelijke masker tussen al de traditionele mannen en monsters is maagdelijk wit. Het doet me denken aan het opgemaakte gelaat van een geisha.
Rond de tweede wereldoorlog werd 'alles-japans' weggezet als namaak en na-aperij. Antroposofen noemden het land van de opkomende zon een typisch ‘ aanland': een cultuur die
zich weerspiegelt in het werkelijke licht – zijnde het westerse dus… Het onderscheid dat ze daarbij maakten betrof tussen onze ik-cultuur versus hun gij-cultuur. Voor alle duidelijkheid: ik wordt daarbij allesbehalve verstaan als individualistisch of egocentrisch, maar als doener, ontdekker of onderzoeker.
Een paar decennia later kreeg de opkomende economie van Taiwan die kwalificatie toebedeeld en later China, Korea of Wherever.
Maar identificeert men zich in Japan eigenlijk wel met het blanke ras, zoals genoemde Amerikaan veronderstelde?
Japan noemt zich graag een ‘homogeen volk’. Over hoe dit tot stand wordt gehouden dankzij een diepgewortelde xenofobie (‘een irrationele en-of obsessieve angst voor vreemdelingen’) bestaat legio verhalen. Zelfs van inwoners die ’te lang' in het buitenland verbleven.
Het is een bij vlagen oplaaiend, politiek ondersteunde eilandmentaliteit: wij versus de rest van de wereld.
Evenals vele andere culturen – o.a. de VS, Israel – koestert men een sterk superioriteitsgevoel. Al krijg je in het nationale oorlogsmuseum-annex-tempelcomplex Yasukuni de indruk dat het een tikje ernstiger is dan bij alle overige we-chosen of us-first politiek.
Het koesteren van een lichte huid gaat beslist niet over vereenzelviging met het blanke of witte ras maar louter en alleen met de moderniteit, status en rijkdom van de eigen elite.
De geblondeerde, zoet gekleurde meisjes ‘schreeuwen' dat ze van welgestelde komaf zijn – lelieblank dankzij nauwelijks te hoeven werken en zeker niet in de buitenlucht en toch voldoende geld voor de huidige statussymbolen en een leven van permanente shoppen.
Desnoods door - openlijk! - aan te knopen met een sugardaddy…
Oorspronkelijk hadden netsukes een functie als gebeeldhouwde knopen om een ceintuur mee vast te maken. Ze zijn doorgaans knap en geestig gesneden. Uit bijzondere houtsoorten, ivoor, hoorn of steen bijvoorbeeld.
Doorgaans stellen ze religieuze, samoerai of mythologische figuren voor. Of grappig verbeelde zaken uit leven.
Ook waren er voorheen kunstenaars die langs de dorpen trokken om ter plekke een wens in hout, been of ivoor te verbeelden.
The National Museum in Tokyo heeft zowel keizerlijke als volkse collecties. In een eenvoudige, kleine vitrine staat onderstaand beeldje van twee bejaarden op hun knieën.
De bijgaande tekst luidt: Polishing the heart.
Twee oudjes die hun gezamenlijk hart oppoetsen. Wat een aandoenlijke metafoor voor het onderhouden van een relatie tot de dood erop volgt.
Misschien raak ik wat overenthousiast doordat deze netsuke een van de spaarzame voorwerpen in het museum die me ontroeren. Japanse kunst lijkt over het algemeen niet zo…tja… spontaan, emotioneel? Het betreft eerder een kille schoonheid van uitgekiende stilering.
Jammer genoeg staat de netsuke niet in het museumboek afgebeeld. Ik loop terug en neem - heimelijk - een foto. ’s Avonds doe ik de foto als bijlage bij enkele emails. Inclusief titel.
‘Prachtige netsuke,’ reageert een vriendin, taalkundige van beroep. ‘Maar zou het kunnen dat je de letter h aan het eind vergat?’
Polishing the hearth? De plaat poetsen, de plaat van de open haard..?
Een beetje ontgoocheld zoek ik de foto van het kaartje op.
Geen h. Foutje van het museum..? Vast wel. Twee verliefde oudjes zou stellig een uiting van teveel emotioneel vertoon zijn bevonden. Geen kunst, want niet gestileerd.
Bij sommige winkels staan lange rijen wachtenden. Dankzij reclamestunts van grote merken of dankzij mondreclame bij kleine chocolaterieën en taartenwinkeltjes wacht het publiek lijdzaam in lange rijen.
Overal elders ter wereld zou een ondernemer die elke dag een rij voor z’n deur ziet staan, extra personeel aannemen.
Opdat er geen klanten weg lopen uit de rij aan de kassa.
Hier wordt duidelijk anders geredeneerd. Geen betere reclame dan een rij wachtenden voor je deur. Desnoods met personeels- of familieleden ertussen.
De klant als gratis figurant die ook nog eens geld komt besteden…
Nergens langs de straten staan vuilnisbakken. Nergens langs de straten zwerft vuil. Iedereen houdt z’n troep bij zich. De straat is publiek domein, waarom zou jij die mogen vervuilen?
Je mag niet op straat parkeren en ook niet roken. Of een café of restaurant dat binnen toestaat, moet het zelf bepalen. Eethuisjes waar bedrijven hun salarymen fêteren, staan niet zelden blauw van de rook.
Weinig straten hebben tegels of borden zoals hieronder, deze zal voor niet-Japanners zijn bedoeld.
Als dit stukje triviaal overkomt, dan heb ik de verkeerde voorbeelden gekozen of niet goed verwoord. De opvatting van publiek domein is uiterst bepalend in het sociale verkeer.
Evenmin triviaal.
Koud, lauw of warm?
Sproeier of bidet? Hard of zacht? En dan de bibs nog even droog föhnen…?
Mmm….
Tevergeefs zoek je naar een spoelknop. Dan de deksel
maar dicht – et voila, het klinkt alsof ie spoelt. Even checken. Het spoelen stopt weer meteen. Een koelkastlampje-kwestie.
Niets went zo snel als luxe. Van voorverwarmde bril schrik je aanvankelijk, de warmte van de voorganger? Japanse poepdozen reduceren alle overige toiletten ter wereld per definitie tot armoe. Ze kennen echter ook een luxe variant, een des boîtes de caca.
Overvallen door al die dagelijkse rauwe vis in z’n darmen, vliegt Ais het toilet binnen van een chique warenhuis. Zodra hij de deur van de zwart gemarmerde ruimte opent, gaat boven het toilet een
zacht romantisch spotje aan. De toiletdeksel opent uit zichzelf, welwillend réceptief. ‘Kom maar.’ Het geklater van een watervalletje klinkt op. Om het gezellig te maken? Of om de aangrenzende boîtes de caca van elke decharge audible te vrijwaren.
執着した肛門 anale obsédé
'Dit conflict kan rustig en ontraumatisch verlopen, maar ook heel intens en onstuimig.' – (Wikipedia)
Naast het toilet zit aan de muur een keuzeknoppen-paneeltje op ooghoogte. Hij selecteert een muziek-icoontje. Ergens in een bovenhoek zwelt Air van Bach aan.
Kennelijk gaat het goed samen met mysofobie oftewel smetvrees, klinkt toevallig heel Japans. Hoe moet je het anders duiden dat er op zovele publieke plekken gratis te gebruiken pompjes met ontsmettingsgel staan.
Op de balie van het hotel en van een bank (kan ik me wel iets bij voorstellen) of bij binnenkomst in een museum ('onduidelijke boodschap', je mag immers nergens aanzitten).
この部分の終わり
Het gebruik om bij verkoudheid een mondkapje te dragen, lijkt me aanvankelijk zeer sociaal. Zelf-opofferend zelfs, want je kunt jezelf bij elke kuch of niesbui her-infecteren. En brildragers zien niks, tenzij ze de glazen vantevoren insmeerden met een beetje zeep.
Omdat bacteriën hun weg naar anderen eveneens via voorwerpen vinden, dragen velen er tevens dunne handschoentjes bij – met name vrouwen die tevens een beetje chique willen ogen.
Sociaal, zeker. Maar het zegt tevens: fysiek contact niet gewenst. Dat kan tot verbijsterende tafereeltjes leiden. Zo vroeg ik in een grote hal aan een dame naar het toilet. Ze deed haar rechterhandschoen uit, wees me de richting en trok vervolgens de handschoen weer aan.
Slechts sporadisch hoor ik echter iemand achter al die kapjes niezen of proesten. Mogelijk dragen velen de mondkapjes vooral tegen luchtvervuiling. Maar waarom binnen bankkantoren, politiestations of shoppingmalls? Vinden ze toch vooral de ander vreemd dus vies?
Mettertijd vermoed ik dat mondkapjes ook als halve maskertjes functioneren. Om jezelf weg te cijferen of wat minder individu te zijn.
Om onopvallend aan je dagelijkse verplichtingen te voldoen en minder verantwoording toebedeeld te krijgen. Je wordt immers minder snel aangesproken.
この部分の終わり
Met een nonchalante blik lopen reizigers de gigantische stationshal binnen, laten hun ogen even langs de gestapelde schijven met vertrektijden glijden, vinden kennelijk het juiste perron in een van de vier onder elkaar liggende tunnels en lopen al snel weer verder.
In de weerspiegeling van een stalen wand zie ik temidden van al het voortsnellende volk een oude, ontheemde man stil staan.
Met half open mond staart ie terug.
Niet langer van deze wereld.
Om het dagelijks levensgeluk te kietelen, richt men zich doorgaans tot shinto. Deze ’weg der goden’ is het totaal aan ‘ eloven' dat door de eeuwen op het Japanse eiland tot bloei kwam: een mengelmoes van animisme, sjamanisme, spiritisme en andere stromingen.
Vanaf 1900 hebben nationalisten het totaal opgepimpt tot een staats-ideologie met nadrukkelijk de keizer aan het hoofd.
Bij wensen, verlangens, liefde, tegenslag of ziekte heeft Shinto het nodige te bieden, maar bij de dood staat het enigszins met lege handen.
Hoe nader het einde, des te liever men zich daarom richt tot het boeddhisme, dat naar verluid een gunstige reïncarnatie kan bewerkstelligen.
Shinto voor nu, boeddhisme voor later.
Gevolg is wel dat kloosters en tempels vele legaten toevallen. Ze staan er dan ook goed onderhouden bij, zij het doorgaans nogal leeg en verlaten.
De Dalai Lama mag graag grappen dat ‘het boeddhisme de enige democratische religie is want iedereen kan boeddha worden’ – ook al is boeddhisme geen religie en verlichting geen kwestie van worden.
Dankbaarheid als zelfgebreide muts.
Bij een tempel knipt een vrouw een oude boom bij. Hé, thuis heb ik precies zo’n tangetje. Ik bewaar het voor fijn werk als het doorknippen van een rijgdraad en zo.
Deze tuin werd in de vijftiende eeuw aangelegd.
De bomen en de mensen zijn vele keren vervangen maar de tuin bleef hoe dan ook dezelfde.
Een houtsnede uit de begintijd geeft er langszij akte van.
Stilte dient te worden beschermd, zegt men wel. Nergens hangt een bordje.
Zou ook overbodig zijn. De stilte die hier hangt is streng van zichzelf.
Een bevriend, abstract-werkende kunstenaar merkte ooit op: ‘Je moet de natuur niet in woord of beeld willen weergeven – die is immers perfect.’
Japanse tuinen zijn misschein een vorm van samenwerken met de natuur om menselijke symboliek weer te geven. Een soort antropomorfisme?
Misschien kwam ‘de betekenis’ pas veel later, wat maakt het uit. Per slot verandert de betekenis van symbolen toch met elke generatie.
Slechts enkele zijn sterk genoeg om te overleven, misschien omdat ze niet bedacht zijn maar een analogie in de natuur hebben. Zoasl hèt symbool van het boeddhisme: de lotus die uit de modder en door het donkere water zich aan de oppervlakte groeit om zich in het zonlicht te ontvouwen.
Het cultiveren van betekenisvolle tuinen stamt – even als Zen (Chen) - oorspronkelijk uit China. Tijdens de eeuwen van isolatie verfijnde Japan de uitvoering ervan.
De eerste buitenlanders die halverwege de negentiende eeuw de tuinen zagen, stonden verbijsterd en schreven er in diepe bewondering over naar huis. Japon en Zen kregen een magisch-mystieke klank in kunstenaarskringen van Wenen tot Parijs.
Het lijkt me aannemelijk dat deze tuinen evenzo binnenlands een shogun of boer met verbazing vervulden – en verstilden.
Kyoto ligt in een vruchtbaar en rijk gedeelte van Japan. De bergen tellen honderden oude tempels en tuinen. Eeuwenlang goed onderhouden en gerestaureerd. Zowel de natuurgoden als de mensen wonen er beter.
Zo ver ik weet, is niet helemaal duidelijk hoe of waarom stenen tuinen zijn ontstaan. Zou de overstap van een tuin met een rivierbedding naar alleen een rivierbedding niet het simpele antwoord kunnen zijn?
Het verhaal gaat dat Kyoto tijdens de tweede wereldoorlog aan de bombardementen ontsnapte doordat een van de VS-generaals er ooit z’n honeymoon had doorgebracht.
Alsof de plaatselijke natuurgoden niet lang tevoren dat huwelijk van die militair hadden geregeld.
この部分の終わり
Misschien zorgden de honderdduizenden, bijkans heilige bloesembomen ervoor dat vele oude straatjes in Kyoto aan de algehele naoorlogse, stedelijke vernieuwingsdrift ontkwamen.
De Japanse lente is tegenwoordig bijkans een internationaal evenement. Een eindeloos aantal foto’s vliegt elk jaar opnieuw door de digitale wereld.
De veelal bejaarde fotografen die elk jaar weer vol vreugde het bloempje vastleggen, horen er inmiddels net zo bij.
De prunussen serrulata blijken begin maart 2015 nog kaal, nat en donker. De takken vormen fraaie grafische contouren, dat wel.
Het is nog te vroeg in het seizoen, de kleur moet je er maar bij denken.
‘Hoe mooi zou het hier zijn met zo’n paars-witte gloed…’
- Is het nù niet mooi dan?
‘Jawel, je hebt gelijk. Zij zien straks overal roze suikerspin in de bomen hangen. Wij zien de structuur van de bomen, de grillige takken, wij boffen!
Zwijgend lopen we verder langs de rivier.
Totdat Ais verzucht: ‘Ach, just think pink.’
Maar dan, op een ochtend vlak voor vertrek… lang verwacht en toch plotseling gekomen… zoeffff…. in de parken, in de straten… ineens gaan de donkere takken schuil onder een wolk van wit en rose… overal wit en rose… wit en rose…
Zie ook: De kersenbloesem oorlog van Japan
‘De Japanners worden er een beetje dronken van,’ volgens een reisboekje.
Ook een beetje verliefd.
’Als het niet verboden is,’ vindt men in het Westen, ‘dan kan het dus.’
Japan denkt anders: ‘Als het niet duidelijk is toegestaan, is het waarschijnlijk verboden.’
Aldus kopiëren reisboeken elkaar om ‘het Japanse karakter’ toe te lichten. ‘Zonder strenge orde geen gelijkheid in een dichtbevolkt land als Japan.’
Regels zijn regels, misschien iets meer in Japan. Ook een kale zwemmer moet een badmuts op. Homogeniteit vertaald in uniformiteit. Geen kind, hoe getalenteerd ook, mag een klasje overslaan.
出る釘は打たれる oftewel ‘uitstekende spijkers dienen te worden ingehamerd’.
‘Want' de bevolkingsdichtheid ligt rond de 349 /km2. Veel grond is onbewoonbaar.
Een eendere redenering als in dat andere, dichtbevolkte land met maar liefst 509 /km2: ‘Wie z’n hoofd boven het maaiveld uitsteekt…’
Vrijwel direct na de tweede wereldoorlog besloot Japan te herstellen door nog nadrukkelijker te kiezen voor industrialisatie. Zo’n keuze is snel en eenvoudig gemaakt als de ambtelijke en zakelijke elite van oudsher bij elkaar over de vloer komt, onderling trouwt en elkaar de baantjes toespeelt.
In het landschap tussen Komaki en Kanasawa zie je vanuit de trein de beslissing in het landschap terug: ruim baan voor elke vorm van industrie. Soms lopen pijpleidingen of aanvoerwegen op kolossale betonnen schragen dwars over de huizen van een dorp.
Kleine, eenvoudige woningen, al dan niet met een autootje voor de deur – dat niet op straat mag parkeren.
Als Japan inmiddels al decennia tot de top der wereldeconomieën behoort, waar is dan al dat geld gebleven? In de USA staan vele bruggen op instorten, maar in Japan en China zie je een deel van de exportwinst duidelijk terug in de infrastructuur: een uitgebreid wegennet, een perfect geoutilleerd treinstelsel (met voldoende personeel), goed onderhouden kanalen en waterwerken, vele viaducten, lange bruggen, eindeloze bergtunnels, enzovoorts.
'Japan is zo groot als Californië maar als je het onbewoonbare gedeelte aan vulkanen, berg en bos eraf trekt,’ vermeldt een reisgids, ‘hou je de staat Kentucky over' (2,5 keer Nederland). Maar met z’n 128 miljoen wonen Japanners vooral bij elkaar langs de kusten.
Zoals in sommige landen alles bijvoorbeeld ten dienste staat van het leger, dient alles in Japan sinds decennia de export-industrie.
Desondanks kent ook de gemiddelde Japanner nog steeds lange werkweken, kleine uniforme behuizingen en een minimale vakantietijd. En dat gaat er in de toekomst niet beter op worden.
Volgens ministeriële statistieken worden er sinds 2014 meer luiers verkocht voor bejaarden dan voor babies. Over tien jaar zullen er meer inwoners boven de vijfenzestig zijn dan er onder.
Toch stelt het land zich nogs steeds nauwelijks open voor immigratie. Als van ouds leidt het eilandgevoel tot een beangstigend nationalisme en xenofobie.
Vanaf 1900 werd Japan een groot voorbeeld voor de rest van Azië. Ook erna maakte het lange tijd veel meer indruk op de omringende landen dan de kolonialisatoren Engeland en de Verenigde Staten. Ondanks alle militaire agressie voor en tijdens de twee wereldoorlogen.
Van India tot Indonesië kwam je in de zeventiger jaren jongeren tegen die Japans leerden. Voor hen was het de taal van een Aziatisch volk dat op eigen kracht economisch mee wist te komen in de vaart der volkeren.
Het China van Mao had – ondanks de winkeltjes met een keur aan zwaar gesubsidieerde, vertaalde literatuur en propaganda in de omringende landen – lang niet zo’n aanzien.
De export van landbouwmachines, Toyota taxis, brommers, radio’s, cassetterecorders en andere consumptiegoederen werd door de rest van Azië vol bewondering bekeken… en aangeschaft.
Die goodwill is verdwenen. Tegenwoordig leren Aziatische jongeren liever Engels en Chinees.
Behalve in Japan waar jongeren hooguit een beetje engels spreken. Het past kennelijk niet zo in de 'strong patriotic education' op school.
Yasukuni, de tempel annex museum waar Japanse oorlogshelden worden geëerd en waar officiële regeringsbezoeken telkens ernstige kritiek oproepen, met name uit China.
Binnen mocht niet worden gefotografeerd. Zelfs als je niets van de tweede wereldoorlog in Azië afweet, dan nog begrijpt een weldenkende bezoeker dat de teksten bij de foto’s en voorwerpen Japan van oorlogsmisdaden dienen vrij te pleiten. Als het niet zo’n kromme beeld-spraak was, zou ik zeggen dat ze zich ermee alsnog in eigen voet schieten.
この部分の終わり
Als we ’s middags de bus nemen, zijn we meestal de jongsten. Onderling vechten de oudjes om een zitplaats zo dicht mogelijk bij de uitgang, opdat ze de deur halen voordat de bus weer optrekt.
Het respect voor ouderen is van oudsher groot, maar daar kunnen oudjes niet van leven. De lokale winkeldief is vaak grijs.
‘Een kwart van de oudere daders is tien keer of vaker gearresteerd en was telkens binnen een jaar na elke vrijlating terug in de gevangenis.’ Welbewust. Binnen is gratis eten, warmte, zorg en minder eenzaamheid.
Ondanks de taalbeperking, personeelstekorten, vergrijzing, aardbevingen, orkaangeweld, problemen met kerncentrales, zullen hier in 2020 de Olympische Spelen plaatsvinden.
Voor de derde keer.
この部分の終わり
Zie ook: De kersenbloesem oorlog van Japan
Aanbevolen
1. Uit een recensie bij het verschijnen van ‘The Enigma of Japanese
Power
Karel van Wolferen hoopt dat zijn boek ‘zal bijdragen tot het besef dat veel van door Japan veroorzaakte internationale problemen niet het gevolg zijn van Japanse kwaadgezindheid. Ze komen voort uit de beperkingen van het politieke systeem dat ik heb beschreven.’
‘Als dit boek dus een wat somber beeld lijkt te schetsen, komt dat doordat de meeste aangename kanten van Japan, zijn schone kunsten, de esthetiek van veel dagelijkse dingen en de vriendelijkheid van de bevolking niet tot mijn onderwerp behoorden.’
2. Voor de 'schone kunsten, de esthetiek van veel dagelijkse dingen en de vriendelijkheid van de bevolking':
Japan, the paradox of harmony
door Keiko Hirata en Mark Warschauer
Yale University Press 2014
ISBN 978-0-300-18607-9
Over Japan, zie ook: Fallus festival
All photographs and texts ©Kashba Ais Loupatty & Ton Lankreijer.Webdesign:William Loupatty